H11.2: Pathogenese van longfibrose Flashcards

1
Q

hoe is gekeken welke variaties in je DNA geassocieerd is met IPF?

A

genome-wide association studies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

manhattan scale

A

hoe hoger op de y-as, hoe kleiner het getal, en het getal is de p-waarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

belangrijke cel in alveoli

A

type II pneumocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

type II pneumocyt

A
  • soort stamcel van je longen
  • surfactant
  • proliferatie
  • epitheliale regeneratie: kan type I cel worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

type I pneumocyt

A

platte grote pannenkoek, dun zodat er diffusie plaats kan vinden (97% van alveoli oppervlak)
- gaat makkelijk kapot en kan niet regenereren; dat kan alleen type II

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

surfactant

A

zorgt voor verlaging van oppervlakte spanning waardoor de alveoli openblijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke surfactant mutaties kunnen fibrose veroorzaken?

A

Surfactant Proteïne C (SP-C) en SP-A2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat gebeurt er bij (surfactant) mutatie?

A

eiwit verkeerd gevouwen => twee keuzes: óf productie ophogen (maar dat gaat uiteraard niet goed) óf cell-senescense

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

cell-scenescense

A

cel gaat niet dood; blijft zitten maar is ‘out’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

telomerase

A

beschermt telomeer tegen progressieve verkorting van telomeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

tot wat kan telomeer problemen leiden?

A

longfibrose maar ook heel veel andere dingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

telomeren verkorten altijd, maar sneller bij blootstelling aan bv sigarettenrook of obesitas

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat gebeurt er bij longweefselbeschadiging?

A

fibroblasten (wondgenezers) komen en vormen een soort netwerk en dit kan myofibroblasten vormen waardoor het contraheert waardoor de long kleiner wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waar zit de fibrose bij IPF?

A

subpleuraal en basaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

als fibroblasten littekenweefsel maken…

A

maken ze collageen en ECM om het weefsel steun te geven en stijver te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

meest profibrotische cytokine in menselijk lichaam

A

TGF-beta

17
Q

TGF-beta

A
  • zit in integrines, dus bij tractie komt dit vrij
  • bij gezond lichaam komt dit veel later en minder makkelijk vrij dan bij longfibrose
18
Q

waar staat de meeste tractie op je weefsel

A

subpleuraal en basaal

19
Q

hoe komt het dat IPF vooral subpleuraal en basaal zit?

A

daar is meeste tractie dus meeste TGF-beta afgifte

20
Q

pathogenese van longfibrose

A
  1. type 2 cellen senescent, korte telomeren, kunnen niet goed repareren
  2. beschadiging van longepitheel (roken, auto-immuun, medicatie)
  3. fibroblasten => myofibroblast => collageen/matrix
  4. eenmaal fibrose: door tractie/pro-fibrotische factoren/…… => nog meer fibrose
21
Q

welke twee behandelingen voor longfibrose? (fibrose slowing maar niet stopping)

A
  • nintedanib
  • pirfenidon
22
Q
A
23
Q
A