Les 28 gebaren Flashcards
(84 cards)
1
Q
GOD DE VADER
A
.
2
Q
JEZUS
A
.
3
Q
HEILIGE GEEST
A
.
4
Q
KERK
A
.
5
Q
ZOON VAN GOD
A
.
6
Q
COLLECTEREN
A
.
7
Q
VERGADEREN
A
.
8
Q
CATECHESATIE
A
.
9
Q
KINDERDIENST
A
.
10
Q
CLUB
A
.
11
Q
BIJBEL
A
.
12
Q
HEILIGE MIS
A
.
13
Q
HOSTIE
A
.
14
Q
REFORMATIE
A
.
15
Q
HEILIGEN
A
.
16
Q
MARIA
A
.
17
Q
GEREFORMEERD
A
.
18
Q
HERVORMD
A
.
19
Q
GEREFORMEERD VRIJGEMAAKT
A
.
20
Q
PINKSTERGEMEENTE
A
.
21
Q
MARIA
A
.
22
Q
CHRISTENEN
A
.
23
Q
KATHOLIEKEN
A
.
24
Q
HEMEL
A
.
25
HEL
.
26
KERK
.
27
KATHEDRAAL
.
28
PROTESTANT
.
29
DOPEN volwassene
.
30
DOPEN kind
.
31
zin 1: Er zijn veel verschillende kerken.
zin 1
32
zin 2: Elke kerk heeft zijn eigen mening over de Bijbel.
zin 2
33
zin 3: In het verleden hebben mensen vaak ruzie gemaakt in de kerk.
zin 3
34
zin 4: Daarom zijn er nu verschillende stromingen.
zin 4
35
zin 5: Vaak zijn ze het niet eens over de details.
zin 5
36
zin 6: De inhoud van de Bijbel is soms moeilijk.
zin 6
37
zin 7: Christenen geloven dat Jezus de zoon van God is.
zin 7
38
zin 8: God bestaat uit drie 'delen/personen'. Zij vormen samen één God. Dat heet de drie-eenheid.
zin 8
39
zin 9: De drie-eenheid bestaat uit God de vader, de zoon Jezus en de Heilige Geest.
zin 9
40
zin 10: Jezus is gestorven voor de zonden van de mens, zodat zij naar de hemel kunnen.
zin 10
41
zin 11: Katholieken bidden tot Maria. Zij geeft het door aan Jezus.
zin 11
42
zin 12: Christenen bidden tot de drie-eenheid.
zin 12
43
JOODS
.
44
JODENDOM
.
45
KEPPEL
.
46
KOOSJES
.
47
DAVIDSTER
.
48
THORA
.
49
MENORA
.
50
SYNAGOGE
.
51
BESNIJDENIS
.
52
GROTE GERANDE HOED
.
53
GEBEDSKLEED
.
54
BAARD EN LANG HAAR
.
55
POERIMFEEST
.
56
ISRAËL
.
57
JERUZALEM
.
58
TEMPEL
.
59
OLIJFBERG
.
60
JOOD
.
61
zin 1: Keppel= een hoofddeksel, traditioneel gedragen door joodse mannen.
zin 1
62
zin 2: Koosjer= in overeenstemming met de regels van de joodse spijswetten.
zin 2
63
zin 3: Davidster= zespuntige ster, schild van koning David.
zin 3
64
zin 4: Thorarol= met de hand op de rol geschreven. Joodse religieuze rol papier.
zin 4
65
zin 5: Menora= een kandelaar met zeven armen.
zin 5
66
zin 6: Synagoge= een joods gebedshuis, vergelijkbaar met de kerk of moskee
zin 6
67
zin 7: Diaspora= verspreiding van joden over de wereld.
zin 7
68
ISLAM
.
69
KORAN
.
70
ISLAMIET
.
71
RAMADAN
.
72
VASTEN
.
73
MEKKA
.
74
RITUELE REINIGING
.
75
AALMOEZEN
.
76
PELGRIMSREIS
.
77
1X IN JE LEVEN
.
78
MOSKEE
.
79
zin 1: Het heilige boek van Islamieten is de Koran.
zin 1
80
zin 2: In het noorden van Afrika en in het oosten van Indië wonen veel islamieten.
zin 2
81
zin 3: Aartsengel Djibriel (Gabriël) gaf de woorden van Allah door aan Mohammed.
zin 3
82
zin 4: Sommige personen uit de Koran komen ook voor in de Bijbel.
zin 4
83
zin 5: De islam kent vijf zuilen. Deze taken moet iedere islamiet doen.
zin 5
84
zin 6: Voedsel moet aan regels voldoen. Varkensvlees eten mag niet.
zin 6