De Sprong Thema 7 Flashcards

(132 cards)

1
Q

aannemen (nam aan, h. aangenomen)

A

ontvangen, aanvaarden, niet weigeren

(nam aan, h. aangenomen)

  1. předpokládat, mít za to (že)
  2. nabrat koho (pracovníky ap.), přijmout (do práce)
  3. přijmout co (nabízené ap.), brát co (nabídku ap.)
  4. zaujmout (stanovisko ap.)
  5. naverbovat koho, odvést koho (do armády)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aanslag (de) (-slagen)

A

een poging om gebouwen kapot te maken of mensen te doden

  1. atentát na koho
  2. úhoz (na klávesnici)
    phr
    een aanslag plegen op iem. spáchat atentát na koho (chtít zabít)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

abstract

A

niet concreet, over iets wat abstract is, kan je nadenken

abstraktní

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

acteren

A

een rol hebben in een theaterstuk of film, toneelspelen

herectví

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

acteur/actrice (de)

A

iemand die acteert, een toneelspeler

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

afbeelding (de) (~en)

A

een plaatje of tekening

obraz (výsledek vyobrazení), zobrazení

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

afspelen (zich) (speelde af, h. afgespeeld)

A

plaatsvinden (vond plaats, h. plaatsgevonden)
konat se, proběhnout

  1. přehrát co (záznam, nahrávku)
  2. dohrát (skladbu ap.)
    phr
    zich afspelen odehrát se
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

amper

A

bijna niet

barely · hardly · scarcely · only just

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

artiest (de) (~en)

A

de kunstenaar

umělec

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

atelier (het) (~s)

A

een ruimte waar een kunstenaar werkt

ateliér

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

auteur (de) (~s)

A

de schrijver of schrijfster van een boek

autor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

band (de) (~en)

A

een groep mensen die muziek maken
skupina (hudebni), kapela

  1. pouto (vztah ap.)
  2. pneumatika, guma (kolo)
  3. pásek (záznamový), páska (magnetická ap.)
  4. (anat.) vaz (mezi kostmi, kloubu ap.)
    phr
    band wisselen t výměna pneumatiky
    lekke band m defekt (píchlá duše)
    lekke band prázdná pneumatika (píchlá ap.)
    lopende band montážní pás (výrobní linky)
    Ik heb een lekke band. Píchl jsem (pneumatiku).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

beeld (het) (~en)

A

een beeldhouwwerk, een voorwerp van steen, hout of metaal dat bedoeld is als kunst

obrázek (vyobrazení)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

beeldhouw(st)er (de)

A

iemand die beelden maakt

sochar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

beeldhouwen (beeldhouwde, h. gebeeldhouwd)

A

een beeld maken

  1. vyřezat (sochu ap.)
  2. vytesat co (sochu ap.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

beeldhouwwerk (het)

A

het beeld, een voorwerp van steen, hout of metaal dat bedoeld is als kunst

sculpture

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

behalen (behaalde, h. behaald)

A

krijgen door moeite te doen

dosáhnout čeho (získat ap.), docílit čeho
diploma behalen získat kvalifikaci (v oboru)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

benaming (de) (~en)

A

de naam voor iets

označení (název ap.), pojmenování

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

bloeiend

A

als het goed gaat met iets

vzkvétající, prosperující

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

cabaret (het) (~s)

A

een voorstelling om te lachen, met korte stukken toneel en liedjes

estráda (varietní ap.), kabaret

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

cabaretier (de)

A

iemand die aan cabaret doet

cabaret performer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

cartoon (de) (~s)

A

een getekende grap

kreslený vtip (komiksový ap.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

cartoonist (de)

A

iemand die cartoons maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

club (de) (-s)

A

een vereniging voor een sport of een hobby

klub

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
concertzaal (de)
een zaal waar je naar een uitvoering van muziek kan kijken
26
conference (de)
een gesproken verhaal dat bedoeld is om het publiek te laten lachen
27
daadwerkelijk
echt doopravdy, opravdu (ve skutečnosti), skutečně, opravdově
28
destijds
toen, in die tijd tenkrát, tehdy (v té době)
29
deurwaarder (de) (~s)
iemand die zorgt dat mensen hun schulden aflossen | práv.) exekutor (majetku
30
dichtbundel (de)
een boek met meerdere gedichten (basen)
31
dichter(es) (de)
iemand die gedichten schrijft
32
dirigent (de)
de leider van een groep mensen die muziek maken
33
doek (het) (~en)
het schilderij plátno (malířské)
34
doodschieten (schoot dood, h. doodgeschoten)
doden met een vuurwapen (een geweer, revolver of pistool) zastřelit koho
35
dwarsbomen (dwarsboomde, h. gedwarsboomd)
tegenwerken, zorgen dat iemand iets niet kan doen mařit (snahy), překazit (záměry ap.), zmařit co (plány ap.)
36
ensemble (het) (~s)
een kleine groep mensen die samen klassieke muziek maken soubor (taneční ap.)
37
expositie (de)
de tentoonstelling (vystava)
38
festival (het)
een feest met muziek, film of toneel dat meerdere dagen duurt en dat ieder jaar gehouden wordt
39
figuratief
bij figuratieve kunst zijn herkenbare onderwerpen afgebeeld
40
filmen
met een apparaat beelden opnemen voor de bioscoop of de televisie
41
filmregisseur (de)
iemand die bepaalt hoe een film eruit gaat zien film director
42
filmset (de)
de plaats waar een film wordt opgenomen
43
fotograaf (de)
iemand die foto’s maakt
44
fotograferen
foto’s maken
45
galerie (de)
een ruimte waar je kunst kunt bekijken en kunt kopen
46
gebaseerd zijn op
gefundeerd zijn op gebaseerd zijn op iets být založen(ý) na čem, vycházet z čeho (teorie ap.), vycházet z čeho (výsledky ap.) zich baseren op iets být založen(ý) na čem, vycházet z čeho (výsledky ap.)
47
gedicht (het) (~en)
een mooie, korte tekst volgens bepaalde regels, waarin dingen net anders gezegd worden (lit.) báseň een gedicht schrijven psát báseň
48
genoeg hebben van iets Ik heb er genoeg van!
iets niet meer willen Ik heb er genoeg van! Už toho mám dost. (plné zuby)
49
getuige (de) (~n)
iemand die bij een gebeurtenis is geweest en kan vertellen wat er gebeurd is 1. svědek čeho (činu ap.) 2. svědek (na svatbě) 3. pamětník 4. (práv.) svědek (u soudu) phr getuige zijn van iets být svědkem čeho (vidět ap.)
50
gevangenis (de) (~sen)
een speciaal gebouw waar mensen vastzitten omdat ze straf hebben vězení (budova), věznice
51
gevreesd
waar mensen bang voor zijn adj obávaný
52
hevig
erg, sterk, zeer ``` adj 1. vydatný (déšť, pomoc ap.) 2. prudký (silný ap.) adv silně (sněžit ap.), hustě (pršet ap.) ```
53
historicus (de) (-ci)
iemand die de geschiedenis bestudeert historik
54
ijdel
het uiterlijk heel belangrijk vinden en vaak in de spiegel kijken. ješitný, marnivý
55
in aanmerking komen voor
recht hebben op, een kans maken op in aanmerking komen voor iets získat nárok na co (podporu ap.) in aanmerking nemen iets přihlédnout k čemu, přihlížet k čemu (brát v úvahu) in aanmerking komen voor iets splňovat podmínky pro co (pro povýšení, získání příspěvku ap.)
56
inmiddels
intussen mezitim
57
instrument (het)
een voorwerp waarmee je muziek kunt maken
58
je vak goed verstaan
goed zijn in het werk dat je doet
59
klei (de) (-eien)
zware, zwarte natte grond hlína (hrnčířská ap.)
60
kleinkunst (de)
cabaret, podiumkunst die in de eerste plaats is bedoeld om te amuseren
61
koopman (de) (-lieden/-lui)
man die producten verkoopt obchodník (kdo obchoduje)
62
koor (het) (koren)
een groep mensen die zingen 1. (hud.) sbor (pěvecký) 2. kůr
63
kunst (de)
het maken van mooie dingen, en die dingen zelf, zoals | beelden en schilderijen
64
kunstacademie (de)
onderwijsinstelling die een opleiding tot kunstenaar verzorgt
65
kunstenaar (de)(~s)
iemand die voor zijn beroep kunst maakt umělec beeldende kunstenaar m výtvarník
66
kunsthal (de)
plaats voor exposities van kunst
67
kunstwerk (het) (~en)
iets wat kunst is, zoals een schilderij of een beeld umělecké dílo
68
kunstzinnig
artistiek, iemand die kunstzinnig is, heeft gevoel voor kunst en maakt mooie dingen artistic · artsy
69
kwalificeren (zich) (kwalificeerde, h. gekwalificeerd)
de volgende ronde halen, een kans maken voor de hoofdprijs oprávnit koho k čemu (kvalifikačně ap.), udělit oprávnění komu k čemu zich kwalificeren získat kvalifikaci (v oboru) zich kwalificeren (sport.) kvalifikovat se (sportovec)
70
machtig
invloed hebben door baan of functie 1. mocný 2. mohutný (velikostí ap.) phr iets machtig zijn ovládat (umět)
71
minnaar (de) (~s/-naren)
iemand die van je houdt en met wie je seks hebt, maar die niet je vaste partner is milenec
72
museum (het)
een gebouw waarin voorwerpen getoond worden die belangrijk zijn voor de cultuur
73
musiceren
muziek maken
74
musicus (de) (-ci)
muzikant, iemand die voor zijn of haar beroep muziek maakt muzikant, hudebník
75
muziekcentrum (het)
plaats waar mensen naar muziek kunnen luisteren
76
muzikant(e) (de)
musicus, iemand die voor zijn of haar beroep muziek maakt
77
neergang (de) (~en)
een periode waarin iets daalt of afneemt (klesat; polevit) pád (pokles ap.)
78
noodlottig
fataal, door een ongelukkige loop van omstandigheden adj osudný (chyba ap.)
79
noodzakelijk
onmisbaar, dringend nodig adj nutný (požadovaný), nezbytný adv nezbytně (vyplývat ap.) phr absoluut noodzakelijk nezbytně nutný
80
nummer (het) (~s)
een lied 1. číslo (cifra) 2. číslo (časopisu ap.), vydání (výtisk) 3. vystoupení (umělecké ap.) phr op zijn nummer zetten iem. usadit koho (kritikou ap.), zpražit koho, setřít koho (poznámkou ap.)
81
oeuvre (het) (~s)
het complete werk (van een kunstenaar) (souborné) dílo
82
ondertiteling (de) (~en)
de vertaalde tekst onder aan het beeld bij films of op televisie titulky (překladové)
83
ondertussen
in dezelfde tijd mezitím, zatím (v téže době)
84
onvermijdelijk
niet te voorkomen, het zal zeker gebeuren neodvratný (konec ap.), nevyhnutelný
85
op alle vlakken (~ken)
op alle terreinen / in alles 1. plocha (povrchová část) 2. rovina (geometrická ap.) 3. (geom.) nákresna
86
op de kaart zetten
laten zien dat je iets heel goed kan om daarmee bekend te worden to chart (zmapovat, zmonitorovat, sledovat)
87
optrede (trad op, is opgetreden)
spelen, een voorstelling of een uitvoering geven 1. počínat si, postupovat jak při čem 2. účinkovat (v divadle ap.), vystoupit v čem (účinkující), vystupovat v čem (účinkující ap.) phr met harde hand optreden tegen iem. tvrdě zakročit proti komu
88
optreden (het) (~s)
de voorstelling 1. výskyt (jevu ap.) 2. vystupování (chování ap.) 3. vystoupení (umělecké ap.)
89
orkest (het) (~en)
een groep mensen die met muziekinstrumenten muziek maken (hud.) orchestr
90
plegen (pleegde, h. gepleegd)
doen (van een misdaad) páchat, spáchat co, dopustit se čeho een misdaad plegen spáchat trestný čin, dopustit se trestného činu zelfmoord plegen spáchat sebevraždu, zabít se (hl. sebevražedně)
91
podium (het) (-dia/~s)
het toneel, een verhoging waarop mensen uit de zaal je goed kunnen zien 1. pódium (řečnické ap.) 2. stupínek (řečnický ap.) 3. stupně vítězů
92
poëtisch
met woorden en teksten waarin dingen mooi worden gezegd en volgens bepaalde regels poetický
93
recensie (de) (~s)
een artikel waarin iemand zijn of haar mening geeft over een boek, een film, een voorstelling, enz. recenze
94
regisseur (de) (~s)
iemand die bepaalt hoe een film, toneelstuk, radio- of televisieprogramma eruit gaat zien režisér
95
ritme (het) (~n)
de maat van muziek rytmus
96
roddelen (roddelde, h. geroddeld)
over iemand praten zonder dat die persoon dat weet, vooral over negatieve dingen drbat, pomlouvat koho
97
rode draad (de)
een thema dat steeds terugkeert thread · common thread (nit, vlakno, propletat se)
98
roman (de) (~s)
een boek met een verhaal over mensen (lit.) román
99
schedel (de) (~s)
het harde, bovenste deel van het hoofd van een mens (anat.) lebka
100
schilder(es) (de) (~s)
iemand die schilderijen maakt 1. malíř 2. malíř pokojů
101
schilderen (schilderde, h. geschilderd)
een schilderij maken ``` v 1. malovat (obraz ap.), namalovat (barvami) 2. malovat (byt ap.), vymalovat t malování ```
102
schilderij (het) (~s)
een voorstelling die op een doek of op hout is malba, obraz (dílo malíře ap.)
103
schrijver/schrijfster (de)
de auteur, iemand die voor zijn of haar beroep boeken schrijft
104
sculptuur (de)
het beeldhouwwerk, een beeld dat als kunstwerk is gemaakt socha
105
song (de)
het liedje
106
speelfilm (de)
een film waarin mensen rollen spelen movie
107
spelen (speelde, h. gespeeld)
een voorstelling maken hrat
108
stiekem
in het geheim, wat eigenlijk niet mag potají
109
stilleven (het) (~s)
een schilderij van dingen die niet kunnen bewegen (b.v. borden,fruit) (výtv.) zátiší
110
strijd (de) (~en)
het gevecht (boj, zapas) boj, souboj o co (volební ap.), zápolení o co (o křeslo, postup ap.)
111
tafereel (het)
een afbeelding (obraz) of gebeurtenis (udalost) die interessant is om te zien account · description · scene
112
tegenslag (de) (-slagen)
de pech, een gebeurtenis of toestand die niet gunstig is krok zpět (komplikace ap.), dílčí nezdar
113
tekenaar (de) (~s)
iemand die een voorstelling maakt op papier met potlood, pen of krijt kreslíř technisch tekenaar m (tech.) kreslič
114
tekenen (tekende, h. getekend)
een voorstelling maken op papier met potlood, pen of krijt ``` v 1. kreslit, nakreslit 2. narýsovat co, rýsovat t kreslení ```
115
tekening (de) (~en)
een voorstelling op papier die met potlood, pen of krijt is gemaakt 1. kresba 2. nákres, výkres, rys (technické zobrazení)
116
tentoonstelling (de) (~en)
de expositie, een hoeveelheid voorwerpen, vooral kunst, die op een plaats neergezet zijn zodat het publiek ernaar kan kijken výstava
117
toon (de) (tonen)
een klank op een bepaalde hoogte tón
118
toneel spelen
acteren toneel (divadlo, dejiste, jeviste)
119
toneelspeler/-speelster (de)
de acteur / actrice actor
120
treurig
verdrietig, triest adj smutný treurig worden posmutnět, zesmutnět
121
vastberaden
gedecideerd, zonder twijfels adj rozhodný (povaha) adv rázně (rozhodně ap.), rozhodně (říct ap.), rezolutně phr vastberaden zijn om iets te doen být (pevně) rozhodnutý udělat co
122
vermoorden (vermoordde, h. vermoord)
doodmaken zavraždit koho
123
voorspoed (de) (~en)
de omstandigheid (okolnost) dat alles goed gaat prosperita voorspoed hebben prosperovat
124
waarschuwing (de) (~en)
advies dat iets problemen tot gevolg kan hebben; varování před čím, výstraha, upozornění (výstražné, varovné)
125
weigeren (weigerde, h. geweigerd)
‘nee’ zeggen, niet willen odmítnout co (nepřijmout)
126
wereldwijd
over de hele wereld adj celosvětový adv světově (po celém světě ap.)
127
World Press Photo
de jaarlijkse prijs voor de beste journalistieke foto
128
Wraak (de) (wraken)
iemand iets aandoen als reactie op wat hij jou heeft aangedaan msta, pomsta wraak nemen op iem. over iets, voor iets mstít se komu za co, pomstít se komu (za co) wraak nemen over iem./iets, voor iem./iets pomstít se za koho/co
129
zang (de) (~en)
de keer dat je zingt zpěv
130
zanger/zangeres (de)
iemand die zingt
131
zingen
met je stem tonen laten klinken (ozvat, znit)
132
klinken (klonk, h. geklonken)
1. ozvat se (zvuk), znít | 2. přiťuknout si, ťuknout si