HC 8 --> Sociale cognitie en morele ontwikkeling Flashcards

(67 cards)

1
Q

Lawrence Kohlberg: Cognitief-ontwikkelingstheorie

A
  1. Hoe is het mogelijk dat normale mensen gruwelijke misdaden plegen (bijv. concentratiekampen)?
  2. Tijdens de adolescentie, kunnen we een morele code ontwikkelen om ons leven te sturen.
  3. Maar hoe meet je het? Ethische dilemma’s!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het dilemma van Heinz

A
  • vrouw stervende door ziekte
  • 5000 euro, maar productie slechts 500
  • apotheker wilde niet voor minder verkopen
  • Heinz wilde inbreken in lab om medicijn te stelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kohlberg’s morele stadia

A
  1. Straf en gehoorzaamheid –> Heteronome moraliteit
  2. Kosten-baten analyse –> Homo calculus/economicus
  3. Sociale verwachtingen –> Goedkeuring/eer
  4. Sociaal systeem en geweten –> Wet en orde
  5. Sociaal contract en individuele rechten –> Utilitarisme + grondrechten
  6. Universele Principes –> Kantiaanse Moraliteit

Belangrijk: Het gaat NIET om de beslissing zelf (ja/nee), maar de argumentatie die het stadium bepaald.

1+2 preconventioneel
3+4 conventioneel
5+6 postconventioneel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Preconventioneel

A

Persoon werkt volgens een “Zal ik gestraft of beloond worden-mentaliteit” (typisch voor kinderen en jonge adolescenten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dilemma van heinz - Straf en gehoorzaamheid

A

Fase 1: “Heinz kan het medicijn niet stelen, want dan gaat hij naar de gevangenis“ → alles doen om straf te vermijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dilemma van heinz - Kosten-baten analyse (instrumenteel
hedonism; eigenbelang)

A

Fase 2: “Heinz zou het medicijn moeten stelen, omdat zijn vrouw dan meer van hem zal houden“→ iets doen omdat je er iets voor terug krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Conventioneel

A

Iemands moraal draait om de noodzaak de regels van de maatschappij te gehoorzamen (de meeste middel adolescenten en de meeste volwassenen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dilemma van heinz - Sociale verwachtingen (intenties en
reciprociteit centraal)

A

Fase 3: “Heinz moet het medicijn stelen, want dat is wat een goede echtgenoot doet” → iets doen om goedkeuring te krijgen van anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Dilemma van heinz - Sociaal systeem en geweten

A
  • Fase 4: “Heinz kan het medicijn niet stelen, want dan zouden andere mensen ook stelen en de wetten zouden geen stand houden” → iets doen wat goed is voor de samenleving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Postconventioneel

A

Persoon heeft een persoonlijke morele code die de regels van de maatschappij overstijgt (weinig mensen bereiken dit niveau)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dilemma van heinz - Sociaal contract en individuele rechten

A

Fase 5: “Heinz mag het medicijn stelen, omdat wetten bedoeld zijn om het welzijn van mensen te beschermen. Wanneer een wet onrechtvaardig is en het recht op leven in gevaar brengt, kan het gerechtvaardigd zijn om deze te overtreden.” → iets doen wat een zo groot mogelijk voordeel voor zoveel mogelijk mensen geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dilemma van heinz - Universele Principes

A

Fase 6: “Heinz mag het medicijn stelen, want het redden van een mensenleven is een fundamentele morele verplichting die boven eigendomsrechten staat.” → Iets doen wat in overeenstemming is met fundamentele en universele ethische principes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Theorie: Netjes geordende stadia

A

Gegevens: Empirische stadia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kritiek op Kohlberg’s theorie

A

Beperkt bewijs voor het fase-model
* Kinderen kunnen verder gaan dan een straf-en beloningsmentaliteit
* Geen duidelijke overgangen tussen discrete stadia; heen en weer gaan en stadia overslaan is gebruikelijk
* Fase 3/4 (conventioneel) blijft overheersen (slechts 10% scoort hoger)

Validiteit:
* Geen sterk verband tussen morele kennis en moreel gedrag
* Associatie tussen morele cognitie en moreel gedrag wordt gemodereerd door motivatie en zelfbeheersing
* Gebrek aan controle voor confounding variabelen (intelligentie, persoonlijkheid, enz.)
* Tot slot: meer moreel redenering bij adolescenten, maar komt wellicht door idealisme → stellen de regels van de maatschappij in vraag, zien de onrechtvaardigheid in de wereld en zetten zich in voor idealistische doelen (neemt op latere leeftijd weer af)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Alternatieve theoretische verklaringen over morele ontwikkeling

A
  • Social learning theory (Bandura)
  • Evolutionaire theorie (Krebs, Tomasello)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

BOEK

Evolutionaire theorie (Krebs, Tomasello)

A
  • morele prosociale neigingen zorgde vroeger al voor een betere overleving
  • daardoor is de neiging meegegaan doorheen de evolutie
  • sociale regels naleven omdat je je anders ook moeilijker kan voortplanten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

BOEK

Psychoanalytische theorie (Freud)

A
  • Superego kan worden gezien als een ouder in je hoofd die je vertelt wat je wel en niet moet doen –> ontwikkeld tussen 3-6 jaar
  • stelt ook dat empathie heel belangrijk is voor morele ontwikkeling
  • het kan prosociaal gedrag motiveren en antisociaal gedrag onderdrukken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Social learning theory (Bandura)

A

Moreel gedrag wordt beïnvloed door:
* Observerend leren (+bekrachtiging en straf)
* Omgevingsinvloeden
* Zelf-regulatie processen (monitoring en evaluatie van eigen gedrag: afkeuring bij misdragingen, goedkeuring bij moreel gedraag)
* Morele onthechting (vermijding van schuldgevoelens bij immoreel gedrag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Evolutionaire theorie (Krebs, Tomasello)

A

Mensen hebben zich ontwikkeld niet alleen door af en toe agressief te zijn, maar ook door morele en prosociale neigingen te he→ kunnen coöperatief in groepen leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Theory of Mind (ToM) definitie

A
  • Theory of Mind (ToM) = vermogen om ideeën (theorieën) te vormen over de mentale wereld van jezelf en van anderen en om gedrag te verklaren in termen van mentale toestanden (bedoelingen, verlangens, verwachtingen)
  • Het eerste cognitieve begrip van kinderen, verschijnt rond de leeftijd van 4 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Theory of mind, basis voor:
* Sociale relaties (populariteit, vriendschappen) * Empathie (delen, helpen) * Wederkerige gesprekken * Humor * Vermogen om te liegen → Belangrijke mijlpaal!
26
Ontwikkeling van Theory of Mind
Eerste cognitieve vaardigheden voor ToM ontwikkelen al heel vroeg! * **Begrijpen van intenties** * **Joint attention** * **Pretend play** * **Imitatie** * **Emotioneel begrip**
27
Onderzoek: (sociale) cognitie van baby’s
* Hamlin (2007): baby’s van 6 tot 10 maanden hebben een ‘moreel kompas’ → Voorkeur voor ‘helpende’ driehoek ten opzichte van ‘vervelende’ vierkant
28
Klassiek debat in baby (en primaat!) onderzoek
* Laat geobserveerd gedrag een diepere betekenis zien of is er slechts sprake van simpel associatief leren? * Simpele associatie: bij bereiken top: springen = leuk → baby verkiest driehoek? * Inderdaad: vierkant + springende cirkel → baby verkiest vierkant * Maar: driehoek met doelgerichte blik (naar top van de heuvel) + niet springen → baby verkiest driehoek Belang en begrip van **kijkrichting** als teken van **intentionaliteit**
29
Joint attention
= Gedeelde aandacht * Rond 1 jaar: belangrijke ontwikkelingsmijlpaal * Volgen wijzen hand/blik (reageren op/initiëren) * Belangrijk voor gedeelde kennis en ervaringen! * Bij late of afwezige ontwikkeling: mogelijk teken voor ontwikkelingsstoornis: autisme spectrumstoornis
30
Pretend play
(doen alsof; bijvoorbeeld: kopje thee drinken), eerste eenvoudige voorstellingen tussen 1 en 2 jaar; onderscheid maken tussen schijn (een soort false belief) en werkelijkheid
31
Imitatie
in eerste jaar → vermogen om een mentale representatie te maken van de acties en doelen van anderen
32
Emotioneel begrip
in tweede jaar → begrijpen dat mensen emoties hebben en dat deze beinvloed kunnen worden
33
Twee hoofdfasen van ontwikkeling van ToM
Rond 2 jaar: **Desire psychology** * Begrjipen dat verlangens het gedrag sturen * Uitdrukken wat ze willen en wensen (en begrijpen wat anderen willen) * Broccoli-cracker test Vanaf 3 tot 4 jaar: **Belief-desire psychologie** * Begrijpen dat overtuigingen, waar of niet waar, het gedrag van mensen sturen, net zoals verlangens * False-belief test
34
False belief test (Sally Anne test)
Hoofdvraag: * Waar zoekt Sally naar de bal? (belief) Check: * Waar is de bal? (realiteitscheck) * Waar was de bal in het begin? (geheugencontrole) Antwoord op waar zoekt Sally naar de bal? (belief) Veronderstelling: - Kinderen zonder ToM: doos → begrijpen niet dat Sally niet weet dat de bal in doos is - Kinderen met ToM: mandje → begrijpen dat mensen handelen naar hun overtuigingen over de wereld in plaats van naar een objectieve realiteit
35
Kritiek op false belief test
1) Je hebt meer nodig dan ToM om te slagen voor false belief test * Taal, executieve functies (inhibitie, werkgeheugen) 2) ToM is meer dan slagen voor een false belief test * ToM wordt verfijnder, beter begrip van complexere psychologische processen * het begrijpen van false beliefs is GEEN "eindpunt“, maar het begin...
36
Theory of Mind & Piaget
* In tegenstelling tot wat Piaget dacht, kunnen kinderen in de preoperationele fase het perspectief van anderen kennen/begrijpen * **Expliciete** ToM: Sally-Anne test (verbale vaardigheden nodig, expliciete vragen) * **Impliciete** ToM-tests: impliciete cues (waar kijk je naar) → Kinderen van 15 maanden vertonen zelfs **impliciete** ToM!
37
Ontwikkeling van sociaal-cognitieve vaardigheden | kind tot adolescentie
* **5-7 jaar**: begrijpen dat gedrag van mensen niet altijd hun gedachten en gevoelens reflecteert * **Tegen einde basisschool**: complexe second-order belief statements * **Schoolkinderen**: Leren begrijpen van sarcasme * **Midden- en late kindertijd**: begrijpen dat de gedachten van anderen onjuist kunnen zijn, en dat gebeurtenissen op meerdere manieren geinterpreteerd kunnen worden * Sociaal-cognitieve vaardigheden blijven ontwikkelen gedurende de **adolescentie**
38
Ontwikkeling van sociaal-cognitieve vaardigheden | volwassenen tot oude leeftijd
* Beter behouden tijdens de volwassenheid dan niet-sociale cognitieve vaardigheden * Op oude leeftijd: sociaal-cognitief vermogen neemt toe → meerdere perspectieven kunnen nemen en compromissen kunnen sluiten --> Sociaal-cognitieve vaardigheden worden dagelijks gebruikt, meer ervaring/expertise --> Oudere volwassenen met actief sociaal leven en betekenisvolle sociale rollen hebben de beste vaardigheden * Maar: achteruitgang op sommige vaardigheden: begrip van sarcasme en volwassen versie van ToM taak --> Vooral als de taak snelle informatieverwerking en hoge mate van executieve functies vereist
39
Affectieve empathie
* Met iemand meevoelen * Emotionele verbinding * Compassie, emotionele bezorgdheid, emotionele besmetting (emotional contagion)
40
Cognitieve empathie
* Rationeel begrip (vermogen om de mentale toestand van een ander te herkennen en te begrijpen) * Het perspectief van iemand anders innemen * Theory of Mind
41
Ontwikkeling van empathie: Pasgeborenen
* Pasgeboren baby: emotionele besmetting (overnemen van emoties van anderen) * Eerste jaar: Vroege neiging om emotionele uitdrukkingen te imiteren * Basisaspect van affectieve empathie * Geen duidelijk onderscheid tussen de eigen emotionele toestand en die van anderen
42
Ontwikkeling van empathie: Volwassenen
Emotionele besmetting ook bij volwassenen --> gapen
43
Ontwikkeling van empathie
* 1 jaar: empathische bezorgdheid (empathic concern) --> Langer kijken naar iemand die pijn heeft --> Bezorgde gezichtsuitdrukking * Onderscheid tussen zelf en ander is cruciaal voor het tonen van empathische bezorgdheid → Ontwikkeling van empathie, vooral tussen 1 en 2 jaar
44
Ontwikkeling van empathie: Prosociaal gedrag
**Instrumenteel helpen** (12-14 maanden): Doelgericht helpen * Bijvoorbeeld: Een voorwerp oprapen dat buiten het bereik is van de andere persoon Empathisch helpen (18-24 maanden): Prosociale reactie op verdriet of pijn van een ander ▪ Bijvoorbeeld: troosten Meisjes vertonen meer prosociaal gedrag - meer beloond? ▪ Maar: individuele verschillen
45
Helpen is moeilijk wanneer:
* .. Kind moet reflecteren over de emotionele toestand van de ander (vs. instrumenteel helpen) * .. het kind iets moet opgeven om de ander te helpen * .. de ander weinig/subtiele hints geeft van wat nodig is
46
Prosociaal gedrag: Ontwikkeling
* Verband tussen cognitieve en sociale ontwikkeling: --> Prosociaal gedrag komt vaker voor in de concrete operationele fase van Piaget (kinderen begrijpen wat nodig is om te helpen) --> Prosociaal gedrag als een product van de ontwikkeling van de ToM * Midden kindertijd: prosociaal gedrag vereist informatieverwerking * Oudere kinderen stemmen hun prosociaal gedrag af op of ze ook effectief hulp kunnen bieden... * ..terwijl pre-operationele kleuters hun knuffeltje of speen kunnen aanbieden om te troosten (egocentrisme!)
47
Prosociaal gedrag: Wie is meer prosociaal?
Individuele verschillen (redelijk stabiel) Verschillen tussen de geslachten: * Meisjes troosten gepest kind vaker * Jongens staan eerder op tegen een pestkop * Slechts kleine verschillen in deelgedrag Culturele verschillen in bescheidenheid: * Japanse kinderen bescheidener over prosociaal gedrag * Nederlandse kinderen verwachten eerder complimenten
48
Agressief definitie
* Agressie = het veroorzaken van (fysieke/emotionele) pijn bij anderen * Agressie is geassocieerd met motorische en cognitieve ontwikkeling
49
Soorten agressie (gebaseerd op motief voor gedrag):
* **Reactieve** (impulsieve) agressie: directe reactie op dreiging/frustratie, niet goed doordacht --> "Jimmy heeft mijn speeltje afgepakt, dus ik ga hem slaan" * **Proactieve** (instrumentele) agressie: met de bedoeling een doel te bereiken --> "Ik zal Tommy slaan zodat ik zijn speelgoed kan pakken"
50
Soorten agressie
**Directe agressie**: direct zichtbare agressie * Bijv. recht in het gezicht uitschelden, slaan * Meest voorkomende vorm: **fysieke agressie** * Piekt rond 2,5 jaar, neemt af in de mid-kindertijd **Indirecte agressie**: niet direct zichtbare agressie * Meest voorkomende vorm: **Relationele agressie** → gericht op het schaden van sociale relaties / sociale status * Een kind niet uitnodigen voor een verjaardagsfeestje, roddels verspreiden... * Het gaat om meer verfijnde sociale vaardigheden * Piekt rond (begin van) adolescentie
51
Agressief gedrag: Verschillen tussen de geslachten?
* Jongens vertonen meer fysieke agressie * Zowel jongens als meisjes vertonen verbale en relationele agressie, weinig verschil --> Openlijke fysieke agressie wordt streng bestraft bij vrouwen, dus wordt relationele agressie hun hoofdmodus --> Tienerjongens even relationeel agressief als tienermeisjes * Impact van relationele agressie groter voor meisjes
52
Antisociaal en risicogedrag
Vanaf de vroege adolescentie neemt de criminaliteit toe
53
# Jeugddelinquentie: verklaringen Gezin & Omgeving
* Criminele achtergrond van ouders * Strenge/inconsistente discipline * Mentale gezondheidsproblemen van moeder * Wisselende verzorgers & alleenstaand ouderschap * Lage sociaaleconomische status ... maar niet dat ze geen theory of mind of empathie hebben
54
# Jeugddelinquentie: verklaringen Neurocognitieve & Ontwikkelingsfactoren
* Vroege neurologische afwijkingen * Lage motorische vaardigheden & IQ-score * Lees- en geheugenproblemen ... maar niet dat ze geen theory of mind of empathie hebben
55
# Jeugddelinquentie: verklaringen Gedrag & Sociale Factoren
* Hyperactiviteit & problemen met zelfcontrole * Afwijzing door leeftijdsgenoten * Omgang met delinquente leeftijdsgenoten (--> ALLEEN deze risico voor late start groep Moffit) ... maar niet dat ze geen theory of mind of empathie hebben
56
# Jeugddelinquentie: verklaringen Aanvullende Factoren
* Gedragsmoeilijkheden in de vroege kindertijd * Gezinsconflicten * Jonge leeftijd van moeder bij eerste kind ... maar niet dat ze geen theory of mind of empathie hebben
57
Antisociaal en risicogedrag - Moffitt's theorie
Twee soorten antisociaal gedrag: 1) Vroege start (levenslang aanhoudend): * kleine minderheid van de mannelijke bevolking (ca. 5%), vaak met neuro-cognitieve stoornissen * hoge stabiliteit op lange termijn (recidive) * opgroeien in moeilijke gezinnen en buurten 2) Late start (Adolescentie-beperkt): * meerderheid van de adolescenten vertoont antisociaal gedrag (normatief!), dat na de puberteit verdwijnt * lijken de levensloop-persistente categorie te imiteren Hebben hetzelfde gedrag, verschillende motivaties
58
Vicieuze cirkel vroege start groep
Problemen beginnen al vroeg in het leven en worden verergerd door een hoog-risico omgeving
59
Antisociaal en risicogedrag - Verklaringen
1. Maturatie van de hersenen (**biologische** verklaring) 2. Kloof tussen leeftijd en rijpheid (**sociale** verklaring)
60
Antisociaal en risicogedrag: Hersenen (biologische verklaring)
* Verhoging van level van neurotransmitters, vooral dopamine → Meer risico's nemen → Meer zoeken naar beloning * Hersenen groeien nog steeds --> Limbisch systeem: bijna volledig ontwikkeld in de vroege adolescentie --> Prefrontale cortex: rijping pas voltooid op volwassen leeftijd (18-25 jaar)
61
# Antisociaal en risicogedrag: Hersenen (biologische verklaring) Iowa Taak
(gokken) Psychologische taak die het nemen van beslissingen in het echte leven simuleert * De deelnemers krijgen vier sets van kaarten * Elke set bevat kaarten die tot een beloning of een straf zullen leiden (geld winnen of verliezen) * Het doel van het spel is om zoveel mogelijk geld te winnen (A & B) zijn "riskant": Grote beloningen, maar nog grotere verliezen op termijn → netto verlies (C & D) zijn "veilig": Kleinere beloningen, maar ook kleinere verliezen → netto winst - A/B: zal eerder gekozen worden als het impulsieve systeem meer actief is
62
# Antisociaal en risicogedrag: Hersenen (biologische verklaring Activiteit in hersenen
Activiteit in prefrontale cortex: controlegebied ontwikkelt zich langzaam - kind weinig - tiener meer - volwassene meest Activiteit in amygdala: emotiegebied - kind weinig - tiener meer - volwassene weinig Zelfbeheersing < emoties!
63
Antisociaal en risicogedrag: Maturatie-kloof (sociale verklaring)
Discrepantie tussen het fysiek en maatschappelijk volwassen zijn Cognitieve en fysieke **rijping** **Opkomende** motivaties/verlangens * Seksueel * Autonomie * Status (leeftijdsgenoten) Sociale **beperkingen** * Financiële afhankelijkheid * Onder toezicht van volwassenen * Gebrek aan (volwassen) status * Maatschappelijke beperkingen door leeftijd
64
risicogedrag tot slot
Niet elke adolescent vertoont risicogedrag (wat wel gesuggereerd wordt door een biologisch perspectief) Risicogedrag is niet noodzakelijk een ‘inschattingsfout’; het kan ook functioneel zijn: 1. individuatie (afstand nemen van ouders) 2. experimenteren (leren door te doen) 3. banden met leeftijdsgenoten versterken (bijv. tijdens studie)
65
# BOEK hostile attribution bias
denken dat de wereld slecht is door slechte ervaringen in het verleden en dat iedereen alles expres doet
66
# BOEK Positive youth development (PYD)
* Competence (academische en verbale vaardigheden) * Confidence (zefverzekerdheid en zelfeffectiviteit) * Character (morele ontwikkeling, regels respecteren) * Connection (relatie met familie, vrienden, school etc) * Caring (empathie, prosociaal gedrag) Dit programma zou kinderen helpen deze eigenschappen te verbeteren en problematisch gedrag te verminderen - om antisociaal gedrag te voorkomen moet je zo vroeg mogelijk ingrijpen
67
# BOEK Sociale cognitie, trek perceptie
* kinderen zien mensen als "goed" of "slecht", "aardig" of "gemeen" * preschool kinderen geburiken een trek om iemand te beschrijven en gedrag te voorspellen * vanaf 7-8 jaar kunnen kinderen meerdere eigenschappen aan 1 persoon toekennen --> iemand kan slim, aardig, grappig, maar ook bazig zijn * adolescenten beschrijven mensen ook meer op basis van persoonlijkheid, interesses, waarden en gevoelens en kunnen dit beter analyseren --> iemand is bazig omdat de persoon onzeker is