1C3 week 11 college 6 Flashcards
(7 cards)
Target weefsels voor schildklierhormoon
Hart, skeletspieren, (bruin) vetweefsel, bot, hersenen, hypofyse
Effecten van T3 op cardiale gen expressie
Verhoging frequentie en kracht contractie
Effect van T3 op skeletspieren
o Schildklierhormoon stimuleert twee futiele cycli (nutteloze cycli) die energie kosten en warmte opleveren
Calcium cyclus
* In sacroplasmatisch reticulum
Na+/K+ cyclus
* Op celmembraan
o ATP nodig en warmte komt vrij
Effect T3 op (bruin) vetweefsel
o Bruin vet is belangrijk voor adaptieve thermogenese
Bevat heel veel mitochondrium
Maakt UCP1
* Hierbij komt warmte vrij
* Uncoupling
o Schildklierhormoon effect
Meer UCP1 aangemaakt
Dus warmteproductie omhoog
Effect T3 op bot
o Schildklierhormoon stimuleert bot ontwikkeling
o Hyperthyreoïdie is geassocieerd met osteoporose
o Bij beide is kans op botbreuken vergroot
o Ook klein bij hyper
Want groeischrijven worden te snel afgesloten
Effect T3 op hersenen
o Bij een tekort aan schildklierhormoon kunnen depressie- en concentratiestoornissen ontstaan
o T4 en T3 wordt over de bloedhersenbarrière getransporteerd met behulp van MCT8
Als hier dus een mutatie is verloopt dit niet meer
Effect T3 op hypofyse
o Krijgt FT4 via bloedbaan, wat met behulp van D2 omgezet wordt in T3
o T3 gaat de kern in en bindt aan TR-bèta-2 receptor
o In afwezigheid van T3 wordt TSH afgegeven in de hypofyse
o TSH voornamelijk afhankelijk van FT4