Alles VO Flashcards

(36 cards)

1
Q

diagnostiek malaria

A
  • dikkedruppelpreparaat
  • uitstrijkpreparaat

naar malariaparasieten in de rbc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

diagnostiek salmonella

A

kweken van feces en bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

diagnostiek dengue

A

IgM en stijgende IgG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de ontwikkeling van de malaria parasiet

A
  1. malariamug infecteert de mens met een sporozoïet
  2. sporozoïet gaat via de bloedbaan naar de lever, hier kunnen 2 wegen gevolgd worden:
    a. p.ovale/vivax: sporozoiet ontwikkelt zich voor onbepaalde tijd in een hypnozoiet en ontwikkelt zich in een later stadium tot merozoiet
    b. alle: sporozoiet ontwikkelt zich in een week tot merozoiet
  3. merozoiet heeft na het terugkeren naar de bloedbaan een erytrocytaire fase en ontwikkelt zich tot schizont
  4. schizont klapt uit elkaar en erytrocytaire merzoeiten komen vrij
    -kunnen opnieuw andere ery infecteren
    -worden gamecyten
  5. gametocyten worden opnieuw opgenomen door malariamug
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

plasmodium vivax

A

goedaardige tertiane malaria. klachten kunnen wel heftig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

plasmodium vivax preparaat

A
  • vergrote ery die onregelmatig tot amoeboid van vorm is
  • schuffnerse stippeling
  • schizont en oude trofozoieten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

schuffnerse stippeling

A

roze/rode spikkels op ery oppervlakte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

p. falciparum preparaat

A
  • niet vergrote ery
  • geen schuffnerse stippeling
  • vlekken van maurer
  • alleen trofozoieten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de diagnose van malaria berust op …

A

het aantonen van malaria parasieten in de erytrocytaire fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

dikkedruppelpreparaat

A

concentrerend effect; de parasieten zijn vaak in geringe aantallen aanwezig; dit concentrerende effect berust op lyse van de bloedcellen door een stof (er blijven alleen malaria en leuko’s over)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bij p. falciparum dient altijd

A

de parasitemie te worden bepaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

acute bacteriële meningitis

A
  • streptococcus pneumoniae
  • neisseria meningitidis
  • h. influenzae
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

subacute meningo-encephalitis

A
  • vaak viraal
  • TBC
  • toxoplasma gondii
  • cryptococcus neoformans (gist)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de graad van orofaryngeale contaminatie kan beoordeeld worden door de aanwezigheid van … te scoren

A

plaveiselcelepitheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

huidmanifestaties van infectieziekten zijn grofweg in twee groepen te verdelen

A
  • huidinfecties
  • exanthemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

infecties met endogene origine

A

infecties van de huid die ontstaan vanuit directe doorgroei of door verspreiding via de bloedbaan

17
Q

oppervlakkige huidinfecties

A
  • beperkt tot epidermis
  • veroorzaken relatief weinig klachten
  • voorbeelden:
    =erythrasma
    =folliculitis
    =impetigo
18
Q

diepe huidinfecties

A
  • dermis
  • kunnen gepaard gaan met koorts, algehele malaise, regionale lymfadenitis, en pijn
  • meestal is orale of iv antibiotica geindiceerd
19
Q

erysipelas

A
  • pijnlijk, warm erytheem
  • soms met koorts
  • verheven huidafwijking die scherp begrenst is van gezond weefsel
  • oppervlakkiger dan cellulitis
  • vergrote lymfeklieren
20
Q

cellulitis

A
  • pijnlijk, warm erytheem
  • soms met koorts
  • onscherp begrenst
  • dieper dan erysipelas
  • vergrote lymfeklieren
21
Q

erysipelas verwekker

A

beta hemolytische streptokok groep A

22
Q

cellulitis verwekker

23
Q

als erysipelas verergert en in diepere lagen doordringt

A

fasciitis necroticans

24
Q

onderscheid maken tussen strepto en staphylo

A

katalase test: staphylo = katalase positief

25
behandeling necrotisch weefsel fasciitis necroticans
chi is noodzakelijk
26
vlo
- duidelijke gastheerspecificiteit - veroorzaken op de bijtplek een papel of urticaria met een puntvormig hemorragisch centrum
27
vlo onderbenen
dierlijk
28
therapie vlo
alleen symptomatisch
29
vrouwelijke mijt graaft gangetjes in
stratum corneum bij schurdt
30
type 1 test
huidtest
31
3 typen huidtests
- intracutane huidtest: insecten en GNM - prick to prick test: voedingsmiddelen waarvan de allergenen gevoelig zijn voor denaturatie (bv fruit) - skin prick test: alle overige
32
negatieve controle priktest
fosfaatbuffer
33
positieve controle priktest
histaminefosfaat
34
type IV reactie bekend
mantoux test
35
type 4 test
patch test: duurt langer om af te lezen
36