Week5 Flashcards

(219 cards)

1
Q

de ontvluchting/ontsnapping/het lek

A

une fuite

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ontsnappen (uit de gevangenis)

A

s’évader

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ontsnappen/vluchten (uit angst)

A

fuir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

toegewijd

A

dévoué

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

beïnvloed zijn door (een toegewijd moeder)

A

être sous influence d’une mère dévouée

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de kroon

A

la couronne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ontsnappen

A

s’échapper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verpletterend/drukkend

A

accablant(e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een drukkende hitte

A

une chaleur accablante

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

verpletterende bewijzen

A

des preuves accablantes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

door hel gaan

A

aller à l’échafaud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

eergisteren

A

avant hier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

overmorgen

A

après demain

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

trouwens/overigens

A

d’ailleurs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bovendien/voorts

A

par ailleurs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

plannen

A

planifier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

vingerafdrukken

A

les empreintes digitales

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

een pistool

A

un pistolet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

een geweer

A

un fusil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

een machinegeweer

A

une mitrailleuse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

een raket

A

un missile

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

een moordwapen

A

une arme au crime

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

een motief

A

un mobile

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

aangeschoten (enkel voor een vrouw)

A

pompette

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
eerlijk/oprecht/ eerlijk gezegd
franchement
26
hij zegt wat hij denkt
il parle franchement
27
net zo/even
tout aussi
28
hij is net zo brilliant als jij
il est tout aussi brillant que vous
29
het toppunt
le comble
30
het is het toppunt van arrogantie
c'est le comble de l'arrogance
31
gisteren (récit au passé)
la veille
32
eergisteren (récit au passé)
l'avant-veille
33
3 dagen eerder (twee opties) (récit au passé)
3 jours plus tôt | 3 jours avant
34
de dag/maand/jaar ervoor (récit au passé)
le jour/le mois/l'année d'avant | le jour/le mois/l'année précédent(e)
35
die dag/jaar/op dat moment
ce jour-là; l'année là; à ce moment là
36
morgen (récit au passé)
le lendemain
37
overmorgen (récit au passé)
le surlendemain
38
de dag/maand/jaar later (récit au passé)
le jour/le mois/l'année suivante | le jour/le mois/l'année d'après
39
3 dagen later (twee opties) (récit au passé)
3 jours plus tard | 3 jours après
40
een vervolg
une suite
41
de pootjes
les pattes
42
liften
prendre en stop
43
gezellig/knus
douillet/ cosy (français accent)
44
reizen met een camper
voyager en camper-car
45
reizen per bus
voyager en car
46
een jeugdherberg
une auberge de jeunesse
47
zich haasten
se précipiter
48
geld besparen
économiser de l'argent
49
jonge kinderen
des enfants en bas âge
50
ongelukkig/ontevreden
mécontent
51
dutje doen
un micro sieste
52
verlengen/langer laten duren
prolonger
53
de gelijkenis
la ressemblance
54
heeeel lelijk
hideux/hideuse
55
de kuit
le mollet
56
het ongeloof
l'incrédulité
57
(niet) op het gemak zijn
être (mal) à l'aise
58
de woede
la colère
59
gierig
avare
60
vrijgevig
généreux
61
het medelijden
la pitié
62
de toewijding
la dévouement
63
voorleggen/onderwerpen
soumettre
64
een land onderwerpen
soumettre un pays
65
een plan voorleggen
soumettre un projet
66
lichtjaren
des années-lumière
67
ontvangen/begroeten
accueillir
68
bijziend
myope
69
verziend
presbyte
70
de hittegolf
la canicule
71
Dat zegt genoeg
ça veut tout dire
72
ter sprake brengen/ doen denken aan
évoquer
73
Deze kleuren doen denken aan het zuiden
Ces couleurs évoquent le sud
74
Een moeilijk onderwerp ter sprake brengen
évoquer un sujet difficile
75
meenemen
emmener
76
verder dan
au-delà
77
(een) steile (weg)
(un chemin) escarpé
78
betoverd zijn door
être envoûté par
79
Hij was onweerstaanbaar voor haar
Il l'a envoûtée
80
onweerstaanbaar zijn voor/betoveren
envoûter
81
alle belastingen inbegrepen
TTC=toutes tax comprises
82
vermengen/combineren/alliëren
allier
83
Frankrijk en België allieerde zich tijdens de oorlog
La France et la Belgique se sont alliés pendant la guerre
84
Je vermengt geel en blauw om groen te krijgen
Tu allies le jaune et le blue pour faire du vert
85
hijsen
hisser
86
de zeilen van een schip hijsen
hisser les voiles d'un bateau
87
jij bent een warme en sympathieke man
Tu es un type chaleureux et sympathique
88
het is gezellig/ het straalt warmte uit
C'est chaleureux
89
Ik verveelde me
je m'ennuyais
90
versteld zijn van/in de ban zijn van
être subjugué par
91
Hij lijkt erg onder de indruk van het meisje
Il a l'air subjugué par la fille
92
als bonus/extraatje
en prime
93
aandachtig
attentif
94
een waaier
un éventail
95
een waaier aan landschappen
un éventail de paysage
96
pittoresk/schilderachtig
pittoresque
97
een samenvatting/extract
un condensé
98
beweren
prétendre
99
hij beweert dat hij gelijk heeft
il prétend qu'il a raison
100
glitter/bling/opzichtig/pronkerig
clinquant
101
onuitputtelijk
inépuisable
102
evenaren/gelijkstellen
égaler
103
vullen/invullen
remplir
104
(afgebakende) route/traject/reisweg
un itinéraire (balisé)
105
meenemen
emmener
106
steil
escarpé
107
waterkant/over/kust
le rivage
108
een cruise
un croisière
109
een rotsblok
le rocher
110
de badplaats
la station balnéaire
111
de te volgen weg/procedure
la marche/procedure à suivre
112
onverwacht/onvoorzien
un imprévu
113
een lidnummer
un numéro d'adhérent
114
het tegoed
l'avoir
115
een storting/uitbetaling
un versement
116
ik dank u zeer
je vous remercie infiniment
117
hij heeft het overleefd?
il s'en est sorti
118
wat deed je voordat je hier kwam?
avant, tu faisais quoi là-bas?
119
ik ben gedurende 5 jaar naar de universiteit geweest
je suis allé(e) à l'université pendant 5 ans
120
er zijn veel dingen om te doen
il y a beaucoup de choses à faire
121
het is een leuke stad om te wonen
c'est une ville agréable pour vivre
122
Het komt wel goed
ça va bien se passer
123
de leningen
les emprunts
124
warm/gezellig
chaleureux
125
het parkeerterrein
le parking
126
een ondergrondse parkeerplaats
le stationnement souterrain
127
surfen op het internet
surfer sur internet
128
stomverbaasd/verbijsterd
stupéfait
129
moedig/dapper (adverbe et adj.)
vaillamment/vaillant
130
krachtig/machtig (adverbe et adj.)
puissamment/puissant
131
voorzichtig
prudent
132
ik geloof in jou
je crois en toi
133
één van mijn dromen
un de mes rêves
134
het is hetzelfde
c'est pareil
135
Je zou hetzelfde voor mij doen
Tu aurais fait pareil pour moi
136
Je voelt niet hetzelfde voor mij
vous ne partagez pas mes sentiments
137
aanleg hebben voor
avoir le disposition pour
138
aanleg hebben voor talen
avoir des dispositions pour les langues
139
het ontvangst
l'accueil (m.)
140
de muggenbeten | bultjes van de beten
des piqûres de moustiques | des boutons de moustiques
141
een tussenstop (vliegtuig) maken in
faire une escale à
142
ik maak een tussenstop in Dubai
je fais une escale à Dubai
143
(on)drinkbaar water
eau (non-) potable
144
kalksteen
le calcaire
145
krabben
gratter
146
het jeukt
ça gratte
147
vertel me er niet over!!
ne m'en parle pas
148
ik wel niet over praten
je n'ai pas envie d'en parler
149
een echte ramp
une vrai cata
150
maak je geen zorgen (twee mogelijkheden)
ne t'inquiète pas | ne t'en fais pas
151
ik heb maar 2euro
je n'ai que 2euro
152
je hebt geluk
tu as de la chance
153
enig kind
un enfant unique
154
des te beter
tant mieux
155
alles duidelijk?
tout est clair?
156
de doodstraf
la peine de mort
157
de countdown
le compte à retours
158
onbeleefd
malpoli
159
een luis
un pou
160
een vlooi
une puce
161
gebeten door een mug
piquer par un moustique
162
Ze weet niet wat ze mist
Elle sait pas ce qu'elle rate.
163
Morgen geven we een feestje, als je wil komen.
Demain soir on organise une fiesta, si ça te dit.
164
Als je wilt komen
si ça te dit.
165
een val/ plotse daling
la chute
166
De plotselinge daling van de temperaturen
La chute des températures
167
de haaruitval
la chute des cheveux
168
De val van de Berlijnse muur
La chute du mur de Berlin
169
buiten de lijntjes kleuren/buiten de lijnen denken | afwijken van de gebaande paden
sortir des sentiers battus
170
Ze is niet sterk in buiten de lijnen te denken.
Elle n'est pas forte pour sortir des sentiers battus.
171
wat brabbel je nou? Waar heb je het over?
Qu'est-ce que tu baragouines
172
brabbelen, lullen
baragouiner
173
wegvluchten uit het dagelijkse leven/dagelijkse sleur
s'évader du quotidien
174
het ontsnappen van de dagelijkse sleur
c'est de s'évader du quotidien
175
bij toeval
par hasard
176
zich laten leiden door het toeval
se laisser guider par le hasard
177
zich realiseren
s'apercevoir
178
Raf realiseert zich dat hij zijn portefeuille verloren is
Raf s'aperçoit qu'il a perdu son portefeuille
179
Een grote chococcino met slagroom en caramel
Un chocolat géant avec de la chantilly et du caramel
180
een fles slagroom
une bouteille de chantilly
181
gemeentelijk
municipale
182
de openbare/gemeentelijke bibliotheek
la bibliothèque municipale
183
openbaar
public/publique
184
per ongeluk (meenemen)
(prendre) par erreur
185
Ze heeft per ongeluk de mijne meegenomen.
Elle a du prendre le mien par erreur.
186
Kijk de andere kant op, kijk de andere kant op!
Détourne le regard, détourne le regard.
187
de andere kant opkijken
détourner les regards
188
Als ik zeer veel had geld/fortuin
si j'avais des mille et des cent
189
verpesten
gâcher
190
Omdat ik je avond niet wou verpesten.
Parce que je ne voulais pas gâcher ta soirée.
191
zich verplaatsen
se déplacer
192
niets doen/luieren/slenteren/rondkuieren
flâner
193
wandelen
se balader
194
stoomafblazen
décompresser
195
ontheemd/onwennig zijn
être dépaysé
196
een bewonderaar
un admirateur
197
een (nieuwe) kras
une éraflure (fraiche)
198
lenen
emprunter
199
toebehoren tot
appartenir
200
de kok
un(e) cuisinier/-ière
201
een kooktoestel met een oven/fornuis
une cuisinière
202
gezondheid!
à tes souhaits
203
je moet proberen er niet aan te denken!
tu dois essayer de ne plus y penser
204
geld uitgeven zonder er naar te kijken
dépenser l'argent sans regarder (à la dépense)
205
blauw bloed hebben
avoir sang bleu
206
de gebeden
des prières
207
de gave
le don
208
een reus
un géant
209
de tranen
les larmes
210
de ziel
l'âme
211
aansteken
allumer
212
doven
éteindre
213
een stuk vuil / een niemand
un(e) moins que rien
214
Je behandelt mij als een stuk vuil
tu me traites comme un moins que rien.
215
een brochure/folder
un dépliant
216
een onderdak
un abri
217
een verblijfplaats
un point de chute
218
U
Au fur et à mesure
219
U
Au fur et à mesure