Les 15 gebaren Flashcards
(110 cards)
1
Q
WOONKAMER
A
WOONKAMER
2
Q
GANG/HAL
A
GANG/HAL
3
Q
BADKAMER
A
BADKAMER
4
Q
WC
A
WC
5
Q
DOUCHE
A
DOUCHE
6
Q
BINNEN
A
BINNEN
7
Q
BUITEN
A
BUITEN
8
Q
KEUKEN
A
KEUKEN
9
Q
SLAAPKAMER
A
SLAAPKAMER
10
Q
BALKON
A
BALKON
11
Q
TUIN
A
TUIN
12
Q
GARAGE
A
GARAGE
13
Q
KELDER
A
KELDER
14
Q
BEGANE GROND
A
BEGANE GROND
15
Q
EERSTE VERDIEPING
A
EERSTE VERDIEPING
16
Q
TWEEDE VERDIEPING
A
TWEEDE VERDIEPING
17
Q
DERDE VERDIEPING
A
DERDE VERDIEPING
18
Q
ZOLDER
A
ZOLDER
19
Q
DEUR
A
DEUR
20
Q
1E 2E 3E 4E 5E
A
1E 2E 3E 4E 5E
21
Q
6E 7E 8E 9E 10E
A
6E 7E 8E 9E 10E
22
Q
11E-15E
A
11E-15E
23
Q
PLATTEGRONDhuis
A
PLATTEGRONDhuis
24
Q
GISTEREN
A
GISTEREN
25
EERGISTEREN
EERGISTEREN
26
VROEGER
VROEGER
27
PAS-GELEDEN
PAS-GELEDEN
28
TIJDJE GELEDEN
TIJDJE GELEDEN
29
LANG-GELEDEN
LANG-GELEDEN
30
HEEL-ERG-LANG-GELEDEN
HEEL-ERG-LANG-GELEDEN
31
LATER
LATER
32
TOEKOMST
TOEKOMST
33
zin 1: Maandag en dinsdag ga ik werken.
zin 1
34
TOT NU TOE
TOT NU TOE
35
NU
NU
36
VANDAAG
VANDAAG
37
BINNENKORT
BINNENKORT
38
PERIODE
PERIODE
39
STRAKS
STRAKS
40
WASTAFEL
WASTAFEL
41
GASFORNUIS
GASFORNUIS
42
TRAP
TRAP
43
KRAAN
KRAAN
44
GOOTSTEEN
GOOTSTEEN
45
TELEVISIE
TELEVISIE
46
COMPUTER
COMPUTER
47
LAPTOP
LAPTOP
48
TELEFOON
TELEFOON
49
I-PAD
I-PAD
50
DEKEN
DEKEN
51
KUSSEN
KUSSEN
52
BED
BED
53
BUREAU
BUREAU
54
STOEL
STOEL
55
BANK meubel
BANK meubel
56
KAST
KAST
57
BOEK
BOEK
58
BOEKENKAST
BOEKENKAST
59
KLEDINGKAST
KLEDINGKAST
60
RAAM
RAAM
61
GORDIJNEN
GORDIJNEN
62
VENSTERBANK
VENSTERBANK
63
AFWASMACHINE
AFWASMACHINE
64
VERWARMING
VERWARMING
65
THERMOSTAAT
THERMOSTAAT
66
WASMACHINE
WASMACHINE
67
CENTRALE VERWARMING
CENTRALE VERWARMING
68
TAFEL
TAFEL
69
TAFELKLEED
TAFELKLEED
70
PLANT
PLANT
71
BLOEM
BLOEM
72
BOOM
BOOM
73
GRAS
GRAS
74
TEGELS
TEGELS
75
AARDE
AARDE
76
GIETER
GIETER
77
HOUT
HOUT
78
SCHUUR
SCHUUR
79
STEEN
STEEN
80
TUINSLANG
TUINSLANG
81
METAAL
METAAL
82
ZAND
ZAND
83
BUITEN
BUITEN
84
KOFFIE
KOFFIE
85
THEE
THEE
86
MELK
MELK
87
SUIKER
SUIKER
88
KOEKJE
KOEKJE
89
GEZELLIG
GEZELLIG
90
VISITE
VISITE
91
KOPJE
KOPJE
92
zin 2:
zin 2
93
zin 2: Woensdag ben ik vrij.
zin 2
94
zin 3: Donderdag en vrijdag werk ik een halve dag.
zin 3
95
zin 4: Mijn zoon is nu 25 jaar oud.
zin 4
96
zin 5: Toen hij vijf jaar was hield hij van poppen.
zin 5
97
zin 6: Toen hij wat groter was vond hij poppen vreselijk.
zin 6
98
zin 7: Hij speelde veel met auto's.
zin 7
99
zin 8: Nu volgt hij de opleiding tot automonteur.
zin 8
100
zin 9: Wil je de verwarming wat hoger zetten?
zin 9
101
zin 10: Op mijn bed liggen twee kussens en één deken.
zin 10
102
zin 11: Ga maar op de bank zitten.
zin 11
103
zin 12: De wasmachine is bijna klaar.
zin 12
104
zin 13: Zullen we in de huiskamer of in de tuin gaan zitten?
zin 13
105
zin 14: Boeken horen in de boekenkast en kleding hoort in de kledingkast.
zin 14
106
zin 15: Zet de televisie eens iets zachter!
zin 15
107
zin 16: De gootsteen zit verstopt.
zin 16
108
zin 17: Er staan mooie bloemen in de vensterbank.
zin 17
109
zin 18: Wil je melk en suiker in mijn koffie doen?
zin 18
110
zin 19: Wilt u thee of koffie?
zin 19
