A1-A2-11 Flashcards

1
Q

Need

A

Hoeven (ik hoef)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

It was raining yesterday and a little bit slippery.

A

Het regende gisteren en het was een beetje glad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

I cycled away, wanted to turn right and slipped away.

A

Ik fietste weg, wilde rechts afslaan en gleed weg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Nothing wrong with me but my bike has.

A

Ik mankeerde zelf niets maar mijn fiets wel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

I cycled to home

A

Ik fietste naar huis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

There was nothing wrong with us

A

We mankeerden niets.(n because plural)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Feel

A

Voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Succeed

A

Lukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Yesterday i bought coffee

A

Gisteren kocht ik koffie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Yesterday i wanted cappucino

A

Gisterden wilde ik cappucino

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Yesterday I listened the tekst

A

Gisteren luisterde ik naar de
tekst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Yesterday I worked till 6 ocloc

A

Gisteren werkte ik tot 6 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Yesterday I was not feeling good

A

Gisteren voelde ik niet lekker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Yesterday it rained

A

Gisteren regende het.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Yesterday josh treated me

A

Gisteren trakteerde josh

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Yesterday I paid.

A

Gisteren betaalde ik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Yesterday I used your book.

A

Gisteren gebruikte ik jouw boek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

It rained all week

A

Het regende de hele week!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Yesterday we started at 9 am

A

Gisteren begonnen we om 9 uur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Yesterday I took tomatoe soup.

A

Gisteren nam ik tomaten soep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Yesterday I stayed till 2 pm

A

Gisteren bleef ik tot 14 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Yesterday I tought about the holiday.

A

Gisteren dacht ik aan de vakantie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Yesterday I didn’t do anything.

A

Gisteren deed ik niets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Yesterday she also gave a round

A

Gisteren gaf zij ook een rondje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Yesterday I saw ellen and frank
Gisteren zag ik ellen en frank.
26
Yesterday here was nice
Gisteren het hier was leuk
27
Yesterday I didnt say anything
Gisteren zei ik niets
28
Yesterday he asked alot
Gisteren vroeg hij veel
29
Luckily there was nothing wrong with me
Ik mankeerde gelukkig niets
30
Came
Kwamen
31
To celebrate
Vieren Vierde (celebrated)
32
Knew
Wist
33
Stood
Stond
34
Slept
Sliep
35
Stopped
Stopten
36
Lived
Woonden
37
Missed
Miste
38
Found
Vond
39
Watched
Keken (İk keek)
40
Drunk
Dronk
41
We were allowed
We mochten Ik mocht
42
We wanted
We wilden ık wilde
43
We had to
We moeste Ik moest
44
We could
We konden Ik kond
45
Shall we (past)
Zouden we Zou ik
46
On holiday
Op vakantie
47
At this moment
Op dit moment
48
Say greetings to yvette
Doe de groeten aan yvette
49
To watch smth
Kijk naar
50
What do you think about this idea?
Wat vind je van dit idee?
51
I suffer from my
Ik heb last van
52
Francis looks like
Francis lijkt op
53
I will make it in order
Ik maak het in orde
54
Different
Verschillend
55
Terrible
Verschrikkelijk
56
Morning
Ochten
57
Law
Rechten
58
Cheerful
Vrolijk
59
Noise
Geluid
60
I didnt want to come late
Ik wilde niet te laat komen
61
Exchange
Ruilen
62
Space
Ruim
63
Both
Allebei
64
Whole
Heel
65
All
Alle
66
Neighbourhood
Buurt
67
Earlier
Vroeger
68
To live
Leven
69
Ticket
Het kaartje
70
I am crazy about cuban music
Ik ben gek op Cubaanse muziek
71
Remember
Herinneren
72
Time
De keer
73
You know the way
Je weet de weg
74
Seen
Gezien
75
Long time no see
Lang niet gezien
76
Face
Gezicht
77
Company
Bedrijf
78
Am i mistaken?
Vergis ik me?
79
Office
Het kantoor/ Op kantoor
80
Own company
Eigen bedrijf
81
I have became my own boss
Ik ben eigen baas geworden.
82
Abroad
Het buitenland
83
I am never bored
Ik verveel me nooit
84
Hear
Horen Ik hoor
85
That’s right
Dat klopt
86
propose
Voorstellen
87
Recently
Sinds kort
88
I enjoy it
Het bevalt me
89
Besides
Naast
90
Part time job
Het bijbaantje
91
Are you interested?
Interesseer je?
92
Cinema
Die bioscoop
93
What coincidence
Wat toevallig
94
Am getting ready for
Bereid me voor op
95
Trip
De reis
96
Write down
Opschrijven
97
Remember
Onthouden
98
Slower Slowly
langzamer Langzaam
99
A village
Een dorp
100
Told
verteld (vertellen)
101
Every
İeder(e)
102
Do you have a job?
Heb je een baan?
103
What do you do for work?
Wat doe je voor werk?
104
Do you find the film interesting?
Vind je het film interessant?
105
Do you know merit for a long time?
Ken je merit al lang?
106
How do you know her?
Hoe ken je haar?
107
Special
Bijzonder
108
Conversation
Gesprek
109
I could remember that
Dat kon ik me herinneren
110
You are not mistaken
Je vergist je niet
111
Let me introduce myself / I will introduce myself
Ik zal me even voorstellen
112
Equally
Even
113
She feels at home here
Ze voelt zich hier thuis
114
He is not interested in films.
Hij interesseert zich niet voor films.
115
We are preparing for a walking trip
Wij bereiden ons voor op een wandelreis.
116
With you
Bij je
117
To prepare
Voor bereiden
118
Robert is preparing for his new job as makelaar
Robert bereidt zich voor op hij nieuwe baan als makelaar
119
As
Als or zoals
120
Do you have a pen with you
Heb je een pen bij je?
121
Do you know each other? We know each other for 3 years
Kennen jullie elkaar? We kennen elkaar 3 jaar.
122
Bored
Verveelden( zich vervelen)
123
Proposed
Voorgesteld (zich voorstellen)
124
Further
Verder
125
Song
Liedje
126
Offer
Aanbieden
127
Business
Zaak
128
Claim
Beweren
129
Single day
Enkele dag
130
The same
Het zelfde
131
Earn / deserve
Verdien
132
Full time
Voltijd
133
Don’t hesitate To hesitate
Aarzel niet Aarzelen
134
Fixed / permanent workhours
Vaste werktijden
135
Decide
Beslissen (zlj beslist)
136
To sing
Zingen
137
Receipt
Bonnetje
138
Impolite
Onbeleefd
139
To suggest
Suggereren Ik suggereer
140
Ugly
Lelijk
141
Unhappy
Ongelukkig
142
I am bored
Ik verveel me.