Week 8 Flashcards
(227 cards)
Als ik te laat aankom, blijf dan heel ontwijkend/vaag
Si j’arrive trop tard, restez le plus évasif possible.
Leg het mij uit in je eigen woorden/op jouw manier
Expliquez-moi à votre façon
Maar u hebt mij gevraagd om in mijn eigen woorden te antwoorden.
Mais vous m’avez demandé de répondre avec mes propres mots.
we doen het op mijn manier.
On fait à ma façon.
Maar laat me het op mijn manier doen.
Mais laissez-moi le faire à ma façon.
Ontwijkend/ vaag
évasif/évasive
Wegwezen! Ga weg!
Dégage
Ja, Ik wacht, dank u wel.
Oui, je patiente, merci.
Je mag hem niet eens, wat kan het jou schelen?!
Tu l’aimes même pas. Qu’est-ce que ça peut te foutre ?
- maak dan dat je wegkomt!
- rot op/verdwijn uit mijn ogen
- Barrez-vous
- Casse toi
Vrijen
Baiser
Hij gaat ervandoor/hij ontsnapt
Il se barre
losmaken
détacher
aan boord gaan (vliegtuig, boot)/inschepen/pikken
Embarquer
De passagiers gaan aan boord gaan
Les passagers vont embarquer.
passagiers inschepen goederen inladen
embarquer des passagers/des marchandises
Hij heeft mijn pen gepikt
Il a embarqué mon stylo
Het vliegtuig vertrekt/stijgt op om 12 uur.
L’avion décolle à 12 h.
in de fleur van zijn leven
àla fleur de l’âge
Ik lig in de zetel/ ik zit in de zetel
Je m’allonge sur le canapé/ je suis assis(e) sur le canapé
Een voetenbankje
Un repose-pied
het diner van gisteren eten
Manger le dîner de la veille.
Ik ben niet op de hoogte
Je ne suis pas au courant
wat doe je in hemelsnaam?
wat ben je verdomme aan het doen?
Qu’est-ce que vous foutez?!