Voc Courant 7 Flashcards
(110 cards)
1
Q
benoemen
A
nommer
2
Q
geweld
A
violence
3
Q
eeuw
A
siècle
4
Q
artikel
A
article
5
Q
duren
A
durer
6
Q
kwaliteit
A
qualité
7
Q
links, linker
A
gauche, gauche
8
Q
oplossing
A
solution
9
Q
richting, weg
A
voie
10
Q
in staat
A
capable
11
Q
Canadees
A
canadien, canadienne
12
Q
vergissing, fout
A
erreur
13
Q
leveren
A
livrer
14
Q
nabij, in de nabijheid
A
auprès
15
Q
eenvoudig(weg)
A
simplement
16
Q
herinnering
A
souvenir
17
Q
gevolg
A
conséquence
18
Q
breed
A
large
19
Q
tegenovergestelde
A
contraire
20
Q
succes
A
succès
21
Q
element
A
élément
22
Q
plaatselijke, lokaal
A
local, locale
23
Q
element
A
élément
24
Q
zomer
A
été
25
uitnodigen
inviter
26
buiten, uitwendig
extérieur
27
aan de buitenkant van
à l'extérieur de
28
voet
pied
29
te voet
à pied
30
missie, opdracht
mission
31
debat
débat
32
dochter, meisje
fille
33
herhalen
répéter
34
tekst
texte
35
genieten, profiteren van
profiter
36
kamer
chambre
37
creatie
création
38
bewijzen
prouver
39
kopen
acheter
40
gerechtigheid, recht
justice
41
productie
production
42
niet weten
ignorer
43
directeur
directeur
44
gezondheid
santé
45
afzien, lijden
souffrir
46
precies
précis, précise
47
vastleggen, fixen
fixer
48
moeder
mère
49
groei
croissance
50
risico
risque
51
wapen
arme
52
schatten, menen, achten
estimer
53
plaats, plek
endroit
54
comité, groep
comité
55
onmogelijk
impossible
56
bewijs
preuve
57
echt
véritable
58
meebrengen, meenemen
amener
59
beogen, richten, mikken, raken
viser
60
terugtrekken
retirer
61
totaal, volledig
total
62
beeld
image
63
datum
date
64
doorheen
travers
65
controle
contrôle
66
enorm
énorm
67
bewaren
conserver
68
reëel, werkelijk
réel, réelle
69
platteland
campagne
70
geboren worden
naître
71
toestaan
accorder
72
dwars door
à travers de
73
omdraaien
tourner
74
deelnemen
participer
75
rechts afslaan
tourner à droite
76
oud
vieux, vieille
77
snel
rapide
78
respecteren
respecter
79
stukje, passage
passage
80
essentieel, noodzakelijk
essentiel
81
aannemen
adopter
82
ondergaan
subir
83
ongeveer
environ
84
ervaring, experiment
expérience
85
toegeven
admettre
86
ontdekken
découvrir
87
bedekken
couvrir
88
assisteren, bijstaan
assister
89
een concert bijwonen
assister à un concert
90
senator
un sénateur
91
passeren, inhalen, overschrijden, uitsteken
dépasser
92
bevestigen, duidelijk tonen
affirmer
93
onderwerpen, voorleggen
soumettre
94
iets aan iemand voorleggen
soumettre quelque chose à quelqu'un
95
financieel
finacier
96
proces
processus
97
militair
militaire
98
vers
frais, fraîche
99
de onkosten
les frais
100
industrie
industrie
101
verschijnen
apparaître
102
verantwoordelijkheid
responsabilité
103
reserveren, bewaren
réserver
104
deur
porte
105
slachtoffer
victime
106
territorium
territoire
107
arm
pauvre
108
een arme
un pauvre
109
percentage, cijfer, waarde, tarief, gehalte
taux
110