W1 pt 2 Flashcards

(21 cards)

1
Q
  1. Levenslang:
A

Ontwikkeling gebeurt door het hele leven. Je ontwikkelt door verschillende fasen op verschillende manieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  1. Multidisciplinair:
A

Ontwikkeling wordt benaderd door verschillende beroepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. Multidirectioneel
A

Ontwikkeling is geen universeel eenrichtingsverkeer van minder naar meer ‘mature’.

Verschillende vaardigheden verschijnen, nemen toe en nemen af op verschillende momenten.

Er is niet echt een gemiddelde over het gehele leven, en vanwege de grote inter-individuele verschillen is geen individu ‘het gemiddelde’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. Gain-loss dynamiek:
A

Ontwikkeling gebeurt door de samenkomst van toename en verlies. Het relatieve percentage van verlies stijgt met oude leeftijd, en het relatieve percentage van gains daalt.

Dan heb je meer resources nodig om dit verlies tegen te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Plasticiteit:
A

We hebben het vermogen om te veranderen als reactie op onze omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Paardebloemen vs orchideeën:

Volgens een onderzoek van Bakermans-Kranenburg en van Ijzendoorn in 2007 naar gevoeligheid en positiviteit zijn gevoelige individuen …

  1. Paardebloemen
  2. Orchideeën
A

Orchideeën. Kwetsbaarder in aversieve contexten (omgeving), maar profiteren ook het meeste van positieve contexten (b.v. goed support netwerk).

Dus hogere highs/lows.

(past bij plasticiteit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. Historische inbedding
A

Leeftijd gerelateerde ontwikkeling is sterk gevormd door socio-culturele condities van een historische periode

= cohort & tijd-van meting-effecten

B.v. pensioen, GZ, oorlog meemaken, opgroeien met technologie etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Voor welk design vormen cohort-effecten een probleem?

A

Cross-sectioneel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voor welk design vormen tijd-van-meting effecten een probleem?

A

Longitudinaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. Contextuele invloeden op ontwikkeling
A

De omgeving heeft effect op de uitkomst van ontwikkeling, in samenwerking met biologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Intrapersoonlijke verandering en interpersoonlijke verandering

A

Intrapersoonlijk: intern, bestaand in jezelf. Veranderingen binnen personen.

Interpersoonlijk: gerelateerd aan communicatie tussen mensen. Verschil tussen personen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Is biologische leeftijd een causale factor voor achteruitgang?

A

Nee, veranderingen kunnen correleren met leeftijd, maar niet de onderliggende “waarom” zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Variabiliteit en Verandering

A

Variabiliteit: Kortetermijnveranderingen die min of meer omkeerbaar zijn.

Verandering: veranderingen die min of meer blijvend zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Interactie variabiliteit en verandering

A

Variabiliteit kan verandering voorspellen. Gecumuleerde variabiliteit kan leiden tot verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat wordt bedoeld: de leeftijd op een continue manier vergelijken tussen groepen.

A

Ontwikkelingspsychologen zijn bezig met het continu bestuderen en vergelijken van verschillende leeftijdsgroepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hecht aan elkaar:

  1. Cross sectional
  2. Longitudinal
  3. Tijd-van-meting effect
  4. Cohort effect
A

Cross sectional - Cohort effect

Longitudinal - Tijd-van-meting effect

17
Q

Ten onrechte de aanname maken dat er leeftijdseffecten zijn, terwijl dit effect mogelijk voortkomt uit cohortkenmerken, insinueert het gebruik van een … design.

A

Cross-sectioneel

18
Q

De aanname dat verandering plaatsvindt terwijl dit het resultaat is van een context die plaats heeft gevonden tijdens het onderzoek, is een voorbeeld van …

A

Tijd-van-meting effecten.

Probleem voor longitudinale studies

19
Q

Voor/nadelen cross-sectionele designs

A

Plus:
1. Kost weinig tijd
2. Goedkoop
3. Overeenkomsten/verschillen leeftijdsgroepen

Nadelen:
1. Cohorteffecten niet te onderscheiden van age effecten
2. Individuele verandering niet meetbaar
3. Generaliseerbaarheid naar andere meetmomenten

20
Q

Voor/nadelen longitudinale designs

A

Plus:
1. Intrapersoonlijke verandering
2. Stabiliteit/verandering variabelen

Nadelen:
1. Leeftijdseffecten niet te onderscheiden van tijd-van-meting, test-hertest en attrition effecten
2. Duur en tijdsintensief
3. Generaliseerbaarheid naar andere cohorten laag

21
Q

In longitudinale designs zijn leeftijdseffecten niet te onderscheiden van …

A
  1. TIjd-van-meting effecten
  2. Test-hertest effecten
  3. Attrition effecten (uitval)