Les 30 gebaren Flashcards
(67 cards)
1
Q
WISKUNDE
A
.
2
Q
METEN
A
.
3
Q
AFMETING
A
.
4
Q
BREED
A
.
5
Q
DIEPTE horizontaal
A
.
6
Q
DIEPTE verticaal
A
.
7
Q
GROOT
A
.
8
Q
GROTER
A
.
9
Q
GROOTST
A
.
10
Q
HOOG
A
.
11
Q
LAAG
A
.
12
Q
INHOUD
A
.
13
Q
KUBIEKE METER
A
.
14
Q
KWADRAAT
A
.
15
Q
MIDDEN
A
.
16
Q
OPMETEN/METEN
A
.
17
Q
OPPERVLAKTE
A
.
18
Q
OVERTREKKEN
A
.
19
Q
PI
A
.
20
Q
SCHEEF
A
.
21
Q
UITWERKEN
A
.
22
Q
VIERKANTE METER
A
.
23
Q
GELD
A
.
24
Q
BEDRAG
A
.
25
EURO
.
26
GELD
.
27
MEER tegenover-minder
.
28
MINDER
.
29
MUNT
.
30
PERCENTAGE/PROCENT
.
31
RENTE
.
32
SUBSIDIE
.
33
BANKgeld
.
34
TABELLEN EN GRAFIEKEN
.
35
AFLEZEN
.
36
TABEL
.
37
DIAGRAM
.
38
GRAFIEK
.
39
GEGEVENS
.
40
KOLOM in tabel
.
41
PASSER
.
42
PUNT
.
43
STREEP
.
44
VERBINDEN
.
45
STREEP TREKKEN
.
46
GUMMEN
.
47
TUSSEN HAAKJES
.
48
VERGELIJKEN
.
49
VERDELEN
.
50
VERGROTEN
.
51
VERKLEINEN
.
52
VORMEN
.
53
DRIEHOEK
.
54
VIERKANT
.
55
RECHTHOEK
.
56
CIRKEL
.
57
zin 1: De meeste middelbare scholieren vinden wiskunde niet zo leuk.
zin 1
58
zin 2: Mijn wiskundeleraren waren niet echt leuk.
zin 2
59
zin 3: In het wiskundelokaal was het meestal warm en er was weinig zuurstof aanwezig.
zin 3
60
zin 4: De boeken waren dik en we kregen veel huiswerk.
zin 4
61
zin 5: Een lievelingsvorm heb ik niet.
zin 5
62
zin 6: Mijn nichtje is dol op cirkels.
zin 6
63
zin 7: Op de muur in haar slaapkamer heeft ze allemaal cirkels geverfd.
zin 7
64
zin 8: 98 x 15 = 1.470
zin 8
65
zin 9: 1.470 x 3 = 4.410
zin 9
66
zin 10: 4.410 - 3.117 = 1.293
zin 10
67
zin 11: 1.293 - 1.195 = 98
zin 11
