{ "@context": "https://schema.org", "@type": "Organization", "name": "Brainscape", "url": "https://www.brainscape.com/", "logo": "https://www.brainscape.com/pks/images/cms/public-views/shared/Brainscape-logo-c4e172b280b4616f7fda.svg", "sameAs": [ "https://www.facebook.com/Brainscape", "https://x.com/brainscape", "https://www.linkedin.com/company/brainscape", "https://www.instagram.com/brainscape/", "https://www.tiktok.com/@brainscapeu", "https://www.pinterest.com/brainscape/", "https://www.youtube.com/@BrainscapeNY" ], "contactPoint": { "@type": "ContactPoint", "telephone": "(929) 334-4005", "contactType": "customer service", "availableLanguage": ["English"] }, "founder": { "@type": "Person", "name": "Andrew Cohen" }, "description": "Brainscape’s spaced repetition system is proven to DOUBLE learning results! Find, make, and study flashcards online or in our mobile app. Serious learners only.", "address": { "@type": "PostalAddress", "streetAddress": "159 W 25th St, Ste 517", "addressLocality": "New York", "addressRegion": "NY", "postalCode": "10001", "addressCountry": "USA" } }

4. Endocriene farmacologie Flashcards

(46 cards)

1
Q

hormonen

A

Hormonen!! (echte)

  • Hypothalamus
    • Start
    • Releaesing hormoon => op hypofyse stimuleren om tropine rij te stelen => targetklier
      • Tropine gaat hypothalamus negatief feedback
      • Negatieve feedback ook door targetklier zelf

Adenocorticotroop hormoon

Mineralocorticoiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Adenocorticotroop hormoon

A
  • Hypothalamus is start van alles => CRF vrijstellen (corticotroop releasing factor/hormoon) –CRH => activerend effect hypofyse => corticotropine vrijstelling = ACTH => inwerking op bijnierschors => hormonen produceren
    • Androgenen
    • Glucocorticoiden
    • Mineralocorticoide: aldosterone, deoxycorticosterome
    • => samen = corticosteroiden
  • Grafiek
    • ACTH piekt late nacht => cortisol vrij en dat piekt in vroege ochtend (exogeen toegediende glucocorticoiden) kunnen we toedienen => smorgens toedienen om niet te interfereren met endogene cortisosecretie en ACTH secretie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

mineralocorticoïden

A
  • Bv aldosteron
  • Insufficiëntie van de bijnierschors : Addison
  • hyperadrenocorticisme: cushing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

aldosteron

A
  • Thv renale tubulus
    • Mineralocorticoid => bindt in intracellulaire R => mRNA => dDNA => depressie gen => AIP (aldosterone induced protein) => NaK transporter activeren (natrium retentie) => water retentie => verhoogde Na thv bloedvaten met stijging bloeddruk en minder diurese
      • Diuretica : spironolacton: binden op R => aldosterone kan niet meer binden op die R => geen water retentie => diuretisch
      • Andree diuretica
        • Trianterene
        • Amiloride

=> werken rechtstreeks in op nak transportersysteem => ineens de opname thv renale tubulus inhiberen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  • Insufficiëntie van de bijnierschors : Addison
A
  • Bij insufficientie bijnierschors => produceert glucocorticoiden en mineralocortiocoiden => moet je exogeen toedienen
  • Natuurlijke Aldosterone exogeen kun je niet direct toedienen want te kleine biologische beschikbaarheid en eliminatie halfwaardetijd => teveel injecties per dag
  • deoxyCorticosterone wel geregistreeds = zycortal
  • fludrocortisone => mineralocorticoide EN glucocorticoide => opletten als je dit toedient omwille van te beperkte aanwezigheid aldosterone dat je ook glucocorticoide werking krijgt met dit preparaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  • hyperadrenocorticisme: cushing
A
  • paard
    • hypofyse tumor
      • teveel ACTH => teveel cortisol secundair en andere corticoiden
    • dikke lange krullige vacht, overmatig drinken en urineren
    • wat kun je doen
      • overmaat bijnier beperken
  • mitotane:
    • selectief cytotoxisch
    • afdoeden bijniercellen
  • ketoconazole: inhibeert CYP
    • antimycoticum
    • CYP enzyme inhiberen= > inhibeert steroid vorming = corticoiden
  • Trilostane: inhibitor van het 3beta-hydroxysteroïd dehydrogenase enzym
    • = vetoril
    • Inhibeert specifiek enzym => verminderde omzetting van inactie steroide naar actieve steroide => bij verminderde excretie van actieve steroid
  • Selegilinie
    • Dopamine stijgt => ACTH productie daalt
    • MOAB inhibitor => dopamine stijgt => negatieve feedback gedaalde ACTH productie => secundair minder cortisol
    • Aigenlijk antidepressiva
  • => welk product je gebruikt is afhankelijk van de aandoening
    • Tumor van adrenal gland => dan ga je selegiline niet gebruiken => geen effect op ortisol en andere steroid secretie en dat is net hetgene dat de overmaat produceert
    • Bij hypofyse tumor werkt het wel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

glucocorticoiden algemeen

A
  • Zijn ook corticosteoriden (net als mineralocorticoiden als hierboven)
  • = hydrocortisole
  • Tegenhanger bij amfibien, vogles reptielen = corticosteronen
  • Reguleren
    • Basis mechanismen
    • Stress
    • Basaal metabolisme
    • Immuniteit
  • Heel wat synthetische preparate
    • Verschillen in chemische structuur hebben meestal effect in efficaciteit, potentie of biotransformatie
    • Ketofunctie op C3 komt overal in synthetische preparaten terug = essentieel voor activiteit = binding aan receptoren
    • Allemaal dubbele binding= dehydrogenatie => zorgt voor vertraagde biotransofirmatie => werkingsduur wordt verlengd (prednisolone)
      • Thv C1, C2
    • Methylatie bi betamethazole => activiteit gaat verhogen => molecule wordt werkzamer
    • Triamquinolone => topicaal => meestal acetonide gebruiken op C17/16
  • Prednisone heeft ketofunctie op C11 => om actief te ijn moet die gereduceerd worden naar hydroxylfunctie (ipv keto) =>
  • Hydrocortisone is actief
  • Bij cortisole werkt niet bij topicale therapie, wel bij systemisch gebruik (parenteraal of oraal) => beroep op lichaamseigen biotransformatie voor activatie
  • Halogenatie:
    • Dexamethasone en flumethasone
    • Op C6 of C9
    • Doet potentie van het geneesmiddel stijgen
  • Bethametasone
    • Fluorgroep die eraan geplakt wordt
  • Biotransformatie vn pre
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat reguleren de glucocorticoiden

A
  • Basis mechanismen
  • Stress
  • Basaal metabolisme
  • Immuniteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

synthetische preparaten glucocorticoiden

A
  • Verschillen in chemische structuur hebben meestal effect in efficaciteit, potentie of biotransformatie
  • Ketofunctie op C3 komt overal in synthetische preparaten terug = essentieel voor activiteit = binding aan receptoren
  • Allemaal dubbele binding= dehydrogenatie => zorgt voor vertraagde biotransofirmatie => werkingsduur wordt verlengd (prednisolone)
    • Thv C1, C2
  • Methylatie bi betamethazole => activiteit gaat verhogen => molecule wordt werkzamer
  • Triamquinolone => topicaal => meestal acetonide gebruiken op C17/16
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  • Welke corticosteroiden hebben wij
A
  • Welke corticosteroiden hebben wij
    • Kort
      • Cortisone
        • Evd minst actieve
        • Natuurlijke
        • Hydrogenatie naar hydrocortisone
        • => de rest hier relatief op vergelijken (zie tabel!!!!!)
        • Verhoogde potentie me fluoratie en hydrogenatie
      • Fludrocortisone
        • => mineralocorticoide functie uitoefenen = nattriium retaining
    • Im
      • methylprednisolone
    • Lang (potenter)
    • => meeste synthetische inflammatoire corticoide werking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

pk glucocortico

A
  • Absorptie = goed
    • Zowel oraal als parenteraal
  • Distributie: PBB (plasma protein binding)
      1. Specifice voor glucocorticoiden = transcortine = eiwit thv plasma die zowel endogene natuurlijke als exogene kan binden
        * Met hoge affiniteit
        * Capaciteit is vrij beperkt
      1. Albumine!!! = belangrijker
        * Lagere affiniteit voor albumine dan transcortine
        * Capaciteit is wel hoger
  • Biotransformatie
    • ~werkingsduur
      • Afbraak van moleculen: bv dubbele binding C1-2 zorgt voor verlengde werkingsduur door vertraagde biotransformatie
    • Activatie
      • Cortisone => ketofunctie gereduceerd door hydroxielfunctie => geen topicale therapie
      • Prednisone => voor 50% omgezet in prednisolone = meest actief
  • Excretie
    • Vnl rneaal (net als NSAIDs, vergelijking want deze zijn eig SAIDs)
    • (ook enterohepatische recyclage)
  • Prednisone heeft ketofunctie op C11 => om actief te ijn moet die gereduceerd worden naar hydroxylfunctie (ipv keto) =>
  • Hydrocortisone is actief
  • Bij cortisole werkt niet bij topicale therapie, wel bij systemisch gebruik (parenteraal of oraal) => beroep op lichaamseigen biotransformatie voor activatie
  • Halogenatie:
    • Dexamethasone en flumethasone
    • Op C6 of C9
    • Doet potentie van het geneesmiddel stijgen
  • Bethametasone
    • Fluorgroep die eraan geplakt wordt
  • Biotransformatie vn pre
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

PD glucocorticoiden

A
  • PD (effecten)
    • Electrolietenevenwicht
      • Mogelijks Na+ retenite= > fludrocortisone ( overmatig en herhaalde toedienng) => oedeem en hypertensie tot gevolg
      • Inhibitie ADH => verhoogde diurese => PU/PD
    • KHD en EW
      • Vnl Gluconeogenese!!! , glycogeensynthese, EW katabolisme => energie (AZ) die daarvoor vrij komt wordt gebruikt om gluconeogenese opnieuw te stimuleren
    • Hyperglycemie => pre-diabetes mellitus => diabetes door chronisch gebruik
      • Hyperglycemie zorgt voor afsterven van bloedvaten en neuronen vnl van extremiteiten
    • Vet
      • Lipolyse stimuleren => stijging cholestorol, vrije vetzuren
      • => redistributie naar nek (buffalo hump)/aangezicht (rond gezicht = moon face) en verlies ledematen (zeer smalle armen en benen = chronic waisting syndroom)
    • CZS
      • Eurofie
      • Kan beetje werken tegen depressie
    • CV
      • Stimulatie van NA/A synthese => VC => BD stijgt => hypertensie
      • RAAS activeren => renine angiotensine aldosterone => VC => BD stijgt => hypertensie
    • Bronciaal
      • = positief !!!
      • Dilatatie door Beta2 receptoren doen toenemen
      • => vaak gebruikt voor astma hond of kat, COPD paard
      • vaak in combinatie met Beta2 anonisten = synergetisch effect!
      • Preparaten Beta2 agonisten = clenbutarol, terbutaline, salbutanol
    • Immunosuppresie
      • Postief of negatief
      • Allergie :
        • positief effect van immunosuppresie
        • Bv bij urticaria heb je eryteem, roodheid, jeuk, pijn enzo en glucocorticode gaan deze reactie onderdrukken want allergie is overmaat
      • Infecties
        • Nadelig
        • Eerste keus als dier ziek is en je weet het niet is AB en glucocorticoiden
          • Gaan immuun onderdrukken => secundaire infecties uitlokken of dat je infectie niet opgelost krijgt (werken vaak bacteriostatisch => bacteriostatisch ab vereisen actief bact om ze af te doden)
          • Combinatie AB en NSAIDs is veel geschikter omdat die het immuunstelsel niet gaan onderdrukken
    • Anti-inflammatoir effecten
      • NSAI remmen lipoxygenase en COX, glucocorticoiden werken iets hogr in diezelfde mechanisme in
        • Lipocortin activeren => bindt fysiek aan fosfolipaseA2 => is dan niet actief => geen omzetting van membraanfosfolipden naar arachidonzuur
        • Sommige spreken ook van direct COX 2 expressie maar dat is niet zeker
      • Dosis: meestal lage dosis nodig voor anti-inflammatoir maar pas bij hoge dosis immunosuppressie
    • Bijkomende anti-inflammatoire processen
      • Stabilisatie van de lysosoomembranen
      • Remming van celproliferatie
        • Interessant bij lympoma’s
        • Nooit als enkel cytostatca
      • (-)Remming vd synthese van collageen en glycosaminoglycanen door fbroblasten => wondheling en littekenvorming geremd
        • Nadelig !!!!
      • Remming van osteoblasten en stimulatie osteoclasten => osteoporose
      • Remmen de vrijstelling van histamine uit basofielen (anti-allergisch)
        • +
        • Zeker goed bij anafylactische shock aangewezen (overmaat aan histamine met uitgesproken hypertensie)
        • Gecombineerd met adrenaline voor VC
      • Remming Ag/As interacties
      • Remming synthese van cytokinen
      • Hebben een koortsverlagend effect (daling PGE2 in hypothalamus)
      • Remming functie macrofagen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

glucocort effect op electrolietenevenwicht

A
  • Mogelijks Na+ retenite= > fludrocortisone ( overmatig en herhaalde toedienng) => oedeem en hypertensie tot gevolg
  • Inhibitie ADH => verhoogde diurese => PU/PD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

effect glucocort op KHD en EW

A
  • Vnl Gluconeogenese!!! , glycogeensynthese, EW katabolisme => energie (AZ) die daarvoor vrij komt wordt gebruikt om gluconeogenese opnieuw te stimuleren
  • Hyperglycemie => pre-diabetes mellitus => diabetes door chronisch gebruik
    • Hyperglycemie zorgt voor afsterven van bloedvaten en neuronen vnl van extremiteiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

glucocort effect op vet

A
  • Lipolyse stimuleren => stijging cholestorol, vrije vetzuren
  • => redistributie naar nek (buffalo hump)/aangezicht (rond gezicht = moon face) en verlies ledematen (zeer smalle armen en benen = chronic waisting syndroom)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

effect glucocort op czs

A
  • Eurofie
  • Kan beetje werken tegen depressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

werking glucocort op CV

A
  • Stimulatie van NA/A synthese => VC => BD stijgt => hypertensie
  • RAAS activeren => renine angiotensine aldosterone => VC => BD stijgt => hypertensie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

effect glucocort op bronchiaal

A
  • = positief !!!
  • Dilatatie door Beta2 receptoren doen toenemen
  • => vaak gebruikt voor astma hond of kat, COPD paard
  • vaak in combinatie met Beta2 anonisten = synergetisch effect!
  • Preparaten Beta2 agonisten = clenbutarol, terbutaline, salbutanol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

effect glucocort immunosuppressie

A
  • Postief of negatief
  • Allergie :
    • positief effect van immunosuppresie
    • Bv bij urticaria heb je eryteem, roodheid, jeuk, pijn enzo en glucocorticode gaan deze reactie onderdrukken want allergie is overmaat
  • Infecties
    • Nadelig
    • Eerste keus als dier ziek is en je weet het niet is AB en glucocorticoiden
      • Gaan immuun onderdrukken => secundaire infecties uitlokken of dat je infectie niet opgelost krijgt (werken vaak bacteriostatisch => bacteriostatisch ab vereisen actief bact om ze af te doden)
      • Combinatie AB en NSAIDs is veel geschikter omdat die het immuunstelsel niet gaan onderdrukken
20
Q

effect glucocort op anti-inflammatoire effecten

A
  • NSAI remmen lipoxygenase en COX, glucocorticoiden werken iets hogr in diezelfde mechanisme in
    • Lipocortin activeren => bindt fysiek aan fosfolipaseA2 => is dan niet actief => geen omzetting van membraanfosfolipden naar arachidonzuur
    • Sommige spreken ook van direct COX 2 expressie maar dat is niet zeker
  • Dosis: meestal lage dosis nodig voor anti-inflammatoir maar pas bij hoge dosis immunosuppressie
  • Bijkomende anti-inflammatoire processen
    • Stabilisatie van de lysosoomembranen
    • Remming van celproliferatie
      • Interessant bij lympoma’s
      • Nooit als enkel cytostatca
    • (-)Remming vd synthese van collageen en glycosaminoglycanen door fbroblasten => wondheling en littekenvorming geremd
      • Nadelig !!!!
    • Remming van osteoblasten en stimulatie osteoclasten => osteoporose
    • Remmen de vrijstelling van histamine uit basofielen (anti-allergisch)
      • +
      • Zeker goed bij anafylactische shock aangewezen (overmaat aan histamine met uitgesproken hypertensie)
      • Gecombineerd met adrenaline voor VC
    • Remming Ag/As interacties
    • Remming synthese van cytokinen
    • Hebben een koortsverlagend effect (daling PGE2 in hypothalamus)
    • Remming functie macrofagen
21
Q

farmacotherapie cortico

A
  • Zo kort en laag mogelijk doseren
    • Om endogene cortisosynthese niet te gaan inhiberen (negatief effect hesenen bij toediening)
  • Graduele afbouw
    • Want je kunt de inhibitie niet volledig remmen
    • Afbouwen om lichaam weer de kans te geven het zelf aan te maken
  • ’s morgens toedienen
    • Om circadiaal ritme niet teveel te verstoren
  • Alternate day therapie
    • Op D1 glucocorticoid, D3, D5, D7 => rustdagen zodat lichaam de kans heeft nog altijd cortisol aan te maken
  • Vb op dia
22
Q

indicaties glucocort

A
  • Inflammatoire processen
    • SAIDs
  • Allergische aandoeningen (lokale toepassing)
    • Urticaria: methylprednisolone, trianosolone , enz
    • Opgelet dat je geen cortisone toedient
  • Rheumatische artritis
    • Autoimmuune aandoening
  • Hersenoedeem
  • Shock
    • Eig uitgesproken systemische allergie (allafelactische shock)
  • Lymfoma en acute leukemie
    • Door inhibite van cel proliferatie
  • Andere
    • astma
    • partusinductie herkauwers
      *
23
Q

glucocort op astma

A
  • Rechtstreekse inhibitie van de ontstekingsmediatoren en uitschakelen van de polynucleaire en beinvloeding van de beta-adrenerge receptorne:
    • Verminderen oedeem en congestie
    • Verminderen bronchiale hypersecretie
  • Combinatie van glucocorticoiden en Beta2-agonsten hebben synergetische effecten
    • In de acute fase: verhoogde affiniteit van de beta2-agonisten voor de receptor en een gemakkelijke koppeling van het G-proteïne aan het adenylaatcyclase
    • In de chronische fase: toename van het aantal receptoren en verminderde desensitisatie van de beta2 receptoren
24
Q

glucocort op partusinductie herkauwers

A
  • Voorwaarde: foetale hypofyse vereist
    • Corticosteroide toeveogen aan moederdier => vai placenta de foetale hypofyse bereiken en onderdrukken => rebound na 24 uur => wordt hypofyse geactiveerd => foetus maakt ACTH aanmaken => stimuleeert rechtstreeks bijniercortex => activatie hydrocortisone => zorgt voor activatei van PGF2alfa => zorgt voor VC vd bloedvaten thv corpus luteum => luteolyse => essentieel voor progestoron productie en dat is essentieel voor onderhoud dracht => bij daling progestron => oestrogeen stijing => partus inductie
  • Niet gewoon PGF2alfa omdat: alleen PGF2alfa heeft veel minder effect dan combinatie therapie
  • Nadeel
    • Retentio secundenarum = ophouden placenta mogelijk
    • Zeer potent glucocorticoid => verminderde levensvatbaarheid van het kafl (zeker probleem bij belgisch witblauw)
25
bijwerkingen glucocort
* Bijwerkingen zie blz 188 boek 2 * Huid verdunt dus heel makkelijk kneuzingen en blauw plakken * Chronic waisting dysies * Spierafbraak * Vertraagde wondheling
26
inleiding hormonen inwerkend op geslachtsorgaan
* Inleiding * Start allemaal met GnRH =\> gonatropines (FSH,LH) =\> oestrageen, progestagenen, androgenen enz
27
GnRH
GnRH (gonadotropines) * Activatie LH \>\> FSH * Gonadoreline, busereline, perforeli * Indicaties * Inductie ovulatie * Activatie en stimulatie LH vrijstelling * COF * Behandeling COF (cysteuze ovariele follikels)= cyste met follikel op maar geen ovulatie * Vnl probleem bij rund * Medicatie met luteoloop effect * Infertiliteit reu * GnRH =\> spermatogenese en testosteron productie * Begint met hypothalamus =\> * Bij man dier * ICSH = interstitieel cel stimulerend hormoon (ipv LH) * Gaat leydigcellen activeren thv de testis =\> produceren testosteron * Androgene en anabole wrking * Voor androgene is dihydrotestosterone veel effectiever * gonadotropines * FSH + LH runderen =\> ovulatie + corpus luteum =\> onze koe super ovuleren en dan embyro’s inplanten in x aantal draagkoeien
28
indicaties GnRH (gonadotropines)
* Inductie ovulatie * Activatie en stimulatie LH vrijstelling * COF * Behandeling COF (cysteuze ovariele follikels)= cyste met follikel op maar geen ovulatie * Vnl probleem bij rund * Medicatie met luteoloop effect * Infertiliteit reu * GnRH =\> spermatogenese en testosteron productie
29
GnRH bij man dier
* ICSH = interstitieel cel stimulerend hormoon (ipv LH) * Gaat leydigcellen activeren thv de testis =\> produceren testosteron * Androgene en anabole wrking * Voor androgene is dihydrotestosterone veel effectiever
30
preparaten oestrogenen
* preparaten * Natuurlijk = estrone, estradiol en estriol * Estradiol = ook synthetisch actief * Meetal hydroxylgroep * Afstand tussen 2 hydroxyl producten zijn bij synthetisch en bij natuurlijk hetzelfde =\> toch binden op oestrogeen receptor * Synthetisch * Diethylstilbesterol * Hexoestro * Dienestrol * Klassiek de steroiede structuur
31
indicaties oestrogenen
* =\> beperkt want veel gm zijn veel effectiever en efficienter * Behandeling van problemen geassocieerd met ovariohysterectomie (waaronder incontinentie en vagintitis) * Alfa agoist: fenylpropanol amine = veel beter: zorgt voor constrictie gs blaassfincter met veel minder neveneffecten * Cervixdilatatie, maar geen effectieve partus inductie * Bij het rund voor cysteuze ovariele follikels * Niet zo succesvol: liever GnrH * Pyometra en mummificatie * Liver PGF2alfa =\> verliezen CL =\> progestron valt weg = oorzaak pyometra (zorgt ervoor dat mucosa geactiveerd blijft in baarmoeder) * Inductie vroegtijdige abortus bij hond en kat (estrogenen inhiberen de innesteling, maar zijn niet te vekiezen want kunnen het beenmerg onderdrukken * Kies liver PGF2alfa * Prostaathyperplasie (estrogenen zijn androgeenreceptoren antagonsiten) * Maar de directe antagonsiiten zoals finasteride liever * Maar liefst castratie * Groeifactor bij herkauwers (verboden in eu !!!!)
32
preparaten progestagenen
* Progesteron acetaat, medroxyprogesteron acetaat (MAP), megestrolacetaat (MGA), levenorgestrel, proligestron, delmadinoacetaat en altrenogest (androgeen met progestesteron activiteit)
33
toxiciteit progestagenen
* Hond/kat: endometritis/pyometra
34
indicaties progestagenen
* Merrie * Behandeling anoestrus * Verwacht je reboud effect =\> progesteron toedienen waardon oestrogeen wordt odnerdruk =\> stijgt weer als je stop =\> bronst inductie of tochtigheid bij runderen * Behandelen polyfolliculaire ovaria * = COF rund * Onderdrukken oestrus * Als je blijft toedienen * (rund samen met oestrogenen) * Beperkt * Vakren * Oestrussynchronsiatie * Hond en kat * Anticonceptie * Uitstellen oestrus * Prostaathypertrofie * Schaap * Bronstinductie en synchronisatie via vaginaal spiraal * X aantal dagen =\> draadje langs buitenkant voor verwijderen
35
anti-progestagenen
* Aglepreston * Verhindert de nidatie en odnerbeekt de dracht bij de hond tot 45 d na bevruchting * = 1e keus bij abortus inductie bij de hond (Zeker vreog stadium tot 1,5 maand) * Afffiniteit progestteron R maar geen activiteit
36
androgenen algemeen
Androgenen * Testosteron gevormd door de testes * 5 afla-reductase zet testosteron om in dihydrotestosteron * =\> die heeft uitgesproken viiiliserend en androgene werking, veel meer dan testosteron zelf (efficaciteit en potentie) * Enzym is enkel aanwezig thv de testis en niet thv de spieren (anabole werking) * =\> anabolica hebben geen andorgene werking (geen 5 alfa reductase in spieren dus enkel testosteron ) =\> geven wel negatieve feedback dus je krigjt geen anabole werking meer
37
effecten androgenen
* Geslachtsorganen * EPO stimulatie * =\> gaar RBC laten aanmaken =\> zuurstofcapaciteit stijgt * Van belang in doping * N retentie (anabole werking) * Verminderde desaminatie van az tot ureum * =\> urinair uitgscheiden * Az gebruik voor eiwit synthese (spieropbouw) * Vet en/of koolhydraten afbreken =\> eiwitsynthese * Stimulatie eetlust * Stoffen die weer gebruikt kunnen worden voor eiwitsynthese * Soms gebruikt bij patienten die echt ziek zijn =\> dan geen rebound effect in ureum secretie maar terug naar basaal nivau * =\> stikstof excretie zal hoger zijn dan basaal niveau =\> in eerst evase veel meer eiwit uitscheiden en ureum uitscheiden dan basaal nivaey =\> daarna weer terug naar basaal niveau
38
indicaties androgenen
* Natuurlijke testosteron (C19 steroïden) is niet oraal actief, synthetische derivaten wel zoals 17afla=methyltestosteron. Anabolica (C18 steroiden), zoals stanozolol en boldenone zijn meestal alleen parenteraal actief * Bij GHD niet omwillle van vetkwekerij * Katabole effecten glucocorticoïde tegengaan (KHD) * Glucocorticoiden zorgen voor eiwitafbraak =\> dus met dit spiermassa op normaal niveau terugbrengen
39
anti-androgenen
* Finasteride, osateron * Om tot dihydrotestosteron te ihiberen =\> verhinderd leeftijdsgebonden kaalheid man * Inhibitie 5alfa-reductatse * Testis geinhbeerd om om te zetten =\> geen dehydrotherapie =\> minder androgenen werking =\> gebruik bij prostaathyperplasie * Nog steeds liever castratie * Benigne prostaathyperplasie * Bijwerkingen: eetlust neemt toe, fertiliteitsproblemen, gedragsveranderingen
40
somatotropine
* Algemeen: * Hypothalamus: GhRh= somatoreline =\> hypofyse: GH (=somatotropine) stimuleren (somatostatine gaat het inhiberen) =\> effect op verschillende weefsels * IGF-1 lever = somatomedine =\> groei van dier * Bloedglucose lucht in * Beenweefsel groei weke delen enz
41
thyroidhormonen
* Hypothalamus =\> hypofyse =\> target klier * Thyrotropine releasing hormone (TRF/TRH) uit hypothalamus =\> thv hypofyse TSH (=thyrotropine) =\> thv thyroid activeren =\> T4 en T3 vrijstellen =\> metabolisme verhogen * Basaal metabolisme stijgt * Hartsnelheid stijgt * ![]() * Thv schildklier zelf * Jodium nodig =\> * Jodide =\> opgenomen door schildklier =\> 2x jodide = jood =\> gebonden aan tyroside = monoiodotyrosine (2x I2+tyroside) =\> T4 en T3 gevormd * T3= 1x DiT + 1x MI=iT * T4 = 2x DIT * =\> die worden vrijsgeteld plasma=\> basaal effect verhogen in plasma
42
tyroid hormonen thv schildklier zelf
* Jodium nodig =\> * Jodide =\> opgenomen door schildklier =\> 2x jodide = jood =\> gebonden aan tyroside = monoiodotyrosine (2x I2+tyroside) =\> T4 en T3 gevormd * T3= 1x DiT + 1x MI=iT * T4 = 2x DIT * =\> die worden vrijsgeteld plasma=\> basaal effect verhogen in plasma
43
effecten thyroid hormonen
* Effecten * T3 \>\> T4 * Actiever en potenter * Ook als ze beide opgenomen worden is er intracellulair enzym dat T4 deels zal omzetten naar T3 =\> deze vooral binden aan genoom en deze activeren =\> DNA synt, gentransciptie, proteine synthese =\> verhoging basaal metabolisme * Nucleaire receptor * Activatie gentranscriptie * Stimulatie groei en ontwikkeling * Verhoogt het basaal metabolisme (calirogenic) * Positief inotroop effect * Hypothyroidie * Levothyroxine * Hyperthyroïdie * Methimazole (vnl bij de kat) * =\> net als fenobarbital is er hier TDM (drug monitoring) =\> dosis fine tunen met makkelijk deelbare tabletten
44
effecten oxytocine
* Effecte * Contracties myometrium * **Ejectie** melk uit alveolaire kanalen * Maar prolactine =\> melkproductie (verschil)
45
indicaties oxytocine
* Indicaties * Inductie van weeën * Postpartum bloedingen * **Stimulatie van de lactatie**!!!!!! * **Partusinductie bij de merrie**!!!! * Bij merrie geen CL meer * Partusinductie bij het varken smane met PGF2alfa
46
groeistimulerende substanties
* Thyreostatica * Zorgen ervoor dat je meer water in vlees krijgt = zwaardere karkassen * Beta-agonisten * Bv clenbuterol * =\> binden op beta 3 = minder vet en meer spier * Hormonen * Oestrogenen * Gestagenen vb Progestagene * Androgenen * \> mogen allemaal niet gebruik worden * Uitz * Embryotransfer, COF, tocolyticum * = allemaal 1 of 2maal waardoor je niet echt groeibevordering hebt * Lokale therapie: vb prid/CIDR (oestrus synchronisatie