Eva 09.26 hete Flashcards
(220 cards)
1
Q
familiar
A
bekend
2
Q
corpus
A
gyűjtemény
3
Q
topic
A
onderwerp
4
Q
confusing / zavaros
A
verwarrend
5
Q
to differ / különbözik
A
verschillen
6
Q
discipline / diszciplina, tudományág
A
vakgebied
7
Q
to occupy, to busy / elfoglal, elfoglaltnak lenni
A
bezighouden
8
Q
so far still very little / eddig még nagyon kevés
A
tot nu toe nog steeds heel erg weinig
9
Q
to examine
A
onderzoeken
10
Q
A corpus is a collection of texts.
A
Een corpus is een verzameling teksten.
11
Q
those collections of recorded conversations
A
die verzamelingen opgenomen conversaties
12
Q
pronunciation variant / kiejtési változat
A
uitspraakvariant
13
Q
in what conditions exactly
A
in welke condities precies
14
Q
to check, to consider
A
nagaan
15
Q
experiment / kísérlet
A
experiment
16
Q
to test
A
testen
17
Q
test subject
A
proefpersoon
18
Q
speaker
A
spreker
19
Q
listener
A
luisteraar
20
Q
language use
A
taalgebruik
21
Q
understanding
A
begrip
22
Q
theory
A
theorie
23
Q
prediction / jóslat
A
voorspelling
24
Q
to save, to service / szolgáltat, tárol
A
opslagen
25
What was that idea based on? / Min alapult az ötlet?
Waar was dat idee op gebaseerd?
26
to handle
omgaan
27
one of the important questions
een van de belangrijke vragen
28
to imagine
zich voorstellen
29
memory space
geheugenruimte
30
limit
limiet
31
to create (2) (3-forms)
scheppen, schiep, h.geschapen, creëren
32
to insert / betesz, belehelyez
inlassen
33
silently, underhanded, slyly (2) / némán, alattomosan, ravaszul
besmuikt, geniepig (3)
34
excursion / kirándulás, kalandozás
excursie
35
to figure out
uitvissen
36
indignant / felháborodott
verontwaardigd
37
of their ability to reason / képességük érvelni
van hun vermogen om te redeneren
38
reasoning, argumentation (2)
argumentatie, redenering (2)
39
to suspend / felfüggeszt
opschorten
40
tends to, is inclined / hajlamos
is geneigd (2)
41
tend to
neigen naar
42
i'm leaning towards it / afelé hajlok
ik neig ernaar
43
have the urge, tend to
de neiging hebben (2)
44
to display (3)
weergeven, tentoonspreiden, tentoonstellen
45
difficult
lastig
46
accomplish, achieve / megvalósít, végrehajt
bewerkstelligen (2)
47
change
verandering
48
unbridgeable
onoverbrugbaar
49
to bridge (2)
overbruggen, brug leggen
50
scope / hatáskör, terület
strekking
51
regardless of
ongeacht
52
regardless of age / kortól függetlenül
ongeacht leeftijd
53
discreet
discreet
54
straightforward / egyértelmű
rechttoe rechtaan
55
look at someone glassily / néz valakire üvegesen
iemand glazig aankijken
56
At first sight
op het eerste gezicht
57
don't say a stupid word
geen stom woord zeggen
58
bump his nose into
zijn neus stoten
59
in private
onder vier ogen
60
know where the shoe pinches / tudja, hol csíp a cipő
weten waar de schoen wringt
61
from childhood
van kinds af aan
62
cut-and-dried / vágva és szárítva
klip-en-klaar
63
say it like it is / mondd úgy, ahogy van
zeggen waar het op staat
64
have knowledge
kennis van zaken hebben
65
whether or not / függetlenül attól, hogy
al dan niet
66
leave something untouched
iets onverlet laten
67
to handcuff someone / megbilincselni valakit
iemand in de boeien slaan
68
throw someone to the wolves
iemand voor de wolven gooien
69
have something in hand
iets in de hand hebben
70
put in a good word for someone / mondj egy jó szót valakire
een goed woordje voor iemand doen
71
to investigate
een onderzoek doen naar
72
investigate something
iets onderzoeken
73
to acquire
verwerven
74
get assigned
toegewezen krijgen
75
to benefit
profijt hebben
76
to limit to
beperken tot
77
to continue
voortzetten
78
to resume, to renew / újrakezd, visszanyer
hervatten
79
surprising
verrassend
80
astonishing / megdöbbentő
verbazingwekkend
81
to gain ground / teret nyer
aan terrein winnen
82
terribly, tremendous
ontzettend (2)
83
primary / elsődleges
primair
84
unclear
onduidelijk
85
conflict management
conflicthantering
86
continent (2)
werelddeel, continent
87
introductory round
kennismakingsronde
88
to prepare
bereiden
89
just like that
zomaar
90
justly, deservedly / igazságosan, megérdemelten
terecht (2)
91
exception
uitzondering
92
to involve / bevonni
betrekken
93
negotiation
onderhandeling
94
gradual / fokozatos
geleidelijk
95
nowadays
tegenwoordig
96
captivating, fascinating / elbűvölő
boeiend (2)
97
practical experience
praktijkervaring
98
cartridge / töltény
patroon
99
rock solid / sziklaszilárd
muurvast
100
moaning / nyögve
monkelen
101
objective, goal, purpose
doelstelling (3)
102
posture / testtartás
lichaamshouding
103
facial expression
gezichtsuitdrukking
104
on the other hand
daarentegen
105
literal
letterlijk
106
to exchange (2)
veranderen, uitwisselen
107
admittedly / kétségkívül
weliswaar
108
rape, violation
verkrachting
109
equal
gelijk
110
painful
pijnlijk
111
bekend
familiar
112
gyűjtemény
corpus
113
onderwerp
topic
114
verwarrend
confusing / zavaros
115
verschillen
to differ / különbözik
116
vakgebied
discipline / diszciplina, tudományág
117
bezighouden
to occupy, to busy / elfoglal, elfoglaltnak lenni
118
tot nu toe nog steeds heel erg weinig
so far still very little / eddig még nagyon kevés
119
onderzoeken
to examine
120
Een corpus is een verzameling teksten.
A corpus is a collection of texts.
121
die verzamelingen opgenomen conversaties
those collections of recorded conversations
122
uitspraakvariant
pronunciation variant / kiejtési változat
123
in welke condities precies
in what conditions exactly
124
nagaan
to check, to consider
125
experiment
experiment / kísérlet
126
testen
to test
127
proefpersoon
test subject
128
spreker
speaker
129
luisteraar
listener
130
taalgebruik
language use
131
begrip
understanding
132
theorie
theory
133
voorspelling
prediction / jóslat
134
opslagen
to save, to service / szolgáltat, tárol
135
Waar was dat idee op gebaseerd?
What was that idea based on? / Min alapult az ötlet?
136
omgaan
to handle
137
een van de belangrijke vragen
one of the important questions
138
zich voorstellen
to imagine
139
geheugenruimte
memory space
140
limiet
limit
141
scheppen, schiep, h.geschapen, creëren
to create (2) (3-forms)
142
inlassen
to insert / betesz, belehelyez
143
besmuikt, geniepig (3)
silently, underhanded, slyly (2) / némán, alattomosan, ravaszul
144
excursie
excursion / kirándulás, kalandozás
145
uitvissen
to figure out
146
verontwaardigd
indignant / felháborodott
147
van hun vermogen om te redeneren
of their ability to reason / képességük érvelni
148
argumentatie, redenering (2)
reasoning, argumentation (2)
149
opschorten
to suspend / felfüggeszt
150
is geneigd (2)
tends to, is inclined / hajlamos
151
neigen naar
tend to
152
ik neig ernaar
i'm leaning towards it / afelé hajlok
153
de neiging hebben (2)
have the urge, tend to
154
tentoonspreiden, tentoonstellen
to display (2)
155
lastig
difficult
156
bewerkstelligen (2)
accomplish, achieve / megvalósít, végrehajt
157
verandering
change
158
onoverbrugbaar
unbridgeable
159
overbruggen, brug leggen
to bridge (2)
160
strekking
scope / hatáskör, terület
161
ongeacht
regardless of
162
ongeacht leeftijd
regardless of age / kortól függetlenül
163
discreet
discreet
164
rechttoe rechtaan
straightforward / egyértelmű
165
iemand glazig aankijken
look at someone glassily / néz valakire üvegesen
166
op het eerste gezicht
At first sight
167
geen stom woord zeggen
don't say a stupid word
168
zijn neus stoten
bump his nose into
169
onder vier ogen
in private
170
weten waar de schoen wringt
know where the shoe pinches / tudja, hol csíp a cipő
171
van kinds af aan
from childhood
172
klip-en-klaar
cut-and-dried / vágva és szárítva
173
zeggen waar het op staat
say it like it is / mondd úgy, ahogy van
174
kennis van zaken hebben
have knowledge
175
al dan niet
whether or not / függetlenül attól, hogy
176
iets onverlet laten
leave something untouched
177
iemand in de boeien slaan
to handcuff someone / megbilincselni valakit
178
iemand voor de wolven gooien
throw someone to the wolves
179
iets in de hand hebben
have something in hand
180
een goed woordje voor iemand doen
put in a good word for someone / mondj egy jó szót valakire
181
een onderzoek doen naar
to investigate
182
iets onderzoeken
investigate something
183
verwerven
to acquire
184
toegewezen krijgen
get assigned
185
profijt hebben
to benefit
186
beperken tot
to limit to
187
voortzetten
to continue
188
hervatten
to resume, to renew / újrakezd, visszanyer
189
verrassend
surprising
190
verbazingwekkend
astonishing / megdöbbentő
191
aan terrein winnen
to gain ground / teret nyer
192
ontzettend (2)
terribly, tremendous
193
primair
primary / elsődleges
194
onduidelijk
unclear
195
conflicthantering
conflict management
196
werelddeel, continent
continent (2)
197
kennismakingsronde
introductory round
198
bereiden
to prepare
199
zomaar
just like that
200
terecht (2)
justly, deservedly / igazságosan, megérdemelten
201
uitzondering
exception
202
betrekken
to involve / bevonni
203
onderhandeling
negotiation
204
geleidelijk
gradual / fokozatos
205
tegenwoordig
nowadays
206
boeiend (2)
captivating, fascinating / elbűvölő
207
praktijkervaring
practical experience
208
patroon
cartridge / töltény
209
muurvast
rock solid / sziklaszilárd
210
monkelen
moaning / nyögve
211
doelstelling (3)
objective, goal, purpose
212
lichaamshouding
posture / testtartás
213
gezichtsuitdrukking
facial expression
214
daarentegen
on the other hand
215
letterlijk
literal
216
uitwisselen
to exchange
217
weliswaar
admittedly / kétségkívül
218
verkrachting
rape, violation
219
gelijk
equal
220
pijnlijk
painful
