Week5 Flashcards
(219 cards)
de ontvluchting/ontsnapping/het lek
une fuite
ontsnappen (uit de gevangenis)
s’évader
ontsnappen/vluchten (uit angst)
fuir
toegewijd
dévoué
beïnvloed zijn door (een toegewijd moeder)
être sous influence d’une mère dévouée
de kroon
la couronne
ontsnappen
s’échapper
verpletterend/drukkend
accablant(e)
een drukkende hitte
une chaleur accablante
verpletterende bewijzen
des preuves accablantes
door hel gaan
aller à l’échafaud
eergisteren
avant hier
overmorgen
après demain
trouwens/overigens
d’ailleurs
Bovendien/voorts
par ailleurs
plannen
planifier
vingerafdrukken
les empreintes digitales
een pistool
un pistolet
een geweer
un fusil
een machinegeweer
une mitrailleuse
een raket
un missile
een moordwapen
une arme au crime
een motief
un mobile
aangeschoten (enkel voor een vrouw)
pompette