HC 9 --> Sociale ontwikkeling 1 Flashcards

(54 cards)

1
Q

Erikson - Trust versus distrust

A
  • Primaire taak/conflict van baby’s (0-1,5 jr): vertrouwen vs. wantrouwen (basic trust vs. distrust)
  • Zeer afhankelijk van ouders
  • Als de verzorger betrouwbaar en responsief is: vertrouwen
  • Als de verzorger onzeker of onbetrouwbaar is: wantrouwen (onveilige hechting)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hechting

A
  • Hechting: sterke emotionele band tussen verzorgers (ouders) en kind (of twee willekeurige mensen)
  • Hechting kan relaties beïnvloeden gedurende het hele leven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hechting: Nature

A

Volgens ethologen (Lorenz), voorlopers van de huidige evolutionaire psychologie, is hechting een
biologisch geprogrammeerde reactie die vroeg na de geboorte plaatsvindt (als hechtingsfiguur aanwezig is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hechting: Nurture

A
  • Volgens behavioristen wordt hechting veroorzaakt door de associatie met voedsel (stimulus voor versterking van de moeder)
  • Watson: Baby/kind moet behandeld worden als een kleine volwassene, zodat ze zich ontwikkelen tot zelfstandige volwassenen
  • Advies voor ouders: houd emotionele afstand
  • Behaviorisme beïnvloedt nog steeds ons dagelijks denken over opvoeding

Watson “The Psychological Care of Infant and Child “ –> behandel kinderen als volwassenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hechting: Harlow experiment (‘58)

A
  • Hoe raken baby’s gehecht?
  • Wat is belangrijker: Eten of liefde?
  • (Ethisch) moeilijk te testen op mensen!
  • Experiment met pasgeboren aapjes:
    A. Moeder van ijzerdraad met melk
    B. Zachte, warme (artificiële) moeder zonder melk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hechting: Harlow experiment –> Kortetermijneffecten

A
  • Apen bleven bij de warme moeder, gingen naar de metalen moeder indien nodig.
  • Toenadering tot warme moeder bij enge stimuli → duid op hechting.
  • Toenaderingzoekend gedrag bij overlevingsgevaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hechting: Harlow experiment –> langetermijneffecten

A
  • “Moederloos” opgegroeide apen vertoonden later afwijkend sociaal gedrag
  • bijv. geen seksueel gedrag, angst voor soortgenoten, geen zorgzaam gedrag voor nakomelingen
    → Belang van een warme ouder-kind relatie als cruciale basis voor ontwikkeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bowlby: Hechtingstheorie

A

“Moederliefde in de kindertijd is net zo belangrijk voor de geestelijke gezondheid als vitaminen en eiwitten voor de lichamelijke gezondheid.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bowlby: Hechtingstheorie –> nature vs nurture

A

Nature
* Aangeboren neiging om zich te hechten aan primaire verzorgers
* Sensitieve periode wanneer hechtingsreactie tot uiting komt
* Maar: Mensen zoeken op elke leeftijd meer nabijheid als ze zich bedreigd voelen

Nurture
* Primaire verzorgers beïnvloeden de ontwikkeling van het kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bowlby: Hechtingstheorie (Mijlpalen)

A

Niet-discriminerende sociale responsiviteit (0-3 maanden)
* geen duidelijke hechting, maar glimlacht terug: ‘sociale glimlach’

Discriminerende sociale responsiviteit (4-6 maanden)
* kleine voorkeur voor primaire verzorger (cortex in ontwikkeling)

Gerichte/gefocuste gehechtheid (7-8 maanden tot 3 jaar)
* Duidelijke voorkeur voor primaire verzorger, sociale referentie, verlatings- en vreemdelingenangst (cognitieve capaciteiten om verzorger te missen)
* Angst piekt op 1-2-jarige leeftijd

Doelgericht partnerschap (vanaf 3 jaar)
* Houden rekening met doelen van de ouders en passen gedrag aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bowlby: Hechtingstheorie –> Sensitieve periode

A
  • Sensitieve periode voor hechting ontvouwt zich in de meest kwetsbare tijd van het leven, in dezelfde periode dat een baby mobiel wordt
  • Angstgevoelens komen naar boven als we “de wereld intrekken”
  • Hechtingsfiguur biedt
    –> veilige uitvalsbasis (secure base) om de wereld te verkennen
    –> veilige haven (safe haven) om terug te keren voor comfort bij gevaar
  • Evolutionaire verklaring: Hechting is goed om te overleven
  • Relatie met primaire verzorger vormt basis voor toekomstige relaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

The strange situation

A

(de vreemde situatie) methode om de hechtingsstijl van kinderen te onderzoeken
1. Moeder en kind spelen samen
2. Vreemde persoon komt kamer binnen
3. Moeder verlaat kamer (alleen met vreemde)
4. Moeder keert terug, vreemde vertrekt
5. Moeder vertrekt (kind alleen)
6. De vreemde keert terug
7. Moeder keert terug

Hoe reageert het kind op het weggaan, de vreemde, het weerzien?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Reacties in de strange situation wanneer ouder terugkeert

A

Veilige hechting (secure attachment)
* Het kind reageert blij op de ouder of kan gemakkelijk door de ouder worden getroost
* De ouder is een veilige basis van waaruit het kind de omgeving kan verkennen

Onveilige hechting (insecure attachment)
* Het kind reageert niet gelukkig en kan niet door de ouder worden getroost
* Ouder is geen veilige basis
* Drie subvormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Onveilige hechtingsstijlen

A
  • Vermijdend (avoidant attachment)
  • Afwerend/Ambivalent (resistant attachment)
  • Gedesorganiseerd/gedesoriënteerd (disorganized–disoriented attachment):
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Inveilige hechtingsstijlen

Vermijdend (avoidant attachment)

A

toont geen verlatingsangst en toont weinig emotie als de ouder terugkeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Inveilige hechtingsstijlen

Afwerend/Ambivalent (resistant attachment)

A

veel angst en stress na scheiding, ambivalente (bv. verdrietige en boze) emoties wanneer ouder terugkeert, ontroostbaar door ouder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Inveilige hechtingsstijlen

Gedesorganiseerd/gedesoriënteerd (disorganized–disoriented attachment)

A

geen consistente manier om ermee om te gaan, verward of tegenstrijdig gedrag, afwijkende reactie op de terugkeer van de ouder (bv. angst, weglopen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hechtingservaringen heeft invloed op interne werkmodellen

A

= cognitieve representaties van zichzelf en anderen
Belangrijk voor verwerken van sociale informatie en gedrag in relaties

Veilig gehechte kinderen
* positieve interne werkmodellen
* “ik verdien liefde en kan andere vertrouwen”

Onveilig gehechte kinderen
* negatieve interne werkmodellen
* “het is moeilijk om van mij te houden en ik kan andere niet vertrouwen”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe raakt een kind veilig gehecht?

A
  1. Sensitief ouderschap: gevoeligheid voor de signalen, behoeften en emoties van een baby
  2. Intergenerationele overdracht: is de ouder veilig gehecht?
    –> Hechting weerspiegelt vaak het interne werkmodel van de verzorgers
    –> Overdracht van dezelfde ‘hechtingsgenen’?
  3. Afstemming/Match tussen de behoeften van kinderen en de steun uit de omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe ontwikkelt hechting zich met de tijd?

A
  • Stabiele omgeving: dezelfde hechtingsstijl over de tijd heen
  • Verandering in omgeving (bv. scheiding of dood van ouder) kan leiden tot verandering in hechtingsstijl
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn effecten van veilige hechting?

A

Kinderen die veilig gehecht zijn, hebben meer kans op betere sociale vaardigheden, een hoger zelfbeeld, vriendschappen van betere kwaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Kritiek op hechtingsstijlen/strange situation

A
  • De categorieën van hechting zijn te vereenvoudigd
  • Kinderen met een ongeorganiseerde hechtingsstijl = gemengde groep
  • 20 minuten niet voldoende om de kwaliteit van de relatie volledig vast te leggen
  • Culturele verschillen kunnen de resultaten beïnvloeden
23
Q

Is de hechting van kinderen universeel?

A
  • Hechting aan primaire verzorger is universeel; meerdere relaties mogelijk
  • Wereldwijd is een vergelijkbaar percentage van de baby’s (60-70%) veilig gehecht

Maar: culturele verschillen
* Bijv. in Japan zijn baby’s vaker overstuur, het is ongebruikelijk dat moeder en kind uit elkaar gaan
* Bijv. in Duitsland meer vermijdend gedrag, meer aandacht voor het bevorderen van zelfstandigheid bij kinderen

24
Q

Hechting: deprivatie op jonge leeftijd

A

Gevolgen van ernstige deprivatie en emotionele (en fysieke) verwaarlozing in de vroege kinderjaren?
* Roemeense weeshuizen (‘90)

Veilige hechting is nog steeds mogelijk, maar timing (en ernst van deprivatie en verwaarlozing) is cruciaal!
* Geadopteerd op 20 maanden oud: 60% veilig
* Geadopteerd op 24 maanden oud: 30% veilig

25
Heeft kinderopvang een (negatief) effect op de hechting van het kind aan de ouders?
Nee: Volgens Amerikaanse studies Het hangt af van de opvang (grote variatie in de VS): * Kwaliteit van de opvang bepalender dan aantal uren * Lage kind-tot-verzorger ratio en stabiliteit verzorgers (niet steeds een andere) * De hechting van verzorger en kind is de sleutel tot goede zorg * Voorspelbare routine en dagelijkse structuur
26
Spelgedrag: Soorten spel
Spel: de belangrijkste activiteit in de vroege kinderjaren → groot invloed op cognitieve vaardigheden - Solitaire spel - Parallel spel - Associatief spel - Cooperatief spel
27
Solitaire spel
alleen, maakt een tekening
28
Parallel spel
alleen maar naast elkaar, bijv. naast een ander kind, beiden maken eigen tekening, weinig communicatie
29
Associatief spel
Naast elkaar, maken eigen tekening (hebben niet een gedeeld doel), maar wisselen potloden uit, volgen elkaars voorbeeld, geven commentaar op elkaars tekening
30
Cooperatief spel
Bundelen krachten, werken samen aan iets, gemeenschappelijk doel
31
Ontwikkeling van het spel
Twee belangrijke veranderingen in het spel tussen baby's en 5-jarigen 1) Socialer 2) Fantasierijker: * Beginnen te doen alsof (pretend play) --> Echte handeling in latere kindertijd (bijv. bakken in keuken) * Collaboratief doen alsof spel --> Begint rond de leeftijd van 4 jaar, --> Fantaseren samen met een andere speelpartner Na 5 jr overgaan tot spel dat meer serieus is, meer gestuurd door regels, en vaardigheden oefent (minder pretend play)
32
Functie van het spel
Spelen stelt kinderen in staat veel vaardigheden te ontwikkelen en te oefenen * **Motorisch** (fysiek of motorisch spel → neurale rijping en verfijning van motorische vaardigheden) * **Cognitie** (pretend play → kinderen presteren beter op cognitieve ontwikkeling, executieve functies en creativiteit) * **Taal** (pretend play → taalvaardigheid) * **Sociaal** (sociaal pretend play → begrip van standpunten van anderen, sociale vaardigheden en populariteit) * **Emotioneel** (spel → gezonde, emotionele ontwikkeling door mogelijkheden te bieden om lastige gevoelens uit te drukken of te uiten, emoties te reguleren en conflicten op te lossen)
33
Vriendschappen
* De essentie van vriendschap is gelijkenis (in geslacht, leeftijd, maar ook waarden, interesses, ...) * Ontwikkelingstheorieën: een beste vriend... --> vervult de behoefte aan zelf-validatie en intimiteit die rond de leeftijd van 9 jr ontstaat --> dient als een oefening voor volwassen romantiek → Beschermende factor van het hebben van een vriend; vrienden leren ook emoties van elkaar
34
Populariteit
* Populariteit wordt een zeer belangrijke factor later in de lagere school * Sociale status wordt het hoofddoel van kinderen * Concreet-operationele fase → maakt kinderen zeer gevoelig voor het maken van sociale vergelijkingen Gerelateerd aan: * Fysieke aantrekkelijkheid * Intelligentie * Sociale competentie * Emotieregulatie vaardigheden
35
Sociometrische status
Sociometrische status in de klas: peer nominaties Soorten vragen: * Wie vind je het aardigst? Het minst aardig? * Wie wordt er gepest? Wie helpt anderen?
36
Sociometrische status gebaseerd op "meest geliefd" en "minst geliefd" nominaties
1) Continue uitkomstmaat: * Sociale voorkeursscore = acceptatie minus afwijzing 2) Categorische uitkomstmaat: - **Populair** (hoog pos/laag neg) 11% - **Afgewezen** (rejected) (laag pos/hoog neg) 13% - **Verwaarloosd** (neglected) (laag pos/laag neg) 9% - **Controversieel** (controversial) (hoog positief/hoog negatief) 7% - **Gemiddeld** (average) (gemiddeld op beide) 60%
37
# BOEK Invloeden van sociometrische status --> hoe uit dit zich
* **afgewezen** kinderen zijn vaak agressief, irritant, gemeen * **verwaarloosde** kinderen zijn vaak verlegen, maar hebben wel goede sociale vaardigheden * **controversele** kinderen hebben vaak goede sociale vaardigheden en leiderschaoskwaliteiten, maar worden ook gezien als agressive bullies
38
# BOEK Invloeden van sociometrische status --> op latere leeftijd
* **verwaarloosde** kinderen worden later vaak goed geaccepteerd door goede sociale skills, tenzij ze sociale angst hebben die hen afzondert * **afgewezen** kinderen blijven vaak afgewezen status behouden, lagere zelfwaarde, slechtere sociale vaardigheden, negatieve attitudes naar anderen, worden makkelijker beïnvloed door antisociale kinderen, slechere academische prestaties
39
Sociale uitsluiting en afwijzing door leeftijdsgenoten, **redenen**
Verschillende redenen: * **Interpersoonlijk**: individuele verschillen, bijv. aantrekkelijkheid, sociale tekortkomingen/persoonlijke kenmerken (verlegen of teruggetrokken zijn) * **Intergroep**: vooringenomenheid of vooroordelen met betrekking tot groepslidmaatschap, bijv. etniciteit, sociaaleconomische status, nationaliteit, moedertaalgroep, gender, cultuur of religie
40
Sociale uitsluiting en afwijzing door leeftijdsgenoten, **gevolgen**
Zelfde gevolgen: * Lager welzijnsniveau * Academische problemen * Afname van prosociaal gedrag * Laag gevoel van eigenwaarde * Internaliserende symptomen (bijv. depressie) * Externaliserende symptomen (bijv. agressie) Gevolgen kunnen sociale uitsluiting versterken
41
Bullying
= Herhaaldelijk schade toebrengen aan een leeftijdsgenoot door woorden of daden (directer dan sociale uitsluiting) * Neemt vele vormen aan: fysieke agressie + meer indirecte of verborgen vormen van agressie * Inclusief cyberpesten * 26% van de 11- tot 15-jarigen pest herhaaldelijk en/of wordt minstens 2 tot 3 keer per maand gepest * verschillende percentages tussen landen (˂10% in Scandinavische landen vs. 40% in Baltische landen) * Blijft niet beperkt tot kindertijd + adolescentie, komt ook voor op volwassen leeftijd
42
Hoofdmotivatie om te pesten
status verwerven
43
Pesten – consequenties
**School**: - Slachtofferschap op school leidt tot: **Teenager**, gezondheid: - psychotische ervaringen - angst - depressie - suïcidaliteit en zelfbeschadiging - slaapproblemen zoals nachtmerries **Volwassene**: Gezondheid: - psychiatrische & ernstige ziekten - roken - langzaam herstel - verhoogde CRP-niveaus - suïcidaliteit - angst Rijkdom: - slechte schoolprestaties - minder inkomen - ontslagen - slecht in het beheren van financiën Sociaal: - slechte relatie met ouders - weinig vrienden - geen vertrouwenspersoon
44
Pesten – langetermijn consequenties
Effecten op inflammatie markers (stofjes in bloed die duiden op een ontsteking, verhogen risico op mentale en fysieke ziektes)
45
Interventies
1) Sociale vaardigheidstrainingen voor slachtoffers of kinderen met risico op afwijzing en uitsluiting * Wisselende resultaten of geen positieve uitkomsten in bijna de helft van de studies * Niet effectief als pesten gebaseerd is op groepslidmaatschap en niet op sociale tekorten 2) Antipestprogramma's op scholen: bestrijden pesten en moedigen leerlingen aan om pesterijen te melden of in te grijpen in plaats van pesters te versterken * Bijvoorbeeld het Olweus Bullying Prevention Program: richt zich op de hele school, de klas, het individu en de bredere gemeenschap → succesvol in het verminderen van pesten en het veranderen van houdingen ten opzichte van pesten * Stimuleren van een inclusieve schoolomgeving door omstanders positief gedrag te laten vertonen en door school- en groepsnormen te versterken die inclusiviteit bevorderen
46
Veranderingen in het sociale leven: Ouders
* Leeftijdgenoten worden belangrijker dan ouders als bronnen van intimiteit en steun → Verandering van interne modellen voor hechting voor ouders en goede vrienden/partner * Ondersteunende ouders bieden veiligheid en moedigen aan om onafhankelijk en autonoom te worden → Evenwicht tussen exploratie en hechting * Veilige hechting tijdens de adolescentie → cruciaal voor ontwikkeling * identiteitsgevoel, eigenwaarde * sociale vaardigheden * emotionele aanpassing, minder gedragsproblemen * hechting aan vrienden en later aan romantische partners
47
Veranderingen in het sociale leven: Vriendschappen
* Vriendschappen met leeftijdsgenoten die vergelijkbaar zijn in --> **fysieke kenmerken** (bv. leeftijd, geslacht, culturele achtergrond) --> **gedrag** (b.v. academische motivatie, hobby's) --> **psychologische kwaliteiten** (bijv. interesses, attitudes, waarden en persoonlijkheid) * Steeds meer vriendschappen tussen seksen, maar pas in de latere adolescentie een hoge mate van intimiteit * Verbinding binnen groepen: --> bij binnenkomst op de basisschool: **uniseks kliekjes** --> eind basisschool/vroeg middelbare school: **menigtes** --> middelbare school: **gemengde seksekliekjes** --> opkomende volwassenheid: **romantische partners**
48
Veranderingen in het sociale leven: Daten en romantische relaties
Drie stadia van daten in de adolescentie 1) **Begin romantische aantrekking** (11-13 jaar) * Getriggerd door puberteit → interesse in romantiek, domineert gesprekken met vrienden * Het ontwikkelen van een verliefdheid op iemand, verliefdheid vaak gedeeld met een vriend van hetzelfde geslacht, maar niet noodzakelijk interactie met persoon op wie je verliefd bent: Als er sprake is van daten, dan meestal in een groepssetting 2) **Exploreren van romantische relaties** (14 tot 16 jaar) * Zowel casual dating als groepsdating 3) **Versterken van dyadische romantische banden** (17 tot 19 jaar) * Meer serieuze romantische relaties ontwikkelen → sterke emotionele banden, die meer lijken op die in volwassen romantische relaties, stabieler en duurzamer
49
Hoe gemakkelijk is het om adolescenten te beïnvloeden?
* Standaardhypothese: Invloed neemt toe in de vroege adolescentie, neemt af in de late adolescentie (curvilineair) * Steinberg & Monahan hypothese (2007): Beïnvloedingskracht neemt lineair af tijdens de adolescentie
50
# Invloed van leeftijdsgenoten Vragenlijstonderzoek: ‘Peer Influence Scale’
Voorbeelditem: "Sommige mensen doen mee met hun vrienden om hun vrienden tevreden te houden" vs. "Andere mensen weigeren mee te doen met wat hun vrienden willen doen, ook al weten ze dat het de relatie met hun vrienden niet ten goede zal komen“ **Resultaat** (in 3 grote samples): beïnvloedingskracht neemt lineair af tussen de 14 en 18 jaar → weerstand neemt toe
51
# Invloed van leeftijdsgenoten Experiment
* Gesimuleerde rijtaak in het lab * Group: Adolescenten, jonge volwassenen en oudere volwassenen * Conditie: alleen vs. met leeftijdsgenoot Adolescenten nemen risicovollere beslissingen in bijzijn van hun leeftijdsgenoten - Bij volwassenen is dat niet zo → Invloed van leeftijdsgenoten neemt af - Onderzoek suggereert dat leeftijdsgenoten een enorm effect heeft op jonge tieners, bijv. bingedrinking
52
# BOEK Temperament van de baby
Temperament en hechting is NIET hetzelfde * relatie tussen temperament en hechting is zwak * baby's kunnen veilig gehecht zijn aan de ene ouder en onveilig aan de andere * temperament wordt sterk beïnvloed door genen, hechting niet * goede ouders kunnen baby's met een moeilijk temperament veilig laten hechten
53
# BOEK Veranderingen in sociale netwerken
- late kindertijd: groepjes met kinderen van hetzelfde geslacht - vroege adolescentie: gemixte groepen beleid door populairste kinderen - late adolescentie: koppels ontstaan en groepen vallen een beetje uit elkaar
54