A1-A2-11 Flashcards
Need
Hoeven (ik hoef)
It was raining yesterday and a little bit slippery.
Het regende gisteren en het was een beetje glad.
I cycled away, wanted to turn right and slipped away.
Ik fietste weg, wilde rechts afslaan en gleed weg.
Nothing wrong with me but my bike has.
Ik mankeerde zelf niets maar mijn fiets wel.
I cycled to home
Ik fietste naar huis.
There was nothing wrong with us
We mankeerden niets.(n because plural)
Feel
Voelen
Succeed
Lukken
Yesterday i bought coffee
Gisteren kocht ik koffie
Yesterday i wanted cappucino
Gisterden wilde ik cappucino
Yesterday I listened the tekst
Gisteren luisterde ik naar de
tekst.
Yesterday I worked till 6 ocloc
Gisteren werkte ik tot 6 uur
Yesterday I was not feeling good
Gisteren voelde ik niet lekker
Yesterday it rained
Gisteren regende het.
Yesterday josh treated me
Gisteren trakteerde josh
Yesterday I paid.
Gisteren betaalde ik.
Yesterday I used your book.
Gisteren gebruikte ik jouw boek.
It rained all week
Het regende de hele week!
Yesterday we started at 9 am
Gisteren begonnen we om 9 uur.
Yesterday I took tomatoe soup.
Gisteren nam ik tomaten soep.
Yesterday I stayed till 2 pm
Gisteren bleef ik tot 14 uur
Yesterday I tought about the holiday.
Gisteren dacht ik aan de vakantie.
Yesterday I didn’t do anything.
Gisteren deed ik niets
Yesterday she also gave a round
Gisteren gaf zij ook een rondje