A1-A2-15 Flashcards
1
Q
Cinema
A
De bioscoop
2
Q
İs there
A
İs erbij
3
Q
According
A
Volgens
4
Q
Everything
A
Alles
5
Q
Everybody
A
İedereen
6
Q
Colleague
A
De collega
Plr collega’s
7
Q
Each year
A
Elk jaar
8
Q
I have a dream
A
Ik heb een droom
9
Q
Some
A
Sommige
10
Q
In some parks your are not permit to cycle
A
In sommige parken mag je niet fietsen
11
Q
She throws some water on the fire
A
Ze gooit (gooiten) wat water op het vuur.
12
Q
Box office assistant
A
De caissiere
13
Q
Show/session
A
De voorstelling
14
Q
To book
A
Reserveren
15
Q
How stupid
A
Wat stom
16
Q
I looked wrong
A
Ik heb verkeerd gekeken
17
Q
Wrong
A
Verkeerd
18
Q
Have a look
A
Even kijken
19
Q
Has already started
A
Is al bezig
20
Q
The film has already started for 15 minutes.
A
De film is al kwartier bezig
21
Q
Beginning
A
Het begin
22
Q
Missed
A
Gemist
23
Q
Are showing
A
Draaien
24
Q
The summer heat
A
De zomerhitte
25
Earlier
Eerder
26
Filmed/recorded
Opgenomen
27
Subtitle
De ondertiteling
28
Subtitled
Ondertiteld
29
Class
De rang
30
Almost
Bijna
31
Story
Verhaal
32
Have you already reserved tickets for the film!
Heb je al kartjes voor de film gereserveerd?
33
What time does the show start?
Hoe laat begint de voorstelling?
34
This is the wrong train.
Dit is de verkeerde trein.
35
I miss the mountain in my land.
Ik mis de bergen in mijn land
36
Tom told beautiful stories about chile
Tom vertelde mooie verhalen over chile
37
Sorry, I am busy
Sorry, ik ben bezig.
38
I dont feel myself good so I go to the doctor
Ik voel me niet goet, dus ik ga naar de dokter
39
I want to buy the jacket but I want to try it first
Ik wil de jas wel kopen, maar ik wil hem eerst passen.
40
To pass an exam
Een examen halen
41
I passed my exam
Ik heb mijn examen gehaald
42
I have to get up early
Ik moet vroeg opstaan.
43
A chair is empty
Een stoel is leeg.
44
Viewing guide
Kijkwijzer
45
Violence
Geweld
46
Besides
Daarnast
47
Summary
Overzicht
48
Happy
Gelukkig
49
Safe
Veilig
50
Useful/handy
Handig
51
Chance
Toevallig
52
Few
Weinig
53
Sunny
Zonnig
54
Ridiculous
Belachelijk
55
Easy
Gemakkelijk
56
Terrible
Verschrikkelijk
57
Erperience
Ervaring
58
Advice
Advies
59
Dry
Droog
60
Whattime is the film?
Hoe laat draait de film?
61
Yesterday I spoke to helen at the cinema
Gisteren sprak ik Helen in de bioscoop.
62
Our bikes are outside/inside
Onze fietsen staan binnen/buiten.
63
Can I have a half/full brwad?
Mag ik een half/heel brood?
64
Is course 2 same/different?
Is cursus 2 anders/hetzelfde?
65
He sometimes /usually goes to his work by car
Hij gaat soms/meestal met de auto naar zijn werk.
66
The cinema is before/after the station
De bioscoop is voor/achter het station.
67
My room is about/certain 4 meter long
Mijn kamer is ongeveer/precies 4 meter lang.
68
Until
Totdat
69
While
Terwijl
70
Once/as soon
Zodra
71
As long as
Zolang
72
When/if
Als
73
When I was young, I wanted to become a flight attendent.
Toen ik jong was, wilde ik stewardess worden.
Ze waren
74
When I grow up, I want to become a flight attendent
Als ik later groot ben, wil ik stewardess worden.
75
Since I upload videos to youtube, I can teach Dutch to more students around the globe.
Sinds ik videos op youtube zet, kan ik meer studenten over de wereld
Nederlands leren.
76
Before we can cook, we must do the grocery shopping first.
Voordat we kunnen koken, moeten we eerst boodschappen doen
77
Before we could cook, we had to do the grocerry shopping first
Voordat we konden koken, moesten we eerst boodschappen doen
78
After we have finished shopping, we can cook.
Nadat we boodschappen hebben gedaan, kunnen we koken.
79
After we went shopping, we could cook
Nadat we boodschappen hadden gedaan, konden we koken.
80
We stay on the beach until the sun sets.
We blijven op het strand totdat de zon ondergaat.
81
While I am recording this lesson, my cat is sleeping.
Terwijl ik deze les opneem, ligt mijn kat te slapen
82
Once/as soon as I finish filming, I am going to edit the video.
Zodra ik klaar ben het filmen, ga ik de video editen
83
As long as I live, I will always love you.
Zolang ik leef, blijf ik altijd van je houden.
84
Laura is calling me
Laura belt mij
85
I am being called by Laura
Ik word door Laura gebeld.
86
Student house
Het studentenhuis
87
Technology
Technologie
88
Alarm clock
De wekker
89
Darling
De schat
90
Wonderful
Heeelijk
91
Dreamt
Dream
To dream
Gedroomd
Droom
Dromen
92
Island
Het eiland
93
Birds
Vogels (de vogel)
94
At all / completely
Helemaal
95
Awake
Wakker
96
Feel well-rested
Ben uitgerust (uitgerust zijn)
97
Get up
I get up
Opstaan
Ik sta op
98
Breakfasts
Het ontbijt
99
During
Tijdens
100
Ordinary
Gewoon
101
Program
Het programma
102
Lecture / class
Het college
103
Library
De bibliotheek
104
Examination
Het tentamen
105
History
Geschiedenis
106
Mortgage
De hypotheek
107
Dinner
Het avondeten
108
Lost
Ben kwijt (kwijt zijn)
109
Data
Gegevens
110
Audience
Het publiek
111
Nobody
Niemand
112
İnvited
(To invite)
Uitgenodigd
Uitnodigen
113
At the same time
Tegelijk
114
Besides
Behalve
115
Strange
Vreemd
116
The film was a little bit strange.
De film was een beetje vreemd.
117
I don’t understand it not somgoed
Ik begreep hem niet zo goed.
118
The film alles and lief are showing at the same time
De films Alles en Lief draaien tegelijk
119
During the train trip you can sleep
Tijdens de trein reis kun gaan slapen.
120
The holiday in columbia was wonderful
De vakantie in Columbia was heeelijk
121
How busy the cinemais?
Wat het druk in de bioscoop?
122
At seven i got up
Om zeven uur ben ik opgestaan.
123
The pharmacy
De apotheek
124
Meatballs
De gehaktballetjes
125
Wash
Wassen
126
Cooked
Gekookt
127
Spicy
Pittig
128
Have lunch
Had lunch
Lunchen
Geluncht
129
I will connet you
Ik verbind u door
130
You said
Zei je
131
To invite for a party
Uitnodigen voor een feest
132
There is an accident happened
Er is een ongeluk gebeurd.
133
Probably a specialist will come to the company.
Waarschijnlijk komt er een specialist naar het bedrijf.
134
There was only room on the sixth floor.
Er was alleen nog plaats op de zesde verdieping.
135
Tina is doing grocery shopping
Tina is het boodschappen aan het doen
136
I am writting
Ik ben aan het schrijven
137
I was cooking
Ik was aan het koken
138
I am reading this book.
Ik ben dit boek aan het lezen.
139
I was singing
Ik was aan het zingen.
140
We were walking at the Naardamer.
We waren aan het wandelen bij het Naardamer.
141
She is studying in the library
Ze is in de bibliotheek aan het studeren.
142
This morning
Vanochtend
143
Remember
Herinerren
144
Sound
Klank
145
Noise
Lawaai
146
Back
Rug
147
Throat
Keel
148
Shout
Roepen
149
Autumn
Herfst
150
Flat
Plat
151
Trade/change
Ruilen (ravlın)veranderen
