Eva 09.19 hete Flashcards
(120 cards)
1
Q
verzekeren (2)
A
to ensure, to assure
2
Q
duidelijk, blijkbaar, kennelijk (2)
A
apparently, obviously (3)
3
Q
ten onrechte
A
wrongly / helytelenül, jogtalanul
4
Q
hefty debt
A
flinke schuld
5
Q
pronunciation
A
uitspraak
6
Q
to determine / meghatároz (2)
A
vaststellen, bepalen
7
Q
flinke schuld
A
hefty debt
8
Q
bijeenkomst, ontmoeting, vergadering
A
meeting (3)
9
Q
de bron
A
the source
10
Q
herleiden tot een persoon
A
trace back to a person / egy személyre vezethető vissza
11
Q
famous phrases
A
fameuze frases
12
Q
surprised / meglepett
A
verrast
13
Q
terecht (2)
A
justly, deservedly / igazságosan, megérdemelten
14
Q
limited
A
beperkt
15
Q
vaststellen
A
to determine / meghatároz
16
Q
anders geformuleerd
A
in other words
17
Q
staggering / megdöbbentő
A
onthutsend
18
Q
to limit / behatárol (2)
A
beperken, begrenzen
19
Q
uitspraak
A
pronunciation
20
Q
spraakorganen
A
speech organs / beszédszervek
21
Q
strong criticism
A
forse kritiek
22
Q
flexible (2)
A
soepel, flexibel
23
Q
a solid core
A
een vaste kern
24
Q
to remember (2)
A
herinneren zich, onthouden
25
in een correcte weergave
in a correct display / megfelelő megjelenítésben -sel
26
contest, competition / verseny
wedstrijd (2)
27
iemand voor gek zetten
to make a fool of someone / hülyét csinálni valakiből
28
forse kritiek
strong criticism
29
to swallow, to gulp / lenyel, elnyel (2)
(in)slikken (2)
30
behappen
to manage
31
we limit ourselves to the facts / a tényekre szorítkozunk
we ons beperken tot de feiten
32
als het ware
as it were / mintha
33
alinea
paragraph / bekezdés
34
vereisen
to require
35
to trace back
visszavezet
36
requirement (3)
eis, vereiste, behoefte
37
het spoor bijster raken
to lose track
38
omgeving
surroundings
39
only, merely
slechts (2)
40
we ons beperken tot de feiten
we limit ourselves to the facts / a tényekre szorítkozunk
41
inspired
bevlogen
42
breakthrough
de doorbraak
43
visszavezet
to trace back
44
geheugen
memory
45
a gift from heaven
een geschenk uit de hemel
46
bevlogen
inspired
47
wrongly / helytelenül, jogtalanul
ten onrechte
48
een geschenk uit de hemel
a gift from heaven
49
to require
vereisen
50
beperken, begrenzen
to limit / behatárol (2)
51
markeren
to mark / megjelöli, kijelöli
52
to emerge / felbukkan (2)
opduiken, tevoorschijnkomen
53
speech organs / beszédszervek
spraakorganen
54
als het ware
as it were / mintha
55
the control of the speech organs
de aansturing van de spraakorganen
56
legalább
maar liefst
57
slechts (2)
only, merely
58
to display, te represent / megjelenít, ábrázol (3-forms)
weergeven, gaf weer, h.weergegeven (2)
59
to mark / megjelöli, kijelöli
markeren
60
soepel
flexibel
61
debt
schuld
62
bad, evil (2)
slecht, kwaad (2)
63
de schade
the damage
64
to rattle, to jabber / csörög, hadar
ratelen (2)
65
copy
exemplaar
66
stunned / megdöbbent
verbijsterd
67
bestaan uit
to consist
68
het terrein (3)
terrain, field, area
69
weergeven, gaf weer, h.weergegeven (2)
to display, te represent / megjelenít, ábrázol (3-forms)
70
striking, remarkable / figyelemre méltó (3)
opvallend, frappant, opmerkelijk (2)
71
to make a fool of someone / hülyét csinálni valakiből
iemand voor gek zetten
72
meeting (3)
bijeenkomst, ontmoeting, vergadering
73
exemplaar
copy
74
to lose track
het spoor bijster raken
75
verrast
surprised / mglepett
76
trace back to a person / egy személyre vezethető vissza
herleiden tot een persoon
77
paragraph / bekezdés
alinea
78
in a correct display / megfelelő megjelenítésben -sel
in een correcte weergave
79
onthutsend
staggering / megdöbbentő
80
to determine
bepalen
81
as it were / mintha
als het ware
82
eis, vereiste, behoefte
requirement (3)
83
zogenoemde
so-called / úgynevezett
84
to limit oneself to / korlátozza (őt) vmire
zich beperken tot
85
verbijsterd
stunned / megdöbbent
86
een vaste kern
a solid core
87
maar liefst
legalább
88
verbazend (3)
stunning, amazing, astonishing / elképesztő
89
zich beperken tot
to limit oneself to / korlátozza (őt) vmire
90
justly, deservedly / igazságosan, megérdemelten
terecht (2)
91
as it were / mintha
als het ware
92
de aansturing van de spraakorganen
the control of the speech organs
93
in other words
anders geformuleerd
94
to fall in action / küzdelemben elesik
sneuvelen
95
memory
geheugen
96
wedstrijd (2)
contest, competition / verseny
97
(in)slikken (2)
to swallow, to gulp / lenyel, elnyel (2)
98
the source
de bron
99
to manage
behappen
100
bepalen
to determine
101
terrain, field, area
het terrein (3)
102
beperkt
limited
103
ratelen (2)
to rattle, to jabber / csörög, hadar
104
schuld
debt
105
de doorbraak
breakthrough
106
to ensure, to assure
verzekeren (2)
107
slecht, kwaad (2)
bad, evil (2)
108
doorbreken, brak door, is doorgebroeken (2)
to break through, to breach (3-forms)
109
surroundings
omgeving
110
fameuze frases
famous phrases
111
sneuvelen
to fall in action / küzdelemben elesik
112
so-called / úgynevezett
zogenoemde
113
to break through, to breach (3-forms)
doorbreken, brak door, is doorgebroken (2)
114
to consist
bestaan uit
115
apparently, obviously (3)
duidelijk, blijkbaar, kennelijk (2)
116
stunning, amazing, astonishing / elképesztő
verbazend
117
opvallend, frappant (2)
striking, surprising (2)
118
herinneren zich, onthouden
to remember (2)
119
the damage
de schade
120
opduiken
to emerge / felbukkan
