1A2 week 9 college 2 Flashcards

(28 cards)

1
Q

Functie lengtespieren in oesophagus

A

Korter maken oesophagus –> transport over afstand sneller

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Functie n. vagus voor oesophagus

A

Ontspannen van de onderste slokdarmsphincter (LES)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verzadigingscentrum

A

Ligt aan de mediale kant van de hypothalamus. Als hier laesie is, dan voel je geen verzadiging meer waardoor je kunt blijven eten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hongercentrum

A

Ligt aan de laterale zijde van de hypothalamus. Als hier een laesie is, dan voel je geen honger meer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Centrum dat beide centra aansturen is de ..

A

Nucleus archuales

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Twee soorten neuronen in nucleus archuales

A

Anorexigene neuronen en orexigene neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Anorexigene neuronen

A

Produceren POMC, wat het hormoon alfa MSH produceert. Dit bindt aan melinecortine receptoren en zo het verzadigingscentrum en hongercentrum remmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Orexigene neuronen

A

Stimuleren het hongercentrum en verzadigingscentrum. Deze worden geremd door insuline, ghreline en leptine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verhoogde ghreline productie

A

Gevoel van honger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Functie leptine

A

Afname van eetlust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Functie orale fase

A

De tong rolt het voedsel naar achter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Functie faryngeale fase

A

Voedsel naar achter geduwd en doorgeslikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Functie oesophageale fase

A

Voedsel verdwijnt door peristaltische beweging, geïnnerveerd door n. vagus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Cellen in de mucosa van de maag

A

Pariëtale cellen, muceuze cellen, hoofdcellen, gastrine cellen, enterochromaffiene cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Functie pariëtale cellen

A

Produceren HCL en IF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Functie muceuze cellen

A

Fungeren als coating en zorgen ervoor dat de cellen in de maag niet worden aangetast

17
Q

Functie hoofdcellen

A

Produceren pepsinogeen

18
Q

Functie gastrine cel

A

Produceert gastrine

19
Q

Functie enterochromaffiene cel

A

Produceert histamine

20
Q

Fasen tijdens het eten

A

Cephale fase, gastrische fase, intestinale fase

21
Q

Werking cephale fase

A

Door zien van voedsel wordt de maag geactiveerd

22
Q

Werking gastrische fase

A

Voedsel zijn of ruiken zorgt voor productie van maagsappen

23
Q

Werking intestinale fase

A

Regelsysteem in duodenum dat invloed uit oefent op de activiteit van de maag

24
Q

Functie antrum maag

A

Kneden voedselbrij

25
Functie fundus maag
Opslag. kan oprekken
26
Pylorus
Kringspier maag
27
Dunne darm motoriek bestaat uit...
Segmentale insnoeringen, pendelbewegingen, rimpelingen van het slijmvlies, darmvlok bewegingen, peristaltische golven
28
MMC
Hele sterke contracties van maag om deze volledig te legen