Lekce 15 Flashcards
(135 cards)
om acht uur
v osm hodin
op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag, zondag
v pondeli, uterý, středa … neděli
bed, het; bedden
postel
beddengoed, het
ložní povlečení
bedekken
pokrývat
beneden
in: naar beneden
dole
dolů
binnen/stappen; stapte binnen, is binnengestapt
vstoupit
boekenkast, de; boekenkasten
knihovna
boven
in: naar boven
nahoře
nahoru
breed
široký
breed
široký
delen; deelde, gedeeld
sdílet, dělit
eten, at, gegeten
jíst
gezellig
útulný
gordijn, het; gordijnen
záclona
gordijntje, het; gordijntjes
záclonka
hiernaast
vedle (příslovce)
kamer, de; kamers
pokoj
kast, de; kasten
skříň
keuken, de; keukens
kuchyň
la (lade), de; la’s, laden
zásuvka
laken, het; lakens
prostěradlo, plátno
laten, liet, gelaten
in: laten zien
nechat
ukázat
logeerkamer, de [lo:že_:r…]
pokoj pro hosty