B1 - B2 - Belangrijke Werkwoorden Flashcards
(109 cards)
bewaren
to keep / store / preserve
beweren (v)
beweerde / beweerd (v)
claim
to claim
claimed (niet schuldig te zijn)
toegeven (aan)
gaf toe / toegegeven
to admit / own up to / to give in (surrender something)
gave in / admitted
waarnemen
to perceive
telkens
every time
knikken
to nod
elders
elsewhere
begeleiden
to accompany / guide / mentor
zowat
about (this many people die of…)
roughly (ten times the amount of)
De planeet trok meteen mijn aandacht… het was __

boeien
captivating / intrigue
afleiden uit
deduce from / gather from / derive from
vermijden
to avoid
ontwijken
to dodge
aandringen
dringen
to urge / insist
to be pushed / pressed
benadruk
emphasize
aansporen
to urge
- zich inspannen*
- zich inzetten*
to make an effort
to be committed to
(zich) beseffen / realiseren
to realize
plakken
to stick
slaan sloeg / geslagen
to hit was beaten
kapotmaken
destroy
boren / gebord
drill / drilled
royaal
generously
is bevoegd / zijn bevoegd
is authorized









