1A1 week 4 college 7 en 8 Flashcards
(28 cards)
Chemische signaaltransductie
Endocrien, paracrien, autocrien en contact-afhankelijke signaaltransductie
Typen receptoren
Cell-surface receptors en intracellulaire receptors
Werking cell-surface receptors
Binding hormoon aan buitenkant cel aan eigenreceptor. Signaal doorgegeven aan eiwit in de cel
Werking intracellulaire receptor
Kernreceptoren. Hormoon de cel in via passief transport of via eiwitten die helpen
Dimerisatiedomein
Heeft een partner nodig om een effect uit te kunnen oefenen
Co-activatoren
Versterken signaal
Co-repressors
Remmen signaal
Transmembraan domein
Receptor zit in het membraan verankerd
Transductie domein
Zit aan de binnenkant van de cel en geeft het signaal door
Soorten membraanreceptoren
Ionkanalen, G-eiwit gekoppelde receptoren, enzym gekoppende receptoren
Werking second messenger
Geactiveerde second messenger kan interactie aangaan met eiwitten of moleculen die in de cel klaarliggen
Werking G-eiwit gekoppeld receptor
Vorming pocket waar het hormoon aan bindt. Werken snel
Subunits G-eiwit
alfa-subunit en bèta-subunit
Functie bèta adrenerge
Activatie Gas (G-stimulatie)
Functie alfa-2-adrenerge
Activatie Gai (G-inhibitie) –> cAMP daling
Functie alfa-1-adrenerge
Met Gaq activatie van fosfolipase –> stijging van Ca2+ en productie DAG
Opbouw motorische eenheid
Één motorneuron met geïnnerveerde spiervezels
Functie docked vesicles
Verkleinen diffusieafstand met caliumkanalen
Gevolg actiepotentiaal in spiervezel
Verhoging van de [Ca+] –> contractie
Subsystemen autonome zenuwstelsel
Parasympatisch, (ortho)sympatisch, plexus entericus
Functie parasympatische zenuwstelsel
Rust
Functie (ortho)sympatische zenuwstelsel
Vechten of vluchten
Functie plexus entericus
Directe innervatie van de darmen
Soorten andrenerge receptoren
a1-receptor, a2-receptor, b1-receptor, b2-receptor