Voc Courant 17 Flashcards
(117 cards)
1
Q
samenvatten
A
résumer
2
Q
(weer)verwachting, voorspelling
A
prévision
3
Q
vierde
A
quatrième
4
Q
venster
A
fenêtre
5
Q
onbekwaam
A
incapable
6
Q
aarzelen
A
hésiter
7
Q
dreiging, bedreiging
A
menace
8
Q
universeel, algemeen
A
universel, universelle
9
Q
jeugd
A
jeunesse
10
Q
stelen, vliegen
A
voler
11
Q
weerstaan
A
résister
12
Q
diep
A
profondément
13
Q
scheiding
A
séparation
14
Q
nutteloos
A
inutile
15
Q
weigering
A
refus
16
Q
vis
A
poisson
17
Q
revolutie
A
révolution
18
Q
gevangene
A
prissonier
19
Q
bekennen
A
avouer
20
Q
(be)groeten
A
saluer
21
Q
ijzer
A
fer
22
Q
huiselijk, gezellig
A
familial, familiale
23
Q
cinema, bioscoop
A
cinéma
24
Q
berekening
A
calcul
25
gewapend
armé, armée
26
een leger
une armée
27
onderwijs
enseignement
28
het lager onderwijs
l'enseignement primaire
29
het secundair onderwijs
l'enseignement secondaire
30
verwonderlijk
étonnant, étonnante
31
tiental
dizaine
32
boven
dessus
33
voltooien, afmaken
achever
34
ambtenaar
fonctionnaire
35
instructie, richtlijn
instruction
36
praktisch, in de praktijk, vrijwel, zo goed als
pratiquement
37
durven
oser
38
verzamelen
rassembler
39
bijeenkomen, zich verzamelen
se rassembler
40
verwezenlijking
réalisation
41
fiscaal
fiscal, fiscale
42
werkwijze, aanpak, benaderingswijze
démarche
43
verbeteren
corriger
44
volume
volume
45
het welslagen, succes, goede afloop
réussite
46
verlangen, wens
désir
47
zuiver, puur
pur, pure
48
uitvoer
exportation
49
vragen, verzoeken, bidden
prier
50
dertig
trente
51
ziel, geest, gemoed, geweten
âme
52
domineren, overheersen
dominer
53
toelating
autorisation
54
instrument, tool
instrument
55
onafhankelijkheid
indépendance
56
ongelijk, schade
tort
57
ongelijk hebben
avoir tort
58
ten onrechte
à tort
59
hoogte
hauteur
60
bekritiseren
critiquer
61
aanval
attaque
62
verzekering
assurance
63
tekort
déficit
64
evolueren, (zich) ontwikkelen
évoluer
65
drug(s), verslavend middel
drogue
66
concreet
concret, concrète
67
waarnemen, ontvangen
percevoir
68
ritme, tempo
rythme
69
goedkeuren
approuver
70
twaalf
douze
71
juridisch
juridique
72
Spaans
espagnol, espagnole
73
een inwoner van Spanje
un Espagnol, une Espagnole
74
jaargetijde, seizoen
saison
75
proef, test
épreuve
76
veronderstelling
hypothèse
77
verbinden
relier
78
financiering
financement
79
rug
dos
80
rug aan rug
dos à dos
81
consument, verbruiker
consommateur
82
Sovjet-, Russisch
soviétique
83
vrijwillig
volontaire
84
een vrijwilliger
un volontaire
85
onderhandelen
négocier
86
financiën, financiële wereld
finance
87
dromen
rêver
88
Indiaas, Indiaans, Indisch
indien, indienne
89
een inwoner van Indië
un indien, une indienne
90
hoeveelheid
quantité
91
definitief, blijvend
définitif, définitive
92
ten slotte, uiteindelijk
en définitive
93
overtuigen
persuader
94
interpreteren, duiden, tolken, vertolken
interpréter
95
jaarlijks
annuel, annuelle
96
commentaar
commentaire
97
in de echt verbinden
marier
98
huwen, trouwen
se marier
99
voorstelling, vertoning, opvoering, spektakel
spectacle
100
gok, weddenschap
pari
101
beroemd
célèbre
102
westen
ouest
103
in het westen
à l'ouest
104
geslacht, geslachtsgemeenschap
sexe
105
toevlucht
recours
106
zich tot iemand wenden
avoir recours à quelqu'un
107
zijn toevlucht nemen tot iets
avoir recours à quelque chose
108
in laatste instantie
en dernier recours
109
accent, nadruk, klemtoon
accent
110
de nadruk op iets leggen
mettre l'accent sur quelque chose
111
binnenleiden, introduceren, inleiden
introduire
112
communistisch
communiste
113
een communist
un communiste
114
concert
concert
115
deken, kaft (van een boek)
couverture
116
godsdienst, religie
religion
117
steun
appui
