A1-A2-8 Flashcards
1
Q
Carrot
A
Wortel
2
Q
Approx/ about something meter
A
Ongeveer
3
Q
Often
A
Vaak
4
Q
Always
A
Altijd
5
Q
Enough
A
Genoeg
6
Q
Turn
A
Beurt
7
Q
Already/meantime
A
Alvast
8
Q
Main dish
A
Hoofdgerecht
9
Q
Dessert
A
Nagerecht of toetje
10
Q
Extremely
A
Erg
11
Q
Already
A
Al
12
Q
Choose
A
Kiezen
13
Q
Knife
A
Het Mes
14
Q
Fork
A
De Vork
15
Q
Spoon
A
De Lepel
16
Q
Taste
A
Proef
17
Q
Dessert
A
Toetje
18
Q
Fruits
A
Vruchten
19
Q
Cream
A
Slagroom
20
Q
At
A
Bij
21
Q
To
A
Te
22
Q
Only
A
Alleen
23
Q
Soup
A
De soep
24
Q
As
A
Als
25
Fries
Frietjes
26
Salad
De salade
27
Meat
Het vlees
28
Without
zonder
29
Without
Zonder
30
Feel
Voelen
31
Higher
Hoger
32
To Bring
Halen
Haalt
33
Try
Proeven
Proeft
34
Choose
Kiezen
35
I am being called.
Ik word gebeld.
36
I am being called by layra.
Ik word door laura gebeld.
37
My bike has been stolen.
Mijn fiets is gestolen.
38
Someone is calling me.
Iemand belt mij.
39
I am being called.
Ik word gebeld.
40
Laura is calling me.
Laura belt mij.
41
I am being called by laura.
Ik word door laura gebeld.
42
Laura called me.
Laura heeft mij gebeld.
43
Laura had called me.
Laura had mij gebeld.
44
I was called by laura.
Ik ben door laura gebeld.
45
I had been called by laura.
Ik was door laura gebeld.
46
I went to the dentist.
Ik ben naar de tandarts gegaan.
47
Paul has graduated yesterday.
Paul is gisteren afgestudeerd.
48
Ik got hired.
Ik ben aangenomen.
49
My bike has been stolen.
Mijn fiets is gestolen.
50
We cycled in the dunes.
We hebben in de duinen gefietst.
51
I cycled to Elise.
Ik ben naar Elise gefietst.
52
Willem biked with his brother to school.
Willem fietste met zijn broer naar school.
53
Willem has biked with his brother to school
Willem is met zijn broer naar school gefietst.
54
Willem walked at the beach.
Willem vandelde op het strand.
55
Willem has walked on the beach.
Willem heeft op het strand gewandeld.
56
Willem washed his hands.
Willem waste zijn handen.
57
Willem has washed his hands.
Willem heeft zijn handen gewassen.
58
Willem wrote a beautiful letter.
Willem schreef een mooie brief.
59
Willem has written a beautiful letter.
Willem heeft een mooie brief geschreven.
60
I don’t understand the question.
Ik begrijp de vraag niet.
61
I didn’t understand xxx
Ik begreep de vraag niet.
62
I haven’t understood the question.
Ik heb de vraag niet begrepen.
63
Where were you now? (Plural)
Waar bleven jullie nou?
64
Where were you?
Waar bleven jullie?
65
Where have you been all that time?
Waar zijn jullie al die tijd gebleven?
66
I eat breakfast everyday at 8 am.
Ik ontbijt elke dag om 8 uur.
67
Before I ate breakfast everyday at 7 am.
Vroeger ontbeet ik elke dag om 7 uur.
68
But today, I haven’t eaten breakfast yet.
Maar vandaag heb ik nog niet ontbeten.
69
I eat fries every week.
Ik eet elke week patat.
70
I used to eat fries twice a week.
Ik at twee keer per week patat.
71
My mum and I used to eat before fries twice a week.
Mıjn moeder en ik aten vroeger 2 keer week patat.
72
Last week I have eaten fries 3 times.
Vorige week heb ik drie keer patat gegeten.
73
The woman gives the man 3 kisses.
De vrouw geeft de man 3 kussen
74
The woman gave….
De vrouw gaf de man 3 kussen.
75
The woman and the man gave each other 3 kisses.
De vrouw en de man gaven elkaar drie kaar.
76
The woman has given the man 3 kisses.
De vrouw heeft 3 kusses gegeven.
77
I often forget names.
Ik vergeet vaak namen.
78
Before I didnt forget names that often.
Vroeger vergat ik niet zo vaak namen.
79
Before people didnt forget names that often.
Vroeger vergateb mensen ….
80
I have forgotten your name.
Ik heb je naam vergeten.
81
We start today at 9 am
We beginnen vandaag om 9 uur.
82
We started yesterday at 8 uur.
We begonnen gisterday om 8 uur.
83
The day before yesterday we have started at 7 am
Eergisteren zijn we om 7 uur begonnen.
84
I drink today 3 cups of coffee
Ik drink vandaag 3 kopjes koffie
85
Yesterday I drank 4 cups…
Gisteren dronk ik ..,
86
The day before yesterday I have drunk 5 ..
Eergisteren heb ik 5 kopjes koffie gedronken.
87
What do you think of this video?
Wat vind je van deze video?
88
What did you think of my previous video?
Wat vond je van mijn vorige video?
89
When have you found my channel?
Wanneer heb je mijn kanal gevonden?
90
Hanna wants to buy a new pair of pants.
Hanna wil een nieuwe broek kopen.
91
Hanna wanted to buy…
Hanna wilde/woun……
92
The women wanted to buy pants.
De vrouwen wilden broeken kopen
93
Clotheshop
De kledingzaak
94
Sales woman
De verkoopster
95
Salesman
De verkoper
96
Am looking
Zoek (zoeken)
97
Jean
De spijkerbroek
98
Size
De maat
99
Usually
Normaal
100
What kind of
Wat voor
101
Light
lichte (licht)
102
Low
Laag
103
Different
Verschillend
104
Brand
Het merk / merken
105
Try on
Probeert (proberen)
106
Both
Allebei
107
Somewhere
Ergens
108
Try on
Passen
109
Changing rooms
De paskamer
110
Fit
Zitten
111
İt
Hem
112
Wide
Wijd
113
Smaller
Kleinere
114
Smallest
Kleinste
115
Possible
Mogelijk
116
Receipt
De bon
117
Exchange
ruilen
118
To Lay
Liggen
119
All kinds of
Allerlei sorten
120
Decide
Beslissen
121
Suits me best
Staat me het best
122
Which size are you?
Welke maat hebt u?
123
I have 40 size
Ik heb maat 40
124
Have you it in a smaller size?
Hebt u hem in een kleinere maat?
125
This is the smallest size from this model.
Dit is de kleinste maat van dit model.
126
Which brand are you looking for?
Welke merk zoekt u?
127
Do you also have this trousers in black?
Hebt u deze broek ook in het zwart?
128
Window
Het raam
129
To call
Roepen
130
To wear
Dragen
131
Sweater
Trui
132
To compare
Vergelijken
133
High
Hoog
134
Low
Laag
135
Enough
Genoeg
136
To declde
Beslissen
