Les 14 gebaren Flashcards
(66 cards)
1
Q
BROEK
A
BROEK
2
Q
T-SHIRT
A
T-SHIRT
3
Q
TRUI
A
TRUI
4
Q
OVERHEMD
A
OVERHEMD
5
Q
PAK
A
PAK
6
Q
JURK
A
JURK
7
Q
ROK
A
ROK
8
Q
SJAAL
A
SJAAL
9
Q
VEST
A
VEST
10
Q
MUTS
A
MUTS
11
Q
HOED
A
HOED
12
Q
SOKKEN
A
SOKKEN
13
Q
SCHOENEN
A
SCHOENEN
14
Q
HAKKEN
A
HAKKEN
15
Q
LAARZEN
A
LAARZEN
16
Q
SPORTSCHOENEN
A
SPORTSCHOENEN
17
Q
HANDSCHOENEN
A
HANDSCHOENEN
18
Q
PANTY
A
PANTY
19
Q
ONDERGOED
A
ONDERGOED
20
Q
BLOUSE
A
BLOUSE
21
Q
JAS
A
JAS
22
Q
ZOMERJAS
A
ZOMERJAS
23
Q
WINTERJAS
A
WINTERJAS
24
Q
PYJAMA
A
PYJAMA
25
BH
BH
26
STAPEL kleding
STAPEL kleding
27
PLANK
PLANK
28
LA
LA
29
STANG
STANG
30
HANGEN kledinghanger
HANGEN kledinghanger
31
DEUR
DEUR
32
KAST
KAST
33
DAMESKLEDING
DAMESKLEDING
34
HERENKLEDING
HERENKLEDING
35
KINDERKLEDING
KINDERKLEDING
36
PASKAMER
PASKAMER
37
SMALL*
SMALL*
38
MEDIUM*
MEDIUM*
39
LARGE*
LARGE*
40
XL*
XL*
41
MAAT*
MAAT*
42
KLEDINGWINKEL
KLEDINGWINKEL
43
MODEZAAK
MODEZAAK
44
INRUILEN
INRUILEN
45
AFDELING
AFDELING
46
KASSA
KASSA
47
DONKER
DONKER
48
LICHT
LICHT
49
ROZE
ROZE
50
KLEUR
KLEUR
51
HOUDEN-VAN
HOUDEN-VAN
52
AFGRIJSELIJK
AFGRIJSELIJK
53
DRAADJE
DRAADJE
54
RITS(SLUITING)
RITS(SLUITING)
55
KLITTENBAND
KLITTENBAND
56
zin 1: Gisteren ging ik werken.
zin 1
57
zin 2: Je hebt een ladder in je panty.
zin 2
58
zin 3: Kinderschoenen hebben vaak klittenband.
zin 3
59
zin 4: Je schoenveter zit los!
zin 4
60
zin 5: Ik krijg het knoopje niet goed dicht.
zin 5
61
zin 6: Ik doe altijd sokken aan in de winter.
zin 6
62
zin 7: Waar heb je die schoenen gekocht?
zin 7
63
zin 8: Die modezaak verkoopt heel leuke blousen.
zin 8
64
zin 9: Dat T-shirt staat je goed.
zin 9
65
zin 10: Kan ik deze jurk inruilen? Er zit een draadje los.
zin 10
66
zin 11: Dit vest heeft een ritssluiting.
zin 11
