H2.2: Diversiteit van antigeenreceptoren Flashcards

(48 cards)

1
Q

antistof =

A

immunoglobuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

T-celR

A
  • bestaat uit 2 ketens
  • heeft MHC/HLA nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

MHC

A

presenterend molecuul nodig om het antigen goed te kunnen herkennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

in elke B- en T-cel unieke knip-en-plakprocessen in het DNA zorgen ervoor dat er gerecombineerd wordt met verschillende ‘smaakejs’

A

er zijn V-D- en J- genen met nog allerlei subtypes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

2-staps variant van dat recombinatie proces

A
  1. je maakt een DJ combinatie
  2. je maakt een VDJ combinatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

1-staps variant van recombinatie

A

direct V en J combineren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

dus lymfocyten hebben een ander DNA dan elke andere lichaamscel…

A

in de gedeelten die coderen voor Ig’s of TCR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

V(D)J recombinatiemechanisme

A
  1. er zijn eiwitten : RAG -eiwitten; deze herkennen op welke plek zo’n V-, D- of J-gen ligt
  2. RAG knipt dubbelstrengs
  3. RSS gaan aan elkaar zitten en vormen cirkel
  4. overgebleven DNA-stukken worden aan elkaar gezet

MEMORAID

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

RAG eiwitten

A

herkennen op welke plek zo’n V-, D- of J-gen ligt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe herkennen RAG eiwitten?

A

adhv een stukje DNA; recombinatie signaal sequentie (RSS). dat RSS vormt een vlaggetje voor de RAG eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

coding joint

A

uiteindelijke stuk aan elkaar gezet DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

signal joitn

A

dat cirkeltje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

recombinatie signaalsequentie (RSS). wat is het precies?

A

stukjes DNA bestaand uit een heptameer en een nonameer. deze stukjes bevatten soort van vaste nucleotiden. deze zorgen voor de markering in het DNA. hier tussenin zit een spacer van 12 of 23 bp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

dat uitidnelijke gefuseerde stuk DNA, die coding joint, met VDJ, codeert uiteindelijk voor…

A

het variabele stuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

tijdens het proces van het koppelen van de 2 stukjes DNA, kunnen nog dingen gebeuren:

A
  • insertie
  • deletie

dit zorgt voor nóg meer variatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

als stamcellen ontstaan, migreren ze van de buitenkant van het beenmerg naar de binnenkant

A

pro-Bcel=> pre-Bcel=> rijpe B-cel

via de bloedbaan naar circulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

thymus verandert na komst van de eerste prothymocyten van… naar….

A

van epitheliaal orgaan naar gelobd orgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

thymus bouw

A
  • donkere cortex
  • lichtere medulla
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

medulla bevat

A
  • rijpe T-lymfocuten
  • dendritische cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

cortex bevat

A
  • onrijpe T-cellen
  • macrofagen
21
Q

wat is dit?

A

docu! flowcytometrie! onthoud vorm!

22
Q

flowcytometrie proces

A
  1. je maakt een suspensie van losse cellen en voegt antistoffen toe met een fluoriscerend molecuul
  2. je weet al wat die antistoffen horen te herkennen
  3. die antistoffen binden evt aan een cel die dus door de antistof wordt herkend
  4. die cel is nu gelabeld met een fluorescent molecuul
  5. cellen worden 1 voor 1 in een vloeistofstroom gebracht met een laser erop
  6. als er een cel voorbijkomt dat fluorisceert, zal dat leiden tot een andere golflengte van het uitgestraalde laserlicht
  7. dat wordt gedetecteerd
  8. data-analyse
23
Q

flowcytometrie indeliing hokjes

A
  • rechtsonder: cellen die positief zijn voor de horizontale fluoreiscerende molecuul
  • linksboven: cellen die positief zijn voor de verticale fluoreiscerende molecuul
  • rechtsboven: postiief voor beide
  • linksonder: voor beide negatief
24
Q

intermezzo

25
met flowcytometrie kan je ook kijken naar...
- grootte - complexiteit docu
26
celgrootte flowcytometrie
- FSC: forward scatter - gebaseerd obv hoe erg de cellen in staat zijn om het licht af te buigen
27
complexiteit flowcytometrie
- SSC: side scatter - afhankelijk van interne structuur: oppervlakte, kern, granulen - licht dat kaatst op interne structuren zal afbuigen, dus je kijkt naar intenstiteit
28
flowcytometrie bloed
- lymfocyten: niet groot en niet complex - monocyten: iets groter en complexer (door kern) - neutrofielen: groot en complex (door granulen) MEMORAID
29
wat kan je gebruiken om flowcytometrie te specificeren?
- groote van de cel - complexitieit van de cel - 1 of meerere markers obv fluorescentie
30
wat kan je adhv cytometrie van thymocyten?
onderscheid maken tussen 3 hoofdstadia
31
hoofdstadia thymocyten
1. DN (dubbelnegatief) 2. DP (dubbelpositief) 3. SP (singlepositief)
32
ontwikkeling thymocyten in flowcytometrie
1. DN 2. DP 3. óf CD8 kant SP óf CD4 kant SP DOCU! MAAK MEMORAID
33
thymus; wat is waar
- cellen migreren steeds verder naar de buitenkant naarmate ze differentieren. dan zijn ze in subkapsulair gebied op een gegeven moment en dan gaan ze weer naar beneden naar het bloed MEMORAID
34
B-cel differentiatie in beenmerg. tijdens welke fase gebeurt wát qua recombinatie?
- pro-Bcel: D en J aan elkaar - pre-Bcel en daarna: V en DJ aan elkaar op dit moment heb je een zware keten gemaakt. maar dan moet de B-cel nog getest worden: is de zware keten goed gemaakt?; selectie op de zware keten
35
selectie
- voor de selectie heb je een zware en een lichte keten nodig maar je hebt alleen maar een zware dus er wordt een tijdelijke SLC = surrogate light chain tegen aan gezet. deze is niet variabel of uniek, maar alleen bedoeld om even de structuur te maken. - er wordt gekeken naar: =reading frame OK? =geen stop codons? - IN DE PRE-BCR
36
selectie = OK. nu?
proliferatie; op unieke manier lichte keten maken per cel. beginnen met kappa, dan lambda. dan moet de hele BCR worden getest
37
bij TCR ook tussentijdse evaluatie
alleen voro alfa beta cellen; 1ste keten wordt getest (bv beta) en dan is er een tijdelijke alfa keten (pre TR alfa)
38
take home 2.2
docu
39
na genherschikking/ V(D)J recombinatie stappen
uniek stuk DNA gaat transcriptie onder => precursor mRNA splicing => rijp mRNA translatie => eiwitketen (bv alfa of beta keten, of zware of lichte keten van Ig)
40
pro-Bcel
D en J aan elkaar
41
pre-Bcel
V en DJ aan elkaar
42
waar wordt de hele BCR op getest ?
- goede zware keten - goede lichte keten - goed met elkaar paren - niet auto-reactief
43
volgorde TCR
delta, gamma, beta, alfa
44
tussentijdse evaluatie TCR
NIET voor gamma of delta, alleen voor beta en alfa eerste keten die gevormd wordt wordt getest met tijdelijke andere keten.
45
V(D)J recombinatie mechanisme
1. RAG-eiwitten herkennen op welke plek een V D of J ligt adhv RSS 2. RAG knipt dubbelstrengs 3. RSS gaan aan elkaar om circulaire signal joint te vormen 4. die V D J worden gekoppeld en leveren de coding joint
46
RSS opbouw
- heptameer - nonameer - spacer van 12 of 23 nucleotiden ertussen
47
2 stappen voor IG/TCR/BCR heterogeniteit
- combinatiediversiteit - junctiondiversiteit (insertie/deletie)
48