W3 pt 4 Flashcards

(58 cards)

1
Q

Leg uit hoe de hemisferen voor alle taken samenwerken a.d.h.v. taal:

A

Linkerhemisfeer controleert inhoud, grammatica en syntax

Rechterhemisfeer controleert melodie, toon, geluidsniveau en emotionele inhoud.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat gebeurt er bij schade aan een hemisfeer?

A

De andere hemisfeer kan de functies (vaak/gedeeltelijk) overnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer ontwikkelt lateralisatie van het brein?

A

Het is aanwezig in pasgeborenen, dus dan of eerder.

Dit is, evenals dominante hand, waarschijnlijk genetisch bepaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

(kinderen/kleuters) kunnen in een veranderende omgeving bewegen, zoals het vangen van een bal of een bewegende auto ontwijken.

A

Kinderen. Kleuters alleen in een statische omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zijn er genetische of alleen omgevingsverschillen in taken zoals het gooien van een bal?

A

Beide. Lichaamsverschillen spelen een rol, maar oefeneffecten door omgeving ook.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De linkerhemisfeer is meestal gespecialiseerd in …

  1. Sequentiele verwerking, rechter lichaam
  2. Sequentiele verwerking, linker lichaam
  3. Tegelijktijdige verwerking, rechter lichaam
  4. Tegelijktijdige verwerking, linker lichaam
A

1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De rechterhemisfeer is meestal gespecialiseerd in …

  1. Sequentiele verwerking, rechter lichaam
  2. Sequentiele verwerking, linker lichaam
  3. Tegelijktijdige verwerking, rechter lichaam
  4. Tegelijktijdige verwerking, linker lichaam
A

4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Grijze stof ontwikkeling puber:

A

Omgekeerde U-patroon.

Eerst grijze materie toename, dan piek, dan dalen. Vóór de puberteit toename synaptogenese, daarna synaptische pruning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Witte stof ontwikkeling puber:

A

Neemt lineair toe door geleidelijke myelinisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Relatie breinveranderingen puberteit en risicovol gedrag zoals alcohol drinken en seks zonder bescherming?

A
  1. Zelf-controlerende breinfuncties nog niet volledig ontwikkeld (frontaalkwabben).
  2. Hogere drang naar beloning/actiever beloningssysteem (Nucleus accumbens).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Adolescenten hebben een hogere activiteit in de nucleus accumbens, een breindeel betrokken bij …

A

Beloning, plezier, verslaving. Anticipatie van consequenties voor risico’s, zowel positief als negatief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Adolescenten hebben een hogere activiteit in de …, een breindeel betrokken bij beloning, plezier, verslaving. Anticipatie van consequenties voor risico’s, zowel positief als negatief.

A

nucleus accumbens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Adolescenten met sterkere … hebben minder kans op risicovol gedrag.

A

Werkgeheugens. Ook kunnen goede relaties met ouders helpen.

Werkgeheugen beïnvloedt het vermogen van adolescenten om impulsen te beheersen en consequenties te overzien. Een minder goed ontwikkeld werkgeheugen maakt hen vatbaarder voor risicovol gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Volgens Steinberg (2015) zijn opvoedingsprogramma’s voor risicovol gedrag onder tieners niet effectief omdat …

A

Ze focussen op het veranderen van denkwijzen, en zouden moeten focussen op aanpassingen aan de omgeving tot hun brein verder ontwikkelt is.

Volgens Steinberg (2015) is het tienerbrein nog in ontwikkeling, met name de prefrontale cortex — het hersengebied dat verantwoordelijk is voor planning, impulscontrole en het overzien van consequenties. Tegelijkertijd is het beloningssysteem (zoals de nucleus accumbens) al vrij actief, wat tieners gevoeliger maakt voor beloningen en groepsdruk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat triggert de groeispurt van de adolescentie?

A

Een toename van groeihormoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Adrenarche:

A

toename van adrenal androgens tussen 6 en 8 jaar. Dit leidt tot secundaire seksuele verschijnselen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Menarche:

A

meest dramatische seksuele maturatie voor vrouwen, gemarkeerd door de eerste menstruatie (11-15jaar, gemiddelde 12,5)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Semenarche:

A

meest dramatische seksuele maturatie voor mannen, gemarkeerd door eerste ontlading van sperma jongens, 13 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Secular trend van bereiken puberteit:

A

historische trend in industriële samenlevingen waarbij eerdere maturatie en een groter lichaam met tijd. Resultaat van betere voeding, medische zorg, obesitas en chemicaliën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Een vroegere menarche is geassocieerd met landen met …

A

Betere voeding, levensverwachting, geletterdheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wanneer meisjes aan harde fysieke activiteit of eetproblemen hebben, is de menstruatie …

A

Later, of stopt na start.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Vroege afwezigheid van ouders is bij meisjes geassocieerd met …

A

Depressie en vroegere puberteit bij meisjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is waar:

  1. De zorgen van jongens en meisjes tijdens adolescentie worden vaak minder naarmate ze ouder worden
  2. De zorgen van jongens en meisjes tijdens adolescentie worden vaak erger naarmate ze ouder worden
  3. De zorgen van jongens worden tijdens adolescentie vaak erger naarmate ze ouder worden, en de zorgen van meisjes worden vaak minder.
  4. De zorgen van jongens worden tijdens adolescentie vaak minder naarmate ze ouder worden, en de zorgen van meisjes worden vaak erger.
A

Jongens maken zich tijdens adolescentie vaak zorgen om Lichaamsgrootte, stem, behaardheid etc. Dit wordt minder naarmate ze ouder worden.

Meisjes maken zich tijdens adolescnetie vaak zorgen om Lichaamsgrootte, borsten, gewicht. Stemmingsveranderingen worden erger naarmate ze ouder worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Zien jongens semenarche positiever of negatiever dan meisjes menarche?

A

Positiever. 62% van jongens vs 23% van meisjes.

25
Is de toename van conflict met ouders tijdens adolescentie universeel en dus genetisch bepaald ?
Nee, in sommige culturen worden ze juist hechter.
26
Vroege maturatie is voordelig voor (meisjes/jongens).
Voordelig voor jongens, nadelig voor meisjes.
27
Wat veroorzaakt vroege puberteit?
Gedragsproblemen vroeg in ontwikkeling kunnen al voorspellen wie vroeg de puberteit benaderd. Dus tieners worden niet alleen depressief of problematisch door vroege/late puberteit, maar ook door deze onderliggende condities.
28
Wat is de grootste factor voor stress gerelateerd aan vroege of late maturatie?
De perceptie van age norms. De omgeving vormt de norm.
29
Symptomen van hoofdletsel:
1. Hoofdpijn 2. Geluid/Lichtsensitiviteit 3. Korte reactietijd 4. Duizeligheid
30
Tanner Scale:
Meetinstrument voor seksuele maturiteit van 5 fases. Beschrijvingen van fysieke karakteristieken typisch voor iedere fase.
31
Neurogenese:
het vormen van nieuwe neuronen. Hele leven mogelijk.
32
De neurogenese duurt van … tot …
Het hele leven, maar trager. Bijvoorbeeld trainingsprogramma’s kunnen dit stimuleren tijdens de volwassenheid.
33
Neuronen verlies is geassocieerd met …
Ouderdom. 5-30% minder neuronen. Ook neurotransmitters en plaque is geassocieerd met verminderde breinfunctie.
34
Voor succes van puzzels voor breingroei moeten ze …
Uitdagend en nieuw zijn, inzet vereisen.
35
STAC (scaffolding theory of aging and compensation):
Oudere breinen compenseren met andere breindelen om een taak uit te voeren die anders werd uitgevoerd in jongere mensen. Omgevingseffecten tijdens veroudering kunnen zowel positieve als negatieve effecten hebben op neurale processen.
36
Fluctuatie testosteronniveaus mannen:
Hoger in lente, hoger in ochtend, fluctueren dagelijks
37
Beïnvloedt testosteron gedrag bij mannen?
Alleen in combinatie met andere factoren.
38
PMS premenstrual syndrome:
symptomen voor menstruatie (90% vrouwen). Verwachtingen beïnvloeden de intensiteit en beleving van PMS-symptomen door psychologische mechanismen zoals placebo/nocebo en sociale beïnvloeding. Dit kan leiden tot verschillen in klachtenbeleving, onafhankelijk van fysiologische factoren.
39
Menopauze:
einde van menstruatie. ~45-54 jaar. Alhoewel menarche veranderd over culturen en jaren, is menopause vrij statisch.
40
Welk hormoon voorspelt menopause, en hoe is dit over de levensloop qua niveau?
Anti-Müllerian hormoon. Piekt op 16 jarige leeftijd, stabiel tot 25 en dan daling.
41
HRT hormon ereplacement therapy:
therapie voor menopause om te compenseren voor hormoonverlies. Geschrapt vanwege verhoogde kans op bortskanker.
42
2 factoren van invloed op de ervaring van menopauze
1. Geschiedenis van menstruatieproblematiek 2. Verwachtingen van hoe het zal zijn (Psychologische en sociale factoren)
43
Andropause:
traag verminderende testosteron niveaus. Gemarkeerd door laag libido, vermoeidheid, energieverlies, erectieproblemen, geheugenproblemen, schaamhaarverlies. 1. 80 jaar; 20-50% van testeronniveaus vergeleken met 20 jaar. 2. Ongevaarlijk: testosteron is niet sterk gerelateerd aan veel van deze problemen, het lijkt correlatie niet causatie te zijn. 3. Minder psychologische effecten dan menopause.
44
Symptomen menopause:
Depressie/irritability zijn geen symptomen, stereotype is negatief. 1. Hot-flashes 2. Droogheid en irritatie vagina
45
PDD premenstrual dysphoric disorder:
ernstige symptomen voor menstruatie (10% vrouwen).
46
Geprogrammeerde theorieën van veroudering:
aanname dat er een voorgeprogrammeerde maximum levensduur is
47
Genetische factoren worden … (groter/lager) in effect voor langdurigheid naarmate we ouder worden.
Groter.
48
Hayflick limit:
cellen in embryos zijn gelimiteerd in het aantal delingen. Aantal delingen correleert met levensduur.
49
Genen verklaren …% van de verschillen in levensduur.
25%
50
Telomeres:
ketens DNA aan uiteinden chromosomen die verkorten na elke celdeling. Stress verkort deze.
51
Stress verkort levensduur vanwege…
Korte telomeres
52
Damage/error theories van veroudering:
wear and tear veroorzaakt dood. Biologische veroudering is willekeurige schade, niet voorgeprogrammeerd.
53
Free radicals:
toxische bijproducten van metabolisme. Veroorzaken age spots op huid en worden meer common met leeftijd. - Antioxidants kunnen de schade mediëren, zoals vitamine E en C
54
Bewijs voor het effect van free radicals op veroudering?
Calorische restricties resulteren in een langer leven door de free radical productie te reduceren, althans in ratten.
55
Fysieke en mentale activiteit met een positieve denkwijze kan veroudering vertragen.
Yes
56
Wat zeggen studies over PMS?
Invloed verwachtingen: Wanneer studies niet expliciet aangeven dat ze PMS onderzoeken, maar alleen algemene stemmingsvragenlijsten gebruiken zonder de context van de menstruatiecyclus te benoemen, is er meestal geen sterk bewijs voor PMS.
57
Prospectief geheugen:
Prospectief geheugen is het vermogen om in de toekomst geplande acties te onthouden en uit te voeren. Bijvoorbeeld:
58
Leeftijd-prospectief geheugen paradox
JV beter dan OV in lab, maar OV beter dan JV in natuurlijke omgeving. In vertrouwde contexten kunnen ouderen: - Routines gebruiken die geoptimaliseerd zijn - Strategisch compenseren (bv. alarms, notities) - Zich richten op taken die relevant voor hen zijn Oudere volwassenen scoren vaak slechter op lab-taken van prospectief geheugen dan jongvolwassenen, vooral bij tijdgebaseerde taken. Maar: In dagelijks leven presteren oudere volwassenen vaak even goed of zelfs beter dan jongere volwassenen in prospectieve geheugentaken.