B1-B2 - Preposities Flashcards

(62 cards)

1
Q

rekening houden

A

met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

nadruk leggen

A

op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

uitgaan

A

van ik ga ervan uit (I assume that)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

opkijken

A

van to be moderately surprised

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

afleiden

A

uit to deduce

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

inspelen __ iets

A

op to respond to (or capitalize on something)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

aanpassen

A

aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

overschakelen

A

op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verzetten zich

A

tegen

i.e. to oppose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

geven (hulp, eten, etc)

A

aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

iets ___ wijden

A

aan to devote / dedicate to

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ik heb geen recht __ (geld, gunsten etc)

A

op

i.e. I have no rights to…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

lijden ____

A

onder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

sluipen (sloop)

A

uit to sneak uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

toevoegen ___

A

aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

zich ____ ingezet / inspannen

A

voor inzetten -> to be committed to inspannen -> to put a lot of effort into

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

___ wie hebben jullie dat verteld? ___ wie was je?

A

Aan Met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Geloof je __ het effect van het?

A

in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Daar moest ik __ lachen Ik lachte hard __ haar

A

om

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Heeft u ____ dat bureau geschreven vanwege uw klacht? Misschien is het beter dat je het ___ de manager schrijft.

A

naar aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Luister je ___ muziek?

A

naar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Die foto doet me denken ___ mijn jeugd.

A

aan This photo reminds me of my youth

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Heb je het __ fouten gecontroleerd?

A

op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

We hopen __ een zomer met zon

A

op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Heeft hij zich al ___ je voorgesteld?
aan Has he already introduced himself to you yet?
26
We hebben er\_\_\_\_ gezocht
naar We searched for it
27
Ik trok ___ het touw Je moest er\_\_\_ trekken
aan
28
Waar wijs je ____ ??
naar What are you pointing at?
29
Je kunt geen appels ___ peren vergelijken
met
30
\_\_\_ welk genre behoort dit? ___ welke stad behoort dit?
Tot
31
Ze leveren alleen ___ winkels Leveren ze ___ fabrikanten?
aan
32
\_\_ wie heb je gestemd? Je weet nooit __ wie het Amerikaanse publiek zal stemmen
op
33
Ik weiger er\_\_ te reageren Ik weiger te reageren __ deze vragen
op
34
Ze floot ____ de vogels
naar
35
Ik ben niet geïrriteerd __ deze Ik erger me er niet \_\_
door aan
36
herinneren \_\_\_
aan
37
beperken \_\_\_
tot
38
brengen \_\_\_\_
naar
39
zij lijkt __ haar vader
op
40
zich voorbereiden \_\_
op
41
zoeken \_\_\_
naar
42
verslaafd \_\_\_
aan
43
afhankelijk \_\_\_
van
44
afstand nemen \_\_\_
van
45
besteden \_\_\_
aan
46
doorbrengen \_\_\_
met spend time with
47
effect hebben \_\_
op
48
enthousiast zijn \_\_\_\_
over
49
gericht zijn \_\_
op
50
hekel hebben \_\_\_
aan
51
horen \_\_\_
bij
52
meedoen \_\_\_
aan
53
nadenken \_\_\_\_
over
54
onderzoek doen \_\_\_\_
naar
55
zich richten \_\_
op
56
staren \_\_\_\_
naar
57
*in aanraking komen met*
to come into contact with
58
*profiteren \_\_\_*
van
59
danken hebben \_\_\_
aan we owe it to
60
**onderscheiden \_\_\_\_** i.e. zij onderscheidt zich door haar ...
door i.e. she stands out because of her..
61
**_Preposities en de 'er-familie'_** * Er (het) i.e. ik heb **er** geen zin in * Waar (wat) i.e. De persoon **waar** ik het **over** had * Daar (dat) i.e. **Daar** heb ik geen zin **in** * Hier (dit) i.e. Zij is **hier** trots **op** * Ergens (\_) i.e. Hij heeft het **\_** **over** * i.e. Hij lacht **\_ \_** * Nergens (\_) i.e. Ik heb **\_** zin **in**
* Ergens (iets) i.e. Hij heeft het ergens over (He talks about something) * Hij lacht ergens om (He laughs about something) * Nergens (niets) i.e. Ik heb nergens zin in (I don't feel like anything)
62
**_Scheidbare werkwoorden + prepositie:_** * Uitgaan van * I assumed it would be about something * Afhangen van * it depends on if she doesn't shut up about something * Nadenken over * I think it over whenever there's an issue * **Stilstaan bij** * **She dwells on the fact that she lost everything** * bijdragen aan * He contributes to society * overschakelen naar / op * Switching over to English is a famous hobby of the Dutch * **opkijken van** * **However, we should not be surprised by these kinds of comments** * omgaan met * She deals with many problems * terug komen op * We have to come back to it when we're ready * samenwerking aan * They will need us to collaborate on different projects * uitnodig voor * I am getting invited to parties all the time * toegeven aan * She indicates her intentions well * **toekomen aan** * **No, I haven't gotten around to it yet**
* Ik ging ervan uit dat het ergens over zou gaan * Het hangt ervan af of ze ergens niet over zwijgt * Ik denk erover na als er een probleem is * **Ze staat stil bij het feit dat ze alles verloor** * Hij draagt bij aan de samenleving * Overschakelen naar het Engels is een bekende hobby van Nederlanders * **We moeten echter niet opkijken van dit soort opmerkingen** * Ze gaat met veel problemen om * We moeten erop terugkomen als we er klaar voor zijn * Ze zullen ons nodig hebben om samen te werken aan verschillende projecten * Ik word de hele tijd uitgenodigd voor feestjes * Ze geeft goed haar bedoelingen aan * **Nee, ik ben er nog niet aan toegekomen**