Week 1 Flashcards

(189 cards)

1
Q

een vrijwilliger (officieel statuut + krijgt compensatie)

A

un volontaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een vrijwilliger (onbetaald + niet officieel)

A

un/une bénévole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verzorgen

A

soigner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

voor iemand zorgen

A

prendre soin de

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

(werken) zonder ophouden

A

travailler sans relâche

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

relaxen

A

relâcher

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

onverwacht/onverdacht

A

Insoupçonné(e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ik heb onverwachte culturele gewoontes ontdekt

A

j’ai découvert des habitudes culturelles insoupçonnées

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

durven/wagen/riskeren

A

oser

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

verwerven/krijgen

A

acquérir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

sinds

A

depuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

het is 3 jaar geleden

A

il y a 3 ans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

tijdens/gedurende

A

pendant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

in (2 jaar)

A

en (2ans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

voor

A

pour

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

zich verrijken

A

se cultiver

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

kweken

A

cultiver

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

(samen) smelten

A

fundu(e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

de kleuren smelten samen

A

les couleurs fondues

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

onschatbaar

A

inestimable

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

contrasterend

A

contrasté(e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

lijkend (op grijs)

A

tirer sur (le gris)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

makkelijk geamuseerd zijn

A

être bon public

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

adoreren (enkel een objet, geen persoon)

A

raffoler

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
dubben (in het frans)
doubler (en français)
26
de scheldwoorden
des gros mots
27
afleiden/verdrijven
éloigner
28
Dat leidt ons af van het doel
Cela nous éloigne du but
29
de muggen verdrijven
éloigner les moustiques
30
de mist
la brume
31
vaag/onscherp
flou(e)
32
scherp
net(te)
33
een scherpe foto
une photo nette
34
een voorkeur hebben voor
avoir un prédilection pour
35
verslinden
dévorer
36
zijn diner verslinden
dévorer son dîner
37
zich ergeren
s'ennuyer
38
een openingsavond van een expositie
un vernissage
39
een kunstwerk
un oeuvre
40
de schildersezel
le chevalet
41
de penseel
le pinceau
42
het (schilders)doek
la toile
43
het schilderspalet
la palette
44
de tube verf
le tube de peinture
45
verspreiden
étaler
46
het pizzadeeg/de kleuren verspreiden
étaler la pâte à pizza/les couleurs
47
lijken
ressembler à
48
op elkaar lijken
se ressembler
49
inkaderen
encadrer
50
met olieverf geschilderd
à l'huile
51
met waterverf geschilderd
à l'eau
52
de plakkaatverf
la gouache
53
het schilderij
la peinture
54
de schilder
le peintre
55
de tekenaar
le dessinateur
56
een schets
un croquis= un début
57
het tekenpapier
le papier à dessin
58
de vulling
l'encre
59
beschadigen
abîmer
60
beschadigd
abîmé(e)
61
onderscheiden van
distinguer
62
glad
lisse
63
het glad oppervlak
la surface lisse
64
het gebouw
le bâtiment
65
uitdrukking voor een meisje dat veel make-up draagt
elle ressemble à un pot de peinture
66
verbergen/verzwijgen
cacher
67
de stank verbergen
cacher la mauvaise odeur
68
het parfumfles
le flacon
69
de verpakking (twee opties)
l'emballage(m.) / la boîte
70
heel erg stinken
empester
71
de gember
le gingembre
72
het fixeermiddel/haarlak
le fixateur
73
de schil (van fruit)
le peau (du fruit)
74
de etherische olie
l'huile essentielle (f.)
75
de warmte
la chaleur
76
een zakenman
un homme d'affaires
77
een huwelijk
un mariage
78
het is aan u/ ik geef u het woord
c'est à vous
79
trouwen
se marier
80
een film maken
tourner un film
81
een koor
un choeur/ une chorale
82
een pastoor
un prêtre
83
twijfelen
douter
84
geloven
se douter
85
ik twijfel er niet aan/ik dacht het al
je m'en doute
86
situeren in
avoir lieu de
87
een kortfilm
un court-métrage
88
een film van normale duur
un long-métrage
89
een regisseur van een film
un réalisateur
90
een regisseur van een théater
un metteur en scène
91
de scenografie (hoe de acteurs bewegen, etc.)
la scénographie
92
een toneelspeler
un comédien | une comédienne
93
een komiek (twee mogelijkheden)
un humoriste | un comédien comique
94
de prima ballerina (Belangrijkste vrouwelijke danser van een balletgezelschap)
la première/principal ballerina
95
de ster (danser/danseres)
le danseur étoile | la danseuse étoile
96
kleine jongens die ballet dansen
des petits rats
97
een stukje (muziek/pizza)
un morceau (de la musique/du pizza)
98
organiseren/rangschikken
arranger
99
de zware concurrentie
la concurrence vive
100
een zwemmer/zwemster
un nageur | une nageuse
101
binnen twee jaar
dans deux ans
102
twee jaar later
deux ans plus tard
103
flippen/doordraaien
flipper
104
bedolven onder
crouler sous quelque chose
105
ik ben bedolven onder het werk
je croule sous le travail
106
iets beëindigen
tirer un trait sur quelque chose
107
ik heb besloten om te stoppen met het drinken van cola | ik heb besloten een streep te trekken onder cola
je décide de tirer un trait sur coco-cola
108
zich kunnen redden
se débrouiller
109
Bedankt voor jouw hulp. lk red het verder wel.
Merci de ton aide. Je me débrouillerai.
110
ontraadselen
débrouiller
111
inzetten voor iets
se dédier
112
overwinnen
surmonter
113
mijn angst overwinnen
surmonter ma peur
114
(zich) verspreiden
(se) diffuser | (se) répandre
115
het water verspreidt zich over de plancher
l'eau se répand sur le plancher
116
een bericht verspreiden
répandre une nouvelle'
117
het bericht heeft zich verspreidt
la nouvelle s'est répandue
118
in het heetst van de strijd zijn
être dans le feu d'action
119
aan iedereen vertellen | van de daken schreeuwen
crier sur les toits
120
zwaar/moeilijk
relou
121
dat is zwaar/moeilijk
c'est très relou / c'est chiant
122
een ding (het ontbreekt een naam)
un truc
123
Een bevlieging/ een impulsief moment
un coup de tête
124
een (oud) boek (niet "livre")
un bouquin
125
een winkel die oude boeken verkoopt
un bouquiniste
126
iemand meenemen naar
emmener
127
ik neem mijn kat mee op reis
j'emmène mon chat en vacances
128
missen/mislukken
rater
129
ik ben mijn taart/gebak vergeten
j'ai raté mon gâteau
130
falen in zijn leven
rater sa vie
131
dat komt goed uit
ça tombe bien
132
heel blij/overgelukkig zijn
être ravi
133
een moeilijke keuze | veel keuze hebben
l'embarras du choix
134
adjectief van nacht | nachtelijk
nocturne
135
een nachtvogel
un oiseau nocturne
136
adjectief van dag
diurne
137
de zorg/het probleem/een moeilijke keuze
l'embarras(m.)
138
een frisse pint, wat denk je?
une bière fraîche, ça vous dit?
139
iets lekker vinden | geniet
se régaler
140
hmmm ik vind het lekkerj
je me régale
141
zich verheugen
se réjouir
142
jouw komst verheugd me
ta venue me réjouit
143
het dagwerk
les travaux diurnes
144
leven | handelen
agir
145
een dagdier, het leeft overdag
un animal diurne, il agit pendant la journée
146
vol ongeduld wachten stressen haasten
avoir hâte de
147
zich afspelen
se dérouler
148
de stage speelt zich af tijdens de zomer
le stage déroule pendant l'été
149
leuk/tof
chouette
150
voorzien | voorspellen
prévoir
151
ik heb voorzien om naar het theater te gaan
j'ai prévu d'aller au théâtre
152
de haat/ de afkeer
la haine
153
instorten
s'effondrer
154
dromen die in duigen vallen
des rêves qui s'effondrent
155
toevluchten
se réfugier
156
ze zoekt toevlucht in haar schilderijen
elle se réfugie dans ses peintures
157
ondersteunen
soutenir
158
de speelgoed
le jouets
159
bloeden
saigner
160
bloed verliezen
perdre du sang
161
onthullen
dévoiler
162
een geheim onthullen
dévoiler un secret
163
levendig, kleurrijk, opgewekt
joyeuse
164
laten dromen
faire rêver
165
verbazen
étonner
166
dat verbaast mij
cela m'étonne
167
het geluk
le bonheur
168
een kinderlijke ziel
une âme d'enfant
169
de prehistorie
la préhistoire
170
van dicht bij bekijken
regarder de plus près
171
soort zoekt soort
qui se ressemble, s'assemble
172
zacht zijn voor het oog
être douce pour les yeux
173
elkaar
l'une l'autre
174
we kunnen elkaar corrigeren
on peut se corriger l'une l'autre
175
ik moet te lang nadenken
je dois réfléchir troop longtemps
176
dat is de snelste weg/manier
c'est la manière la plus vite
177
OM het te verbeteren
DE corriger
178
ik gebruik het verkeerd
je l'utilise incorrectement
179
opvallend
frappant(e)
180
70cm hoog zijn
avoir 70cm de haut
181
ter hoogte van
à hauteur de
182
de borst
la poitrine
183
hoewel
bien que
184
aan de ene kant.. aan de andere kant
d'un côté, d'autre côté
185
zich vermengen
se mélanger
186
te weeg brengen
évoquer
187
wanneer het mooi weer is, is het normaal dat je jou beter voelt
quand il fait beau, c'est normale que tu te sentes mieux
188
mensen van over heel de wereld
des gens venant de tous les coins du monde
189
het toevluchtsoord
le refuge