Week 8 Flashcards

(227 cards)

1
Q

Als ik te laat aankom, blijf dan heel ontwijkend/vaag

A

Si j’arrive trop tard, restez le plus évasif possible.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg het mij uit in je eigen woorden/op jouw manier

A

Expliquez-moi à votre façon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Maar u hebt mij gevraagd om in mijn eigen woorden te antwoorden.

A

Mais vous m’avez demandé de répondre avec mes propres mots.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

we doen het op mijn manier.

A

On fait à ma façon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Maar laat me het op mijn manier doen.

A

Mais laissez-moi le faire à ma façon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ontwijkend/ vaag

A

évasif/évasive

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wegwezen! Ga weg!

A

Dégage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ja, Ik wacht, dank u wel.

A

Oui, je patiente, merci.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Je mag hem niet eens, wat kan het jou schelen?!

A

Tu l’aimes même pas. Qu’est-ce que ça peut te foutre ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  • maak dan dat je wegkomt!

- rot op/verdwijn uit mijn ogen

A
  • Barrez-vous

- Casse toi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vrijen

A

Baiser

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hij gaat ervandoor/hij ontsnapt

A

Il se barre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

losmaken

A

détacher

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

aan boord gaan (vliegtuig, boot)/inschepen/pikken

A

Embarquer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De passagiers gaan aan boord gaan

A

Les passagers vont embarquer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

passagiers inschepen goederen inladen

A

embarquer des passagers/des marchandises

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hij heeft mijn pen gepikt

A

Il a embarqué mon stylo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Het vliegtuig vertrekt/stijgt op om 12 uur.

A

L’avion décolle à 12 h.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

in de fleur van zijn leven

A

àla fleur de l’âge

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Ik lig in de zetel/ ik zit in de zetel

A

Je m’allonge sur le canapé/ je suis assis(e) sur le canapé

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Een voetenbankje

A

Un repose-pied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

het diner van gisteren eten

A

Manger le dîner de la veille.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Ik ben niet op de hoogte

A

Je ne suis pas au courant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat doe je in hemelsnaam?

wat ben je verdomme aan het doen?

A

Qu’est-ce que vous foutez?!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Hij is knock-out geslagen
Il a été assommé
25
Ik heb geprobeerd het haar uit te leggen. | Ik heb geprobeerd haar te bellen.
J'ai tenté de lui expliquer. | J'ai tenté de l'appeler
26
Ik heb hem vermoord (twee mogelijkheden)
Je l'ai tué | je l'ai buté (un peu vulgaire)
27
plantaardige geneesmiddelen gebruiken
se soigner avec des plantes
28
zich tot een arts wenden
avoir recours à un médecin
30
gerechtelijke stappen ondernemen
avoir recours à la justice
31
zijn verdomd dagelijkse leven
sa foutue vie quotidienne
32
de verteller
le narrateur
33
de afwijzing/afstoting
le rejet
34
afkeuring (adj)
réprobateur
35
dat is verschrikkelijk
quelle horreur
36
Zich verzorgen
se soigner
37
genezen zijn
être guéri(e)
38
zich beter/minderwaardig voelen
avoir un sentiment de supériorité/d'infériorité
39
zich superieur voelen dan iemand
se sentir supérieur à quelqu'un
40
verbaasd (adverbe)
étonnement
41
de levenswijze/stijl
le mode de vie
42
zich tot iemand wenden, zijn toevlucht nemen tot iets
avoir recours à
43
breder/ruimer maken | vergroten
élargir
44
men telt..
on dénombre
45
een monster/een staal
un échantillon
46
een parfumstaaltje
un échantillon de parfum
47
een overzicht van (de situatie)
un aperçu de (la situation)
48
de afkeurende blik
un regard réprobateur.
49
de roddels, roddelrubriek
les potins
50
de droogte
la sécheresse
51
een vertekend beeld
une image déformée
52
het sedentarisme/vaste verblijfplaats
la sédentarité
53
afschaffen
abolir
54
de afschaffing
l'abolition
55
een van (paarden)
un van
56
een zonnewijzer
un cadran solaire
57
kruimels
des miettes
58
het perceel
une parcelle
59
zich uitwijken naar een ander land
s'expatrier
60
hij liegt altijd
il ment comme il respire
61
verslaafd zijn (twee opties)
être accro à (fam) | être dépendant à
62
elders
ailleurs
63
de verzadiging
la saturation
64
de armoede
la pauvreté
65
de wals
la valse
66
de landloper
le vagabond
67
het van iemand overnemen
prendre le relais de
68
een verslaafde
une accro
69
een mutatie/verandering/overplaatsing
une mutation
70
de verdienste, pluspunt, verdienstelijkheid
le mérite
71
een nadeel
un inconvénient
72
een troep
une troupe
73
de alomtegenwoordigheid
l'ubiquité
74
ik kan niet op twee plaatsen te gelijk zijn
je n'ai pas le don d'ubiquité
75
een reis (maar met moeilijkheden)
un périple
76
drukken/steunen
appuyer
77
de hoofdplaats van een departement
la préfecture
78
*
étoile
79
#
dièse
80
overplaatsing aanvragen
demander sa mutation
81
op een knop drukken
appuyer sur un bouton
82
zijn hoofd tegen de rugleuning laten rusten
appuyer sa tête contre le dossier
83
zijn kandidatuur steunen
appuyer sa candidature
84
een getuigenis
une témoignage
85
een enquete/ onderzoek(politie)
une enquête
86
een onderzoek leiden
mener une enquête
87
uitzetten
expulser
88
een huurder eruit zetten
expulser un locataire
89
iemand uit een land zetten/uitwijzen
expulser ··· d'un pays
90
het doorzettingsvermogen/ vastberadenheid
la ténacité
91
een aanhoudende pijn
une douleur tenace
92
koppig/hardnekkig
tenace
93
slagen/bereiken
parvenir à
94
ik heb een paar dingen gevonden door te gokken
j'ai trouvé des truc au pif
95
vermelde/geformuleerd
énoncé(e)
96
Hij is erg dom.
Il est d'une grande bêtise.
97
een steun
un appui
98
bekend/beroemd
réputé(e)
99
de gastvrijheid
l'hospitalité (m.)
100
gehecht zijn aan
être attaché à
101
uitgeleverd worden (naar uw eigen land)
être extradé
102
uitleveren (naar uw eigen land)
extrader
103
plegen
commettre
104
vragen/verzoeken (formeel)
solliciter
105
zich kandidaat stellen voor een functie
poser sa candidature à un poste
106
behoorlijk/goed/naar behoren (formeel)
dûment
107
de regels formuleren
énoncer les règles
108
Het ontbreken van deze informatie wordt naar behoren gemotiveerd.
L'absence de ces considérations est dûment justifiée.
109
bijgevoegde
ci-joint
110
toeschouwen/bekijken voor lange tijd/observeren
contempler
111
onafhankelijk worden/zijn vleugels strekken
voler de mes propres ailes
112
wegvliegen
s'envoler
113
(het vaakst) gebruikt
(le plus) usité
114
zo/zoveel
si/tellement
115
de mist
le brouillard
116
een massa van/ een menigte
la foule de
117
een behoefte/trek/zin om
une envie de
118
ontslaan (twee mogelijkheden)
virer/licencier
119
verlaten
quitter
120
ontslag nemen
démissionner
121
beu
saôulant
122
gaan varen/de openzee opgaan
prendre le large
123
zijn vrouw verlaten
quitter sa femme
124
zijn land van herkomst verlaten
quitter son pays d'origine
125
Ze heeft zoveel bang gehad dat ze nog trilt.
Elle a eu tellement peur qu'elle tremble encore.
126
ik vond het tijd dat ik op eigen benen kwam te staan
il était temps pour moi de voler de mes propres ailes.
127
Ik bracht mijn dagen door boten te observeren/aanschouwen
je passais mes journées à contempler les bateaux.
128
bijgaand het formulier
le formulaire ci-joint
129
een doel (twee mogelijkheden)
un but | une fin
130
een doel bereiken (tweemogelijkheden)
arriver/parvenir à ses fins
131
goal/doelpunt!!
But!!
132
de keeper/een doelman
un gardien de but
133
de goal/het doel
la cage
134
de aankomende zomer (twee mogelijkheden)
l'été qui vient | l'été qui approche
135
een obsessie/nooit aflatende angst
une hantise
136
de nooit aflatende angst voor de dood
la hantise de la mort
137
een behekst huis
une maison hantée
138
precies/gedetailleerd
minutieusement
139
maximaal profiteren van
profiter au maximum de
140
in ballingschap
en exil
141
repatriëren/ naar het vaderland doen terugkeren
rapatrier
142
verplaatsen
délocaliser
143
een staatloze
un apatride
144
het asielrecht/ het recht op asiel
le droit d'asile
145
illegaal de grens oversteken
traverser clandestinement la frontière
146
de woede/ de hondsdolheid
la rage
147
woeden
faire rage
148
de oorlog woedt om me heen
la guerre fait rage autour de moi
149
De storm woedt.
La tempête fait rage.
150
een bittere vrucht
un fruit amer
151
een staaf
une barre
152
een ijzeren staaf
une barre de fer
153
een reep chocolade
une barre de chocolat
154
cijfers scheiden door een schuine streep
séparer des chiffres par une barre oblique
155
een stuwdam
un barrage
156
een (politie)versperring
un barrage (de police)
157
op zich laten wachten
tarder
158
(een) lenige (acrobaat)
(un acrobate) agile
159
de boon
le haricot
160
Hij heeft er te lang over gedaan een besluit te nemen
Il a trop tardé à se décider.
161
sperziebonen/prinsessenbonen
des haricots verts
162
bruine bonen
des haricots rouges
163
de motorkap openen
ouvrir le capot
164
hij sterft (fam)
il clamse
165
Een stervende vampier is geen fraai gezicht.
Un vampire qui clamse, c'est pas beau à voir.
166
ompraten/lullen (dingen zeggen die niet waar zeggen om bv iets te verkopen)
baratiner
167
de gebruikelijke onzin
le baratin habituel
168
het vervellend (irritant)/ het is rot
c'est emmerdant
169
een telefoontje op een telefoontje wachten een telefoontje plegen
un coup de fil attendre un coup de fil passer un coup de fil
170
na een week
Au bout d'une semaine
171
mokken
bouder
172
de ondeugd/slechte eigenschap
le vice
173
steunkousen
des bas de contention
174
vreemd/louche/raar
chelou
175
een varkenstal (rommelige kamer)
une porcherie
176
rotzooien/zwannen
déconner
177
Het is toch duidelijk dat ik 'n geintje maak. | Nee ik treiter je maar.
C'est clair que je déconne. | Non, je déconne.
178
stop met dat idiote gedoe
arrête de déconner.
179
een grapje(fam)
une vanne
180
treiteren/pesten(fam)
charrier
181
Ik maak maar een grapje/Ik ben maar wat aan het dollen.
Je te charrie.
182
waakzaam
vigilant(e)
183
Je moet waakzaam zijn!
Tu dois être vigilant!
184
een stevige kerel/zak
un homme/sac costaud
185
zich afspoelen
se rincer
186
hij kreunt/hij kermt (van de pijn)
il gémit
187
het bloedbad/slachtpartij/slachting
la tuerie
188
het kusje
la bise
189
dus (zoals "donc" (familier))
du coup
190
zij maakt een grapje
elle charrie
191
ga weg
va-t-en
192
adoreren/zien zitten
kiffer
193
ik zie u zitten (fam)
je te kiffe
194
opgewekt/goedlachs
rieur
195
hij is vrolijk/opgewekt
il est rieur
196
de rotzooi/ellende/troep
le merdier
197
Ja, en veel geluk om alle rotzooi op te ruimen.
Oui et bonne chance pour nettoyer ce merdier.
198
het madeliefje
la pâquerette
199
in rouw zijn
être en deuil
200
een rouwende vrouw
une femme en deuil
201
het geld (3manieren fam)
le fric/l'oseille/la thune
202
Ik denk dat die meid op me valt.
Je crois qu'elle me kiffe.
203
gek zijn (fam)
être taré
204
een sigaret (fam)
une clope
205
roken (fam)
cloper
206
neuriën
chantonner
207
kirren(rire en poussant de petits cris)/giechelen
glousser
208
kirrende meisjes
des filles qui gloussent
209
ik wil een omhelzing/knuffel
je veux un câlin
210
even goede vrienden/ik vergeef het jou
sans rancune
211
Even goede vrienden over daarnet?
Sans rancune, pour tout à l'heure ?
212
zorgen hebben
avoir des soucis
213
de slordigheid/ de nonchalance
le laisser-aller
214
vervloeken/verwensen
maudire
215
een ondraaglijke pijn
une douleur atroce
216
knettergek/gestoord zijn
être fou à lier
217
de telefoonnummer vragen
demander le 06
218
de herrie (bv van spelende kinderen)
le chahut
219
kermen/kreunen
grémir
220
de uitkering
les ASSEDIC
221
een lelijke vrouw
un thon
222
een kleine man/dwerg
un nabot
223
gedumpt worden door
se faire larguer par
224
zich beter voelen (adj)
hautaine
225
het is geweldig/super
c'est chanmé
226
een smalle weg
un chemin étroit
227
ik heb gescoord gisterenavond
j'ai pécho hier soir