HC 2 --> Theorieën ontwikkelingspsychologie Flashcards
(33 cards)
Discussies in de ontwikkelingspsychologie
- Natuur vs opvoeding
- activiteit vs passiviteit
- continuiteit vs discontinuiteit
- universeel vs context
natuur - opvoeding
Hoe je bent geboren vs hoe je bent opgegroeid
- Is ontwikkeling voornamelijk het product van genen, biologie en mutatie, of van ervaring, leren en sociale invloeden?
activiteit vs passiviteit
Geven mensen actief vorm aan hun eigen omgeving en dragen ze bij aan hun eigen ontwikkeling, of worden ze passief gevormd door krachten waar ze geen controle over hebben?
- Bv kinderwens –> komt dat uit de persoon of de verwachting van de omgeving
continuiteit vs discontinuiteit
Veranderen mensen geleidelijk en op kwantitatieve manieren (continue), of doorlopen ze kwalitatief verschillende stadia en ontwikkelen ze zeer verschillende competenties en kenmerken (discontinue)?
- bv continue = aantal woorden, taalontwikkeling, discontinue = klankproductie
universeel vs context
Is ontwikkeling hetzelfde van persoon tot persoon en van cultuur tot cultuur, of verschillen ontwikkelingstrajecten aanzienlijk afhankelijk van de sociale context?
Nature-nurture interacties
Gen-omgeving correlaties
Aanleg beïnvloedt (blootstelling aan) omgeving (actief, evocatief, passief)
* Passief genotype-omgevingsfit (op jonge leeftijd): ouders bepalen omgeving waarin kind opgroeit
* Evocatief genotype-omgevingsfit: aangeboren karaktertrekken van kind roepen bepaald gedrag uit bij omgeving
* Actief genotype-omgevingsfit (in adolescentie): kind selecteert omgeving die bij genen past
veranderen doorheen de levensloop!
DNA –> plant water
Passief genotype-omgevingsfit
Ouders bepalen omgeving waarin kind opgroeit
- opgeruimd/slordig
Evocatief genotype-omgevingsfit
Aangeboren karaktertrekken van kind roepen bepaald gedrag uit bij omgeving
- “Ik moet een cadeau kopen voor Kims verjaardag. Op basis van hoe ik Kim ken en ervaar, wat denk ik dat het beste zou passen?”
Actief genotype-omgevingsfit
Kind selecteert omgeving die bij genen past (in adolescentie)
Nature-nurture interacties
Gen-omgeving interacties
Effect van omgeving varieert/hangt af van aanleg
- Mensen met verschillende genen worden op verschillende manieren beinvloed door omgevingsfactoren
- Paardenbloemen (heel resistent) vs orchideeën (heel kwetsbaar)
DNA x plant water
Nature-nurture interacties
Epigenetica
Omgeving beïnvloedt aanleg (expressie van genen, niet genen zelf)
- Omgevingsgevoelige genen: Genexpressie kan doorheen de
levensloop veranderd worden door omgevingsinvloeden
- bv: Fysieke activiteit gaat het genetische risico op
geheugenproblemen op oudere leeftijd tegen
DNA <– plant water
Theoriëen
Algemene theorieën/over de hele levensloop
1. Erikson
2. Bronfenbrenner
3. Leertheorieën (Watson, Skinner, Bandura)
Theorieën over specifieke perioden
4. Piaget (kindertijd)
5. Vygotsky (kindertijd)
6. Sociale Klokmodel (Neugarten)(volwassenheid)
7. Selectie, optimalisatie en compensatie Model (Baltes)(oudere leeftijd)
8. Socio-emotionele Selectiviteitstheorie (Carstensen)(oudere leeftijd)
Erikson’s Psychosociale Ontwikkelingstheorie
- Persoonlijkheid ontwikkelt doorheen de levensloop
- Wordt beïnvloed door cultuur, samenleving en geschiedenis
- In 8 stadia, telkens conflict oplossen en verder
- Als het conflict in een fase op een maladaptieve manier is opgelost, dan kunnen de volgende fases niet adequaat behaald worden, wat leidt tot maladaptieve aanpassing van het individu.
- Het succesvol oplossen van een conflict leidt tot deugden (positieve persoonlijkheidskenmerk [virtues])
Kenmerken: activiteit, discontinuïteit, universeel
Erikson’s Psychosociale Ontwikkelingstheorie, de 8 fasen
- vertrouwen vs wantrouwen –> hoop –> 0-1 (babytijd)
- autonomie vs schaamte –> wil –> 1-3 (vroege kindertijd)
- initiatief vs schuld –> doel –> 3-6 (speeltijd)
- vlijt vs minderwaardigheid –> competentie –> 6-12 (schoolleeftijd)
- identiteit vs rolverwarring –> trouw –> 12-20 (adolescentie)
- intimiteit vs isolatie –> liefde –> 20-40 (vroege volwassenheid)
- generativiteit vs stagnatie –> zorg –> 40-65 (middelbare volwassenheid)
- integriteit vs wanhoop –> wijsheid –> 65+ (late volwassenheid)
Kenmerken: activiteit, discontinuïteit, universeel
“Van Alle nIeuwe Vragen Is Intens Goede Inzicht”
“Hoe Wil De Chille Tiener Leren Zonder Wijsheid?”
Watson: Klassieke conditionering
Ontwikkeling = associaties leren
- Baby’s leren te houden van hun ouders: associatie met positieve sensaties zoals melk drinken, vastgehouden worden, gerustgesteld worden
kenmerken: nurture, passiviteit, continuïteit, specifiek
Vygotsky
Zone van proximale ontwikkeling:
Kloof tussen
- het vermogen van een kind om een probleem op te lossen
- de potentiële ontwikkeling die het kan doormaken met behulp van een ander
Skinner: Operante Conditionering
Ontwikkeling = leerervaringen van het individu
- Gedrag wordt meer of minder waarschijnlijk door de consequenties die het produceert: toevoegen of weghalen van positieve of negatieve stimuli
- → Bekrachtiging (incl. weghalen neg. stimulus) versterkt gedrag
- → Bestraffing (incl. weghalen pos. stimulus) verzwakt gedrag
kenmerken: nurture, passiviteit, continuïteit, specifiek
Leertheorieën: Cognitief Behaviorisme
Sociaal-cognitieve leertheorie van Bandura (1970s)
▪ Mensen leren door observatie → Modelleren [Kijken naar en imiteren wat anderen doen]
▪ Rol van cognitie: leren en anticiperen van de consequenties van bepaald gedrag (mensen kunnen ook nadenken over consequenties)
▪ Diegene die leren letten op, construeren en onthouden mentale representaties van wat ze zagen, halen deze representaties later uit hun geheugen en gebruiken ze om gedrag te sturen – actieve, cognitieve rol van diegene die leert
kenmerken: nurture, activiteit, continuïteit, specifiek
Bronfenbrenner: ecologisch model
Theorie: individu + vijf systemen:
* Microsysteem (directe omgeving)
* Mesosysteem (relatie tussen micro-systemen)
* Exosysteem (indirecte omgeving)
* Macrosysteem (bredere culturele context)
* Chronosysteem (tijd-dimensie)
Ontwikkeling reflecteert invloed van systemen:
* Complex: Contextuele effecten op alle levels en ook tussen levels
Kenmerken: activiteit, specificiek
Bronfenbrenner: ecologisch model, bijdragen en kritiek
Bijdragen:
* Systematisch onderzoek naar micro- en macrodimensies van omgevingssystemen
* Aandacht voor relaties tussen omgevingssystemen
* Nadruk op andere sociale contexten dan enkel familie (bijv. buurt, school)
Kritiek:
* Invloed van biologische en cognitieve factoren onderschat → biologische invloeden werden later toegevoegd aan het model
Kenmerken: activiteit, specificiek
Hoe ontwikkelt cognitie volgens Piaget?
- Universeel vaste volgorde van fasen/stadia → discontinue ontwikkeling
- Elke fase is kwalitatief anders
- Kind draagt actief bij aan eigen kennisontwikkeling (‘little scientist’)
kenmerken: activiteit, discontinuïteit, universeel
Piaget: Fasen van ontwikkeling
sensomotorische fase (0-2)
- sensorische en motorische vaardigheden
pre-operationele fase (2-7)
- taal en mentale representaties
- egocentrisme
concreet operationele fase (7-12)
- logisch redeneren en categoriseren
- conservatie van getallen en massa
formeel operationele fase (12+)
- wetenschappelijk redeneren en hypothesen toetsen
impact op onderwijs (groep 3: leren lezen en schrijven/middelbare: wetenschappelijk redeneren)
kenmerken: activiteit, discontinuïteit, universeel
De nalatenschap van Piaget
Impact op onderwijs:
* Groep 3 (6-7 j): start concreet operationele fase: leren lezen, schrijven, rekenen
* Start middelbare school (12-13 j): start formeel operationele fase: wetenschappelijk redeneren
Gaf impuls aan onderzoek naar cognitieve ontwikkeling
Socioculturele theorie van Vygotsky
- Pedagoog, geïnspireerd door het socialisme
- Kinderen ontwikkelen intellectueel door (actief) te interacteren met hun socioculturele omgeving
- Ontwikkeling is een gedeeld proces (tussen degene die leert en de omgeving)
- Mensen rondom ons (“more knowledgeable other”) maken onze cognitieve groei mogelijk
- Taalgebruik van ouders stimuleert cognitieve ontwikkeling
- Kinderen leren dmv ‘inner speech’: woorden ‘migreren’ naar binnen
Kenmerken: nurture, activiteit, continuïteit, specifiek