De Sprong Thema 9

Question 1

activiteit (de) (~en)

Answer 1

iets wat je kunt doen of waar je mee bezig kunt zijn

činnost (práce ap.), aktivita

Question 2

afvoeren

Answer 2

wegbrengen

to eliminate · to can · to despatch

Question 3

arrogant

Answer 3

verwaand, een arrogante persoon doet alsof hij of zij beter is dan anderen

Question 4

behulpzaam

Answer 4

een behulpzaam persoon helpt anderen graag

adj vstřícný (nápomocný ap.)

Question 5

blazen (blies, h. geblazen)

Answer 5

1. hard lucht uitademen 2. hard waaien
2. fičet, foukat, fučet
3. troubit na co (na trubku ap.)
4. pofoukat co komu (zranění ap.)
5. pofoukat co (polévku ap.)

Question 6

bodemgesteldheid (de)

Answer 6

de kwaliteit van de bodem (dno, hlina, puda)

Question 7

daadwerkelijk

Answer 7

echt

doopravdy, opravdu (ve skutečnosti), skutečně, opravdově

Question 8

dijk (de) (~en)

Answer 8

muur van aarde en stenen om water (zee, rivier) tegen te houden

hráz (na řece ap.)

Question 9

drugsgebruik (het)

Answer 9

het nemen van verdovende middelen

užívání drog

Question 10

gastvrij

Answer 10

een gastvrij persoon is hartelijk (srdecny) tegen bezoek

pohostinný

Question 11

gemaal (het)

Answer 11

een machine die water uit de polder pompt

Question 12

gesneden koek

Answer 12

het is bekend (znamy), het is makkelijk

Question 13

gevel (de) (~s)

Answer 13

buitenmuur aan de voorkant van een gebouw

průčelí (domu ap.)

Question 14

gierig

Answer 14

iemand die gierig is, geeft niet snel geld uit

lakomý, skoupý, lakotný

Question 15

gracht (de) (~en)

Answer 15

waterweg die door oude steden langs gebouwen loopt

1. kanál (vodní, plavební)
2. vodní příkop (hradu ap.)

Question 16

handelaar (de) (~s/-laren)

Answer 16

iemand die iets koopt en weer verkoopt

obchodník s čím (prodávající zboží)

Question 17

ingrijpend

Answer 17

wat je heel goed merkt, wat heeft veel consequenties heeft

závažný (rozhodnutí ap.), významný (svými důsledky)

Question 18

inkomen (het)

Answer 18

het salaris, het geld dat je verdient met je werk

Question 19

inpoldering (de)

Answer 19

een meer of zee droogleggen (to drain) zodat er nieuw land ontstaat (vzniknout)

Question 20

luidruchtig

Answer 20

rumoerig, iemand die luidruchtig is, maakt veel lawaai

hlučný

Question 21

medewerker (de)

Answer 21

de werknemer

Question 22

meer (het)

meren

Answer 22

een groot water met land eromheen

jezero

Question 23

mogelijkheid (de)

-heden

Answer 23

iets wat kan, optie

1. možnost (okolnosti, šance ap.)
2. možnost, volba (na výběr)
   phr
   Er zijn meerdere mogelijkheden. Je několik možností.

Question 24

molen (de) (~s)

Answer 24

een gebouw met vier wieken die door de wind gaan draaien en waarmee je water uit een polder kunt pompen of iets kunt malen

1. mlýn
2. mlýnek

Question 25

monument (het) (~en)

Answer 25

gedenkteken, bijv. een historisch gebouw of beeld monument, památník, pomník

Question 26

onderhandelen (onderhandelde, h. onderhandeld)

Answer 26

over iets praten om te proberen er een afspraak over te maken 1. vyjednávat, jednat (vést jednání) 2. dohadovat se s kým o čem (o ceně ap.) 3. sjednat (podmínky ap.), vyjednat co

Question 27

ontwerpen | ontwierp, h. ontworpen

Answer 27

bedenken, ontwikkelen navrhnout co (vzhled, oděv ap.)

Question 28

op den duur

Answer 28

na enige tijd (po jedinecny, unikatni)

Question 29

opdringerig

Answer 29

opdringerige mensen komen zonder dat ze uitgenodigd zijn, of doen dingen zonder gevraagd te zijn adj dotěrný (stále obtěžující ap.), neodbytný (dotírající ap.), vlezlý (obtěžující ap.) adv neodbytně

Question 30

polder (de) (~s)

Answer 30

door mensen gemaakt land tussen dijken, waar vroeger water was polder

Question 31

regio (de) | ~'s/regionen

Answer 31

omgeving, gebied of streek 1. kraj (správní území) 2. region, oblast (správní ap.)

Question 32

relativeren

Answer 32

iets met iets anders vergelijken zodat het minder belangrijk wordt put into perspective

Question 33

relaxed

Answer 33

ontspannen, relaxte mensen hebben geen zorgen en voelen zich rustig

Question 34

religieus

Answer 34

gelovig, godsdienstig (pobožný, nábožný)

Question 35

talloos

Answer 35

heel veel bezpočetný, nesčetný, nespočetný

Question 36

terras(je) (het) (-sen)

Answer 36

plek waar je buiten wat kunt drinken terasa

Question 37

tulp (de) (-en)

Answer 37

een bloem die uit een bol groeit

Question 38

vanwege

Answer 38

door, wegens kvůli komu/čemu, z důvodu čeho, kvůli čemu

Question 39

vervoermiddel (het) (~en)

Answer 39

het transportmiddel dopravní prostředek (auto, loď ap.)

Question 40

visser (de) (~s)

Answer 40

iemand die vis vangt voor zijn beroep rybář

Question 41

voltooien (voltooide, h. voltooid)

Answer 41

afmaken dokončit co (práci ap.), skončit co (dodělat ap.), dotáhnout (do konce) co (dořešit ap.)

Question 42

voormalig

Answer 42

vroegere, vorige bývalý, někdejší

Question 43

vooroordeel (het) (-delen)

Answer 43

een mening die je hebt over een persoon of zaak die je niet goed kent předsudek

Question 44

vriendelijk

Answer 44

aardig, een vriendelijk persoon doet dingen om je te helpen ``` laskavý, milý (přívětivý), přátelský (atmosféra, přijetí ap.) Wilt u (misschien) zo vriendelijk zijn en... Byl byste tak hodný a... ```

Question 45

vruchtbaar

Answer 45

waar veel kan groeien 1. úrodný 2. plodný (žena ap.) 3. plodný (autor ap.) 4. plodný (spolupráce ap.), přínosný (diskuse ap.)

Question 46

zich van iets op de hoogte stellen (stelde, h. gesteld)

Answer 46

informatie zoeken over iets stellen - stavet, nastavit, predpokladat