HC3.7: Farmacologie Flashcards
(26 cards)
Locoregionale anesthesie
- Neuraxiaal (sponaal/epiduraal)
- Plexus (brachialis/lumbalis)
- Zenuw
- Huid/slijmvlies
- Infiltratie
Inhalatie anesthetica
Isofluraan, desfluraan, sevofluraar
IV anesthetica
Propofol, thiopental, etomidaat
Minimale alveolaire concentratie (MAC)
Maat voor potentie van anestheticum (ED50)
ED50
Concentratie die nodig is om in de helft van de patiënten een beweging te voorkomen in respons op chirurgische pijn
Hoe minder anestheticum nodig, hoe potenter het middel
Potentie is afhankelijk van olie/gas partitie coëfficiënt
- Zegt iets over hoe lipofiel het anestheticum is
- Als deze hoger is, zal er minder anestheticum nodig zijn en is het veel potenter: Meyer-Overton correlattie
- Hoe minder vetoplosbaar het anestheticum is, hoe hoger de MAC
Effect anesthetica op CZS
- Anesthetica versterken de werking van receptoren van remmende neurotransmitters zoals GABA en glycine wat leidt tot hyperpolarisatie van de cel
- Cel wordt dus minder makkelijk geprikkeld
- Dempen ook werking van receptoren van excitatoire neurotransmitters zoals NMDA en ACh waardoor minder depolarisatie
Anesthetica werken niet specifiek op een bepaald deel van het brein
- Zorgt voor verlies van bewustzijn
- Verlies van reflexen en analgesie
- CZS aangedaan door anesthesie
- Korte termijn amnesie door effect op hippocampus
- Door het effect op de reticulaire formatie van de mesencefalon is er een verminderd bewustzijn
Analgesie
- Verminderde gevoeligheid
- Door werking van thalamische sensorische nuclei
Effect anesthesie op cardiovasculaire systeem
- Optelling van individuele effecten op o.a. myocard (meestal daling contractiliteit) en perifere vasculatuur (dilatatie)
- Pijnprikkel valt weg die normaal zorgt voor hoge BD: nu dus lagere BD
- Adaptatie van autonome zenuwstelsel door sympathicus en B-adrenerge receptoren
Farmacokinetiek
- Beschrijft wat het lichaam doet met het farmacon
- Ideaal: concentratie in hersenen gelijk aan die in het bloed en ook gelijk aan de concentratie in de ingeademde lucht
- Longen zijn de enige relevante manier waarmee anesthetica het lichaam binnenkomen en weer verlaten
- Metabolisme is klinisch niet relevant bij inhalatie anesthesie
Kinetiek wordt bepaald door
- Oplosbaarheid in bloed en vet
- Alveolaire ventilatie
- CO
Verloop kinetiek
- Concentratie van anestheticum neemt eerst toe in vaatrijke weefsels (alveoli)
- Hierna in goed doorbloede weefsels zoals nieren, hart, lever, hersenen
- Hierna in spieren en dan in vet
Partitiecoëfficiënt
Ratio van concentratie anestheticum in 2 fasen tijdens evenwicht
Bloed:gas partitiecoëfficiënt
- Zegt iets over oplosbaarheid in bloed
- Bepaalt de snelheid van inductie en herstel na anesthesie (hoe lager, hoe sneller)
- Slechte oplosbaarheid betekent een lage bloed:gas partitiecoëfficiënt, dus een hogere bereidheid van bloed om stof af te geven
Lachgas hele snelle kinetiek wat berust op lage bloed:gas coëfficiënt
Olie:gas partitiecoëfficiënt
- Zegt iets over oplosbaarheid in vet
- Bepaalt potentie (Overton-Meter correlatie) en kinetiek van anestheticum
- Hoge vetoplosbaarheid vertraagt het herstel van anesthesie
- Als de stof heel lipofiel is, zal het anestheticum in vet gaan zitten en depot zijn na het stoppen waardoor minder snel herstel
- Hangt af van vetoplosbaarheid van anestheticum en vetmassa van patiënt
IV anesthesie
- Thiopental, etomidaat, midazolam, propofol
- Propofol is erg lipofiel
- Als dit IV wordt gegeven dan kunnen vanwege de sterk lipofiele eigenschap klontjes in bloed ontstaan
- Sojaolie en lecithine gebruiken om erg lipifiele propofol iets hydrofieler te maken en beter met de bloedstroom mee te laten gaan
- Gevaar: allergische reactie en makkelijk contamineren
- En ook geen antidotum
Farmacokinetiek bij IV anethesie
- Absorptie niet van belangrijk, want IV
- Distributie wel van belangg
- Goed geperfuseerde organen (hersenen, hart, lever, relatief kleine massa) nemen initieel veel op
- Later neemt de grote massa minder geperfuseerde weefsels veel anestheticum op
- Redistributie
- Concentratie in goed geperfuseerde organen zal dan dalen
Twee compartimenten model
- Distributie en eliminatie na IV toediening
- Eliminatie
Lokale anesthetica
- Plaatselijke gevoelloosheid waardoor kleine ingrepen mogelijk zijn
- Werken niet alleen op pijnzin, maar ook op temperatuurzin en tastzin en schakelen motoriek uit
- In de gaten houden of er na lokale anesthesie geen schade is ontstaan bijv decubitus, want alarmfunctie van pijn uitgeschakeld
Werking lokale anesthetica
- Via remming Na instroom in zenuwcellen vanuit binnenkant
- Cocaïne: verdovende stof die eerst door het membraan moet diffunderen waarvoor het lipofiel moet zijn
- Aan binnenkant cel moet het gepolariseerd en hydrofiel zijn om de Na kanalen van binnen uit te blokkeren
Bij een ontsteking kan anestheticum minder goed werken
- Ontsteking gepaard met acidose
- Verstoort veranderingen in lipofiliteit/hydrofiliteit
Lokale anesthetica
- Esters: procaïne (CZS effecten), tetracaïne, benzocaïne
- Amiden: lidocaïne, bupivacaïne, mepivacaïne, articaïne, ropivacaïne (minder overgevoeligheidsreacties)
Blokkeren natriumkanalen in hart en hersenen kan nadelige effecten hebben
- Metaalsmaak mond
- Epileptische aanvallen
- Coma
- Hartstilstand