HC 1 --> Indtroductie Flashcards

(46 cards)

1
Q

Wat is Experience Sampling Method (ESM)?

A

Meerdere keren per dag vragen over stemming, gedrag, context, etc –> inzicht in fluctuaties in emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ontwikkelingspsychologie van de levensloop

A

van baby tot de dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Definitie Ontwikkelingspsychologie

A

Ontwikkelingspsychologie betreft de veranderingen binnen personen gedurende de levensloop, en de verschillen en overeenkomsten tussen personen met betrekking tot de aard van de veranderingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Doel ontwikkelingspsychologie

A

Het doel is niet alleen om deze intrapersoonlijke veranderingen en interpersoonlijk verschillen te beschrijven, maar ook om te verklaren waarom ze plaatsvinden en om te zoeken naar manieren om ze zo optimaal mogelijk te veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Intra-persoonlijke veranderingen

A

Veranderingen binnen personen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Inter-persoonlijke verschillen

A

Verschil tussen personen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat ontwikkelt wanneer, hoe, en waarom?

De “Wat” in ontwikkelingspsychologie - onderwerpen van deze cursus

A

Biologie
Cognities
Sociaal
Emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verschillende soorten ontwikkeling

A
  • fysieke ontwikkeling: groei, lichaam, organen, hersenen
  • cognitieve ontwikkeling: verandering in perceptie, taal, geheugen
  • psychosociale ontwikkeling: kruising tussen persoonlijke en interpersoonlijke ontwikkeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Typische vragen voor ontwikkelingspsychologen

A
  • Welke vaardigheden, attitudes en interesses kun je verwachten van een baby, een schoolgaand kind, een tiener, een volwassene en een oudere volwassene?
  • Welke minimumleeftijd zou er gehanteerd moeten worden voor rechtsbevoegdheid, stemrecht, strafrechtelijke verantwoordelijkheid, pensioenleeftijd?
  • In welke periodes van de ontwikkeling kunnen we welke typische crisissen, risico’s en problemen verwachten?
  • Is het mogelijk om ontwikkeling te beïnvloeden of om langdurige schade te voorkomen?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat ontwikkelt wanneer?

De “Wanneer” in ontwikkelingspsychologie –> leeftijdsperioden

A

Bij het bestuderen van de normatieve ontwikkeling, linken we belangrijke veranderingen in de ontwikkeling aan bepaalde leeftijden

  • prenataal (conceptie - geboorte)
  • (neonataal/pasgeboren (1e maand))
  • infancy/zuigeling (0-2j)
  • preschool (2-5j)
  • middelschool (6-10j)
  • adolescentie (10-18j)
  • jongvolwassen (18-25j)
  • vroege volwassenheid (25-40j)
  • midden volwassenheid (40-65j)
  • late volwassenheid (65+)

Leeftijd op een continue manier vergelijken tussen groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Twee fases van de oude leeftijd

Jong oud

A
  • 60-80 jaar
  • Nog relatief gezond
  • Actief

Maar zeer grote verschillen tussen individuen (leeftijd niet erg informatief)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Twee fases van de oude leeftijd

Oud oud

A
  • 80-100 jaar
  • Toegenomen risico voor fysieke en cognitieve problemen

Maar zeer grote verschillen tussen individuen (leeftijd niet erg informatief)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De “Wanneer” in ontwikkelingspsychologie

Wat ontwikkelt zich wanneer?

A

BELANGRIJK: Biologische leeftijd is nooit verantwoordelijk voor veranderingen, en verklaart veranderingen daarom ook niet.

  • Veranderingen kunnen alleen correleren met leeftijd - “vehicle” of change
  • Doel = het linken van de veranderingen aan de „waarom”: welke mechanismen drijven ontwikkeling?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Culturele verschillen

A

verschillende culturen categoriseren leeftijdsgroepen anders
- soms zijn er tradities/rituelen voor een overgang van kind naar volwassenen.

Lagere SES wordt geassocieerd met het eerder bereiken van mijlpalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Tijdschaal van ontwikkeling

Variabiliteit vs verandering

A
  • Variabiliteit (= kortetermijn veranderingen die min of meer omkeerbaar zijn) vs. verandering (= min of meer blijvend)
  • Variabiliteit kan verandering voorspellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Cross-sectionele designs

A

Individuen van verschillende leeftijden op hetzelfde tijdsmoment bestuderen

  • Verschil onderzoeken
  • Verschillen tussen personen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Longitudinale designs

A

Dezelfde individuen op
verschillende tijdsmomenten bestuderen

  • Verandering onderzoeken
  • Verschillen binnen personen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Uitdagingen door omgevingsinvloeden: ontwikkelingseffecten of iets anders?

A
  • Omgevingsinvloeden (bijv. oorlog, pandemie) kunnen resultaten beïnvloeden –> kan de indruk wekken dat ontwikkeling plaatsvindt, terwijl resultaten veroorzaakt worden door omgevingsomstandigheden
  • Verschillende problemen afhankelijk van het onderzoeksdesign
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Uitdagingen door omgevingsinvloeden: Cross-sectioneel

A

Cohort effect

20
Q

Uitdagingen door omgevingsinvloeden: Longitudinaal

A

Tijd-van-meting effect

21
Q

Cohort

A

Iedere groep uit dezelfde culturele omgeving en dezelfde tijdsinterval

22
Q

Cohorteffecten

A

Verschillen in variabelen die relevant zijn voor de ontwikkeling, die voortkomen uit (niet-leeftijdsgerelateerde) factoren waaraan iedere geboortecohort werd blootgesteld

23
Q

In een cross-sectionele studie zijn leeftijdseffecten en cohort effecten verstrengeld

A

Ten onrechte aannemen dat er leeftijdseffecten zijn, terwijl effect (deels) voorkomt uit cohortkenmerken die zijn gevormd door de historische context

24
Q

Tijd-van-meting effect

A

Als effecten van historische events en trends tijdens de dataverzameling invloed hebben op resultaten

25
In een **longitudinale studie** zijn **leeftijdseffecten en tijd-van-meting effecten** verstrengeld
Ten onrechte aannemen dat er verandering plaatsvindt terwijl het effect wordt veroorzaakt door de historische context waarin gegevens worden verzameld
26
Voordelen Cross-sectionele designs
- Economisch mbt tijd (weinig tijd tussen meting en resultaten) - Redelijk goedkoop - Toont overeenkomsten en verschillen tussen leeftijdsgroepen
27
Nadelen Cross-sectionele designs
- Leeftijdseffecten zijn verstrengeld met cohorteffecten - Geen informatie over individuele paden van ontwikkeling (interpersoonlijke verschillen ipv intrapersoonlijke verandering) - Beperkt generaliseerbaar naar andere meetmomenten
28
Voordelen Longitudinale designs
- Echte meting van intrapersoonlijke verandering - Meting van stabiliteit en verandering van ontwikkelingsvariabelen
29
Nadelden Longitudinale designs
- Leeftijdseffecten zijn verstrengeld met tijd-van-meting effecten,test-hertest effecten, attrition (uitval)effecten - Beperkt generaliseerbaar naar andere cohorten - Kost veel tijd - Kost veel geld
30
Sequentie-modellen
combinatie van longitudinaal en cross-sectioneel onderzoek - verschillende leeftijdsgroepen over tijd onderzoeken
31
Meetmethoden
* Zelf-rapportage vs. rapportage ‘by proxy’ (e.g., ouder, partner, verzorger): Interview, Vragenlijsten, Dagboeken * Gedragsobservatie [naturalistisch versus gestructureerd] * Gestandardiseerde Testen/Testbatterijen [vergelijking met norm] * Fysiologie (bijv. Eyetracking, EEG, zuigen, hartritme)
32
Uitdagingen van onderzoek naar ontwikkeling bij jongere volwassenen
* Receptie en productie van spraak * Sensomotorische vaardigheden * Suggestibiliteit * Aandachtsspanne/vermoeidheid * Subjectieve betekenis van concepten * Ongediagnosticeerde klinische beperkingen
33
Pas de methoden aan aan de mogelijkheden van de individuen!
* **Gesproken** antwoord in plaats van geschreven * **Non-verbale** materialen gebruiken * Gebruik van gestructureerde observaties, fysiologische methoden,of ‘**reports by proxy**’ als alternatief voor verbale zelfrapportage * Sprake van **selectiviteit van de steekproef**? E.g., alleen mobiele oudere volwassenen kunnen naar lab komen → vertekend beeld want hoog cognitief functioneren * **Response bias**: sociale wenselijkheid, nauwkeurigheid vs. snelheid, stereotypen
34
Uitdagingen in onderzoek: Experimenteel onderzoek met baby’s
1. Orienterend respons 2. Habituatie 3. Dishabituatie
35
Habituatie
Respons op herhaald aanbieden van dezelfde stimulus wordt langzamer, verandert, of stopt
36
Dishabituatie
Verhoogde respons op een nieuwe stimulus of op een gehabitueerde stimulus na introductie van een wijziging
37
Hoe meet je een respons van een baby?
* Zuig preferentie * Hoofddraai preferentie * Gekoppelde visuele preferentie Kijken, zuigen, hoofd draaien: Geinteresseerd, onverwachte uitkomst (verbaasd), merkt een verschil NIET kijken, zuigen, hoofd draaien: verlies van interesse, bekende uitkomst (niet meer nieuw), merkt geen verschil
38
Uitdagingen: Experimenteel onderzoek naar verouderen | Voorbeeld
Age Stereotype Threat - Zelfde studiemateriaal maar andere instructies: “Het doel van de studie is om te kijken naar jouw...” 1. Geheugenvaardigheden: „...helpt vaststellen of je geheugen normaal is” 2. Leesvaardigheden: “...helpt vaststellen of je leesvaardigheid normaal is”
39
# De “Hoe“ in levenslooppsychologie Principes van levenslooppsychologie, ontwikkeling is...
1. Levenslang 2. Multidisciplinair 3. Multidirectioneel 4. Gains and losses (groei en verlies) 5. Plastisch 6. Ingebed in de geschiedenis 7. Gecontextualiseerd
40
De ontwikkeling moet **multidisciplinair** benaderd worden:
* Biologen * Neurowetenschappers * Historici * Economen * Sociologen * Anthropologen
41
Multidirectioneel
Ontwikkeling is niet een universeel process dat maar één richting op gaat (→ richting meer “mature” functioneren) → Verschillende capaciteiten veranderen volgens verschillende patronen doorheen de tijd Verschillen tussen individuen in: - Verschillende kenmerken verschijnen op verschillende momenten - Rijpen op verschillende snelheid - Nemen af, als dat al het geval is, op verschillende momenten - Dalen op verschillende snelheid Er zijn grote inter-individuele verschillen in ontwikkeling Geen individu is het gemiddelde
42
Gain- loss dynamiek doorheen de levensloop
Ontwikkeling gebeurt door een samenkomst van toename (groei) en verlies (achteruitgang) - Voorbeeld: taalherkenning en acquisitie in de kindertijd – verlies in de context van specialisatie
43
Plasticiteit en beperkingen
- Vermogen om te veranderen als reactie op de omgeving - Gevoelige individuen zijn het meest kwetsbaar in aversieve contexten, maar kunnen ook het meest profiteren in positieve contexten - Paardenbloemen vs orchideeën
44
Historische inbedding
Het verloop van leeftijd gerelateerde ontwikkeling is sterk gevormd door de socio-culturele condities van een historische periode → **cohort & tijd-van-meting effecten** Voorbeelden: * Gezondheidszorg * Sociaal ondersteuningssysteem (bijv. werkloosheidsuitkering) * Pensioenstelsel * Generatie-effecten zoals oorlog meemaken, opgroeien met technologie... * Geldende maatschappelijke conventies, bijv. of het geaccepteerd is om kinderen een tik te geven of juist niet
45
Contextuele invloeden op ontwikkeling
- Normative age-graded - Normative history graded - Non-normative
46
Historische veranderingen
* kindertijd als een leeftijd van onschuld: vroeger werden 6 jarigen al behandeld als volwassenen en zo gekleed * adolescentie: werd pas rond 1900 erkend als overgangsperiode * Emerging adulthood: werd pas erkend in 2000 * Middle age as an emptying of the nest: vanad 20e eeuw kregen ouders minder kinderen en leefde langer om hun kinderen uit huis te zien gaan * Old age as retirement: pas vanaf de 20e eeuw