Piaget en Vygotsky detail Flashcards

(73 cards)

1
Q

Volgens Piaget is de ontwikkeling…
1. Discontinue en Kwalitatief
2. Discontinue en Kwantitatief
3. Continue en Kwalitatief
4. Continue en Kwantitatief

A

1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de rol van het kind in de ontwikkeling volgens Piaget?

A

Hij draagt bij als ‘little scientist’, actief in eigen kennisvorming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Schema:

A

regels en procedures die breed inzetbaar zijn. Cognitieve structuren/bouwstenen voor kennis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Centrale processen van schema’s (Piaget):

Wanneer accomodatie en wanneer assimilatie?

A

Kinderen proberen eerst te assimileren → ze begrijpen nieuwe info binnen wat ze al kennen.

Als dat niet lukt (cognitief conflict / discrepantie), moeten ze accommoderen.

Dus: accommodatie volgt pas als assimilatie faalt

  1. Assimilatie: het gebruik van een bestaand schema in een nieuwe situatie
  2. Accommodatie: het aanpassen van schema’s aan nieuwe situatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Equilibrium Piaget:

A

evenwicht tussen oude/nieuwe informatie door middel van assimilatie en accommodatie. Huidig begrip van de wereld is consistent met de externe data.

  • Disequillibirum: Wanneer nieuwe informatie dit in twijfel trekt krijg je disequillibrium
  • Assimilatie en accommodatie: aanpassen van schema’s om equillibrium te bereiken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sensomotorische fase:

A
  1. Sensomotorische ontdekking (zintuigen/motoriek).
  2. Mentale toestanden: geen inlevingsvermogen/begrip over mentale toestanden (intenties, emoties etc.) van anderen.
  3. Circulaire reacties: gedrag herhalen als grond voor ontwikkeling/leren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf en plaats wanneer het optreedt volgens Piaget:

  1. Reflexen
  2. Primaire circulaire reacties
  3. Secundaire circulaire reacties
  4. Coördineren van secundaire circulaire reacties
  5. Tertiaire circulaire reacties
  6. Mentale representaties
A

Dit zijn de fasen van het sensomotorisch stadium.

1= 0 tot 1 maand
2= 1 tot 4 maand
3= 4 tot 8 maand
4= 8 tot 12 maand
5= 12 tot 18 maand
6= 18 maand tot 2 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

A-not-B error:

A

kinderen kijken naar het verstoppen van een wenselijk object tussen twee mogelijke locaties. Na een korte pauze mogen ze uitreiken om te zoeken. Ze herhalen meerdere keren dezelfde locatie, en doen het daarna op een andere locatie. De A-not-B error treedt op wanneer ze de incorrecte locatie kiezen in dit geval.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer treden de eerste tekenen van objectpermanentie op?

A

Rond 9 maanden. Rond 1 jaar is dit beter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe noemt Piaget objectpermanentie in de context van de A-not-B error?

A

Onvolledige objectpermanentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kritiek op Piaget

A
  1. Beperkte onderzoeksmethoden (eigen 3 kinderen)
  2. Onderschatte vaardigheden kinderen
  3. Taal is niet alleen product cognitieve ontwikkeling, ook oorzaak
  4. Onderschatte invloed omgeving
  5. Stadia zijn niet alleen kwalitatief en universeel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer hebben baby’s een basiskennis van natuurwetten zoals zwaartekracht, bewegingscontinuïteit en volume van beweging?

A

<1 jaar al. Ze kijken langer naar onverwachte uitkomsten dan naar verwachte uitkomsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat had Piaget verkeerd over de imitatie van baby’s in het sensomotorisch stadium?

A

Ze imiteren al eerder dan hij dacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat doen kinderen in het pre-operationele stadium volgens Piaget?

A

Kinderen van 2-7 jaar leren symbolen en taal te gebruiken, onder andere on problemen op te lossen.
- Taal = product van cognitieve ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Volgens Vygotsky …
1. Is taal een product van cognitieve ontwikkeling
2. Is taal een hulpmiddel voor cognitieve ontwikkeling
3. Is cognitieve ontwikkeling een product van taal

A

2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Volgens Piaget…
1. Is taal een product van cognitieve ontwikkeling
2. Is taal een hulpmiddel voor cognitieve ontwikkeling
3. Is cognitieve ontwikkeling een product van taal

A

1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Volgens Piaget ontstaat symbolische capaciteit, het kunnen verwijzen naar dingen die niet aanwezig zijn inclusief verleden en toekomst, tijdens …

A

Het einde van de sensomotorische fase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Volgens Piaget ontstaat de gelegenheid tot het uitvoeren van een fantasiespel waarbij objecten dienen als andere objecten tijdens …

A

Het einde van de sensomotorische fase, net zoals symbolische capaciteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Het vermogen tot intuïtief redeneren ontstaat volgens Piaget tijdens …

A

pre operationele fase (2-7j)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Intuïtief redeneren staat centraal tijdens het … stadium van Piaget

A

Pre-operationeel. Kinderen gaan primitief redeneren om hun honger voor kennis te verzadigen met “Waarom?”-vragen. Tegelijkertijd hebben ze hun eigen logica om de wereld te verklaren en de intuïtie dat ze antwoorden weten op allerlei vragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Gevoelens van participatie:

A

Pre-operationele fase. (maar niet voorgesteld door Piaget)

Het idee dat jonge kinderen zich geen toeschouwers voelen, maar actieve deelnemers aan de natuur.

Verwijst naar de ervaren eenheid tussen kind en wereld, waarbij het kind denkt en voelt alsof het deelneemt aan een levendige, bewuste natuur. Het kind beleeft de dingen alsof ze leven, intenties hebben, en in relatie tot hem/haar bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Animisme:

A

Pre-operationele fase. Het idee van kinderen dat dingen, zoals de maan, bewust en levend zijn. Kinderen zouden kunnen zeggen dat de maan bedroefd is achter de wolken.
- Gevolg: donkerangst, monsterangst. Hierom hebben kinderen veel nachtmerries tijdens de preoperationele fase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Denkbeeldige vrienden treden op tijdens de … fase van Piaget omdat …

A

Preoperationele. Animisme leidt tot een rijke fantasie die ruimte geeft voor veel nachtmerries en het geloof in een denkbeeldige vriend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Gevolgen van denkbeeldige vrienden kind:

A

Meer privé spraak, Hogere cognitieve en sociale ontwikkeling, Hogere creativiteit en verbeelding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Beschrijf kern van pre-operationele fase:
1. Symbolen/taalgebruik leren 2. Intuïtief redeneren (magisch denken) 3. Andere logica over wereld dan volwassenen (geen conservatie) 4. Egocentrisme
26
Artificialisme ontwikkelt volgens Piaget in de ... fase:
Pre-operationele fase. Het idee van kinderen dat alles in de wereld gemaakt is voor mensen. Kinderen zouden kunnen denken dat het ’s nachts donker wordt zodat mensen beter kunnen slapen.
27
Finalisme ontwikkelt volgens Piaget in de ... fase:
Pre-operationele fase. Het idee van kinderen dat alles een verklaring of doel moet hebben
28
Transductief redeneren ontwikkelt volgens Piaget in de ... fase:
Pre-operationele fase. De foutieve combinatie van ongerelateerde informatie omdat ze bij elkaar in tijd/ruimte optreden. (correlatie/causatie probleem). B.v. iemand stoot zijn teen en de TV gaat aan: “de TV ging aan omdat iemand zijn teen stoot”
29
Conservatieproef:
test waarbij glas van breed naar hoog glas wordt gegoten. Kinderen van 3-4 jaar hebben dit inzicht meestal nog niet.
30
Waarom begrijpen kinderen in de pre-operationele fase conservatie nog niet?
1. Centratie: de aandacht gaat naar opvallende stimuli, waar op gefocust wordt zodat maar 1 aspect van een probleem opgemerkt wordt. 2. Onomkeerbaarheid: onvermogen om een verandering mentaal om te keren. 3. Statische gedachten: fixatie op eindtoestand in plaats van de veranderingen tussen toestanden.
31
Identiteitsconsistentie ontwikkelt volgens Piaget tijdens de ... fase:
Preoperationele. Het begrip dat mensen zichzelf blijven ondanks veranderingen in uiterlijk. Preoperationele fase gebrek vanwege gebrek aan conservatie.
32
Egocentrisme is volgens Piaget niet meer aanwezig vanaf fase ...
Concreet operationeel. Wel is er adolescent egocentrisme Onvermogen om andermans perspectief te begrijpen. Weten niet dat hun gedachten niet universeel zijn. Egocentrische gesprekken zijn gesprekken waarin beide gewoon over hun eigen verhaal blijven vertellen zonder reactie.
33
Three mountains test Piaget:
Test voor egocentrisme. Een pop aan de andere kant van de tafel met een set van drie bergen op tafel. De andere kant ziet iets anders, en de vraag wordt gesteld “wat ziet de pop?”. Dan moet het kind kiezen uit foto’s.
34
Piaget resultaten met three mountains test:
Kinderen hebben een egocentrisch begrip op 7 jarige leeftijd. - 4 jarigen kiezen eigen perspectief - 7 jarigen kiezen pop perspectief
35
Kritiek three mountains test Piaget:
1. Complex 2. Materiaal niet aangepast aan de omgeving van het kind. 3. Alternatief: Verberg de jongenspop voor de politiemannen
36
Verberg de jongenspop voor de politiemannen:
politiemannen die op een hoek van 45 graden van elkaar staan kijken recht naar voren, kind dient de pop te plaatsen waar ze het beide niet zien. De meeste 4 jarigen doen dit goed, wat in twijfel trekt of egocentrisme dan zo sterk is.
37
Concreet operationele fase: beschrijf vaardigheden
1. Logisch redeneren en categoriseren in concrete situaties (Realistisch begrip) 2. Behoud van aantal en massa (Conservatie)
38
Classificatie wordt mogelijk vanaf Piaget's fase ...
Concreet operationeel. Het indelen van dingen in groepen, zoals verschillende groepen van familieleden. Preoperationele hebben hier moeite mee, concreet operationele niet.
39
Klassieke taak honden/dieren: wanneer slagen kinderen volgens Piaget?
Meet begrip van klasse-inclusie. Concreet-operationele fase slaagt hierin (7-12) “staan er meer honden of meer dieren op deze foto?”. Er zijn veel honden en een paar katten. - Preoperationeel: Honden - Concreet operationeel: Dieren
40
Begrip van klasse-inclusie: wanneer is dit mogelijk volgens Piaget?
Concreet operationele fase (7-12) logisch begrip dat subklassen (honden) opgenomen zijn in allesomvattende klassen (dieren).
41
Seriatie: wanneer is dit mogelijk volgens piaget?
Concreet operationele fase (7-12) het kunnen indelen van klein naar groot. Concreet operationele kinderen kunnen dit
42
Transitiviteit: wanneer mogelijk volgens Piaget?
Concreet operationele fase (7-12) vermogen om redeneringen/logische combinaties te makken van relaties om conclusies te bereiken. Klassieke test: transitiviteitstest
43
Transitiviteitstest:
eerst stokken A en B vergelijken in lengte, dan B en C. Dan zonder te vergelijken vragen of A of C langer is. Concreet operationele kinderen kunnen dit.
44
Vroege kindertijd Piaget:
3-6 jaar volgens Piaget 1. Doen-alsof spel 2. Taalontwikkeling 3. Afhankelijk van zichtbare perceptie 4. Nieuwsgierigheid, ontdekking
45
Middelbare leeftijd volgens Piaget:
7-11/12 jaar volgens Piaget 1. Inductief redeneren 2. Minder egocentrisme 3. Strategie/geheugen ontwikkeling door inductief redeneren
46
Abstract denken en third-eye taak:
Van concrete operaties (waarneembaar) naar Formele operaties (niet waarneembaar/hypothetisch). a. Third Eye taak: als je een derde oog had en het op je lichaam zou plaatsen, waar zou je het dan plaatsen en waarom? i. Preoperationeel: voorhoofd ii. Concreet: voorhoofd iii. Formeel: andere plekken met reden, zoals op de hand of rug.
47
Hypothetisch-deductief redeneren is volgens Piaget mogelijk vanaf fase ...
Formeel operationele. hypothetische overwegingen (aanname dat iets waar is) en systematische opties verkennen (wat zou er gebeuren als X?)
48
Adolescent egocentrisme:
zelfbewustzijn verhoogt wat leidt tot: - Denkbeeldig publiek: iedereen kijkt naar mij. - Persoonlijke fabel: idee van uniekheid, ‘niemand begrijpt me’
49
Formele operaties van Jongere adolescenten vs oudere:
Jongere: 1. Eenvoudige stellingen zoals Third Eye Taak 2. Niet Systematisch genereren/testen van hypothesen Oudere: 1. Systematisch genereren/testen van hypothesen 2. 50-60% van hypothesen worden correct opgelost 3. Sterke bevestigingsbias
50
Relevantie van formele operaties voor het leven op gebied van school, gedrag en persoonlijke ontwikkeling:
1. Volwassen gedrag (probleemoplossend vermogen) 2. School aangepast aan nieuwe vaardigheden 3. Identiteit: wie ben ik? Wat wil ik worden? Empathie, humor 4. Twijfelen: verzet tegen andermans onlogisch klinkende ideeën a. Idealistisch denken: idee van perfecte werelden/oplossingen.
51
Hoe verschillen volwassenen in het bereiken van Piaget’s formele operaties?
Hoe verschillen volwassenen in het bereiken van Piaget’s formele operaties? 1. 50% amerikaanse studenten kan Piaget’s redeneertaken 2. Culturele verschillen (sommige kunnen er geen) 3. Intelligentie verschillen 4. Formeel onderwijs verschillen (belangrijker dan intelligentie) 5. Expertise (sommige problemen passen bij kennis waardoor formele operaties mogelijk zijn, terwijl buiten expertise concrete operaties blijven)
52
Post-formeel denken:
voorgestelde fase na formeel operationele. Complexere manier van denken. (GEEN deel van Piaget theorie) 1. Relativistisch denken: geen absolute kennis (afhankelijkheid context, cultuur) 2. Dialectisch denken: accepteren dat de wereld vol tegenstrijdigheden zit: inconsistente informatie kan bestaan, niet alles is logisch. Deze paradoxen/inconsistenties kun je integreren tot een groter begrip.
53
Gaan ouderen terug naar concreet-operationele fase?
Onduidelijk, niet wetenschappelijk vastgesteld.
54
Constructivisme Piaget:
het idee dat kinderen actief hun eigen begrip van de omgeving vormen op basis van hun eigen ervaringen. Volgens Piaget construeren we toenemende complexe representaties van de wereld
55
Neuroconstructivism theorie:
kennis wordt geconstrueerd door veranderingen in het brein als reactie op ervaringen. Dynamische interactive omgeving, genen etc. Bewijs komt door activatie van breingebieden in kinderen die een taak wel oplossen vs een taak niet oplossen.
56
Vygotsky benadrukt de invloed van cultuur op de cognitieve ontwikkeling. Mentale vaardigheden komen voort uit ...
de interactie met andere, meer ervaren leden van de cultuur en door hun taal en kennis over te nemen.
57
Zone proximale ontwikkeling bewijs:
bewijs toont dat kinderen inderdaad beter leren wanneer ze in een zone worden geplaatst waar verbetering mogelijk is met hulp van ander.
58
Guided participation Vygotsky:
bepaalde culturen hebben geen scholen, maar guided participation is dan wel nodig. Het actief participeren in cultureel relevante activiteiten met ondersteuning van ouders en andere kennisrijke individuen van de cultuur.
59
Scaffolding:
gestructureerde hulp die gradueel gereduceerd wordt naarmate de leerling competenter wordt en zelf meer aan kan.
60
Wat zei Vygotsky over Piaget’s constructivisme?
Vygotsky zei dat kinderen niet zelf actief hun wereld ontdekken en het leren vormgeven, maar dat dit komt door interactie met anderen.
61
Tools of thought Vygotsky:
volwassenen gebruiken een ‘toolkit’ voor cultureel relevante denkwijzen en capaciteiten. Tools bevatten bijvoorbeeld taal, schrijven, gebruik van cijfers en probleemoplossend vermogen. Het gereedschap dat ingezet wordt hangt af van de taak, en kinderen leren van volwassenen welke tools je hoe en wanneer gebruikt.
62
Privé spraak Vygotsky vs Piaget:
Piaget: teken van onvolwassenheid Vygotsky: ontwikkelingsoefening voor cognitie/taal en het stille woord-denken van volwassenen. Dit is geen teken van cognitieve onvolwassenheid zoals Piaget zei, maar een kritische stap in de ontwikkeling van volwassen gedachte en het stille woord-denken van volwassenen. Spraak tegen jezelf als gids voor gedachten en gedrag. Het helpt met het incorporeren van hun eigen denken en het denken over problemen.
63
Kinderen gebruiken meer privéspraak wanneer …
ze geconfronteerd worden met een nieuwe taak. Kinderen die privé spraak gebruiken als probleemoplossend proces (Nee, het moet anders. Probeer het daar. Ja, zo.” Zijn gemotiveerder in het doorzetten zonder volwassen hulp.
64
Kritiek Vygotsky:
Te veel nadruk op sociale interactie (alles komt door sociale interactie)
65
Verschillen Vygotsky en Piaget:
Vygotsky: 1. Dier/mens ontwikkeling verschillend 2. Cognitie verschilt door sociale/historische context 3. Sociale, culturele en historische context is analysepunt 4. Groei door sociale interactie 5. Samenwerking om kennis te vormen met ouders 6. Sociale processen worden individueel (bv privéspraak) 7. Volwassenen belangrijk vanwege culturele tools kennis 8. Leren komt vooraf aan ontwikkeling 9. Training helpt met ontwikkeling Piaget: 1. Dier/mens ontwikkeling hetzelfde 2. Cognitieve ontwikkeling vooral universeel 3. Individu is analysepunt 4. Groei door actieve ontdekking wereld 5. Kinderen construeren kennis onafhankelijk 6. Individuele processen worden sociaal 7. Naasten van belang voor gelijk perspectief 8. Ontwikkeling komt vooraf aan leren 9. Training is niet effectief in het versnellen van ontwikkeling
66
Welke fase volgens Piaget wordt gekenmerkt door doelgericht gedrag waarbij het kind twee handelingen combineert om een gewenst resultaat te bereiken, bijvoorbeeld een object weghalen om iets daaronder te pakken? A. Reflexen B. Primaire circulaire reacties C. Secundaire circulaire reacties D. Coördineren van secundaire circulaire reacties E. Tertiaire circulaire reacties F. Mentale representaties
D
67
Een pasgeborene vertoont automatisch gedrag zoals zuigen en grijpen, zonder bewuste controle of doelgerichtheid. Welk stadium is dit? A. Reflexen B. Primaire circulaire reacties C. Secundaire circulaire reacties D. Coördineren van secundaire circulaire reacties E. Tertiaire circulaire reacties F. Mentale representaties
A
68
Een baby ontdekt toevallig dat het zuigen op zijn duim prettig is en begint dit herhaaldelijk te doen. De handeling is gericht op het eigen lichaam. A. Reflexen B. Primaire circulaire reacties C. Secundaire circulaire reacties D. Coördineren van secundaire circulaire reacties E. Tertiaire circulaire reacties F. Mentale representaties
B
69
Een kind schudt een rammelaar omdat het het geluid leuk vindt, en herhaalt dit steeds. De handeling is gericht op een extern object, maar nog niet doelgericht. A. Reflexen B. Primaire circulaire reacties C. Secundaire circulaire reacties D. Coördineren van secundaire circulaire reacties E. Tertiaire circulaire reacties F. Mentale representaties
C
70
Een kind trekt bewust een doek weg om een verborgen speeltje te vinden. Het combineert gedragingen om een doel te bereiken. A. Reflexen B. Primaire circulaire reacties C. Secundaire circulaire reacties D. Coördineren van secundaire circulaire reacties E. Tertiaire circulaire reacties F. Mentale representaties
D
71
Een kind experimenteert door bijvoorbeeld een bal op verschillende manieren te laten vallen om te zien wat er gebeurt. Gedrag is doelgericht én onderzoekend. A. Reflexen B. Primaire circulaire reacties C. Secundaire circulaire reacties D. Coördineren van secundaire circulaire reacties E. Tertiaire circulaire reacties F. Mentale representaties
E
72
Een peuter lost een probleem op in gedachten zonder te handelen, zoals uitvogelen hoe hij een speeltje kan pakken dat buiten bereik ligt. Dit stadium luidt het begin van symbolisch denken in. A. Reflexen B. Primaire circulaire reacties C. Secundaire circulaire reacties D. Coördineren van secundaire circulaire reacties E. Tertiaire circulaire reacties F. Mentale representaties
F
73
Third eye taak: welke fase van Piaget wordt abstract denkvermogen gevonden?
Formeel operationeel (12+) i. Preoperationeel: voorhoofd ii. Concreet: voorhoofd iii. Formeel: andere plekken met reden, zoals op de hand of rug.