H3.3: Granulomateuze onstekingsprocessen Flashcards

(43 cards)

1
Q

volgorde van influx vd verschillende leukocyten

A
  1. neutrofiele granulocyten
  2. monocyten aangestuurd door lymfocyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wanneer wordt een acute ontstekingsreactie beëindigd?

A
  • schadelijk prikkel is geëlimineerd
  • pro-ontstekingsmediatoren gedownreguleerd
  • anti-ontstekingsmediatoren ge-upreguleerd
  • herstel in gang gezet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de manier waarop iets herstelt hangt af van

A
  • of het met of zonder veel bindweefsel gebeurt (per primam of per secundam)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

per primam

A

als de ECM niet veel is beschadigd (weinig bindweefsel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

per secundam

A

beschadigde ECM waardoor het meot worden hersteld adhv bindweefselvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe komt chronische ontsteking

A
  • vaak bij virale infecties
  • persistente bacteriële infectie
  • blijvende schade
  • veel bij auto-immuun ziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waarom zie je bij virale infecties geen neutrofiele granulocyten?

A

in het begin komen neutrofiele granulocyten vooral door het vrijkomen van veel schadelijke stofjes bij necrose. bij virale infecties is er geen necrose, want daar worden de cellen individueel opgeruimd vergelijkbaar met apoptose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat gebeurt er bij chronische inflammatie?

A
  • angiogenese
  • mononucleair infiltraat (geen neutrofiele granulocyten)
  • fibrose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

definitie chronische ontsteking

A

ontsteking van langere duur (meer dan 7 dagen, soms weken/maanden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

histo chronosche ontsteking

A
  • infiltratie van mononucleaire ontstekingscellen (lymfo, macro, histiocyten)
  • geen of enkele neutro’s in infiltraat
  • weefseldestructie
  • bindweefsel vorming met angiogenese en collageen afzetting (fibrose)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

histocyten

A

lymfo en macro als ze lang in het weefsel hebben gezeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

geactiveerde macrofaag heet

A

epitheloid (macrofaag lijkt op epitheelcel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

macrofagen zitten zoiets overal

A

heten alleen anders. EN onze immuno macrofagen komen uit stamcellen in het beenmerg en de macrofagen van andere plekken in het lichaam komen uit dooierzak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

veranderingen in een geactiveerde uit het bloed getrede macrofaag tov een inactieve

A
  • meer organellen (mito, ER)
  • open chromatine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

zodra macrofaag uit het bloed treedt

A
  • M1 macrofaag: agressieve variant
  • M2 macrofaag: herstel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

IFN-gamma

A

zorgt voor activatie M1.
als deze weg is, is er plaats voor de anti-inflammatoire cytokinen waardoor switch naar M2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

M2

A

maakt groeifactoren tav herstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

maar stel de pro-inflammatoire cytokines blijven aanwezig, zoalas IFN-gamma

A

Tcel wordt gestimuleerd. de Tcel maakt IFN-gamma aan. dit activeert dus weer macrofaag en deze maakt weer die pro-inflammatoire cytokines: vicious circle

19
Q

granulerende ontsteking

A

an opgevat wortden als de overgang van de acute ontstekingsreactie naar herstel van weefselbeschadiging door littekenvorming

20
Q

histo granulerend weefsel

A
  • veel jonge bloedvaten
  • fibroblastenproliferatie
  • gaat in altere fasen over in celarm bindweefsel (litteken)
  • kan samengaan met/grenzen aan gebieden met acute onsteking
21
Q

angiogenese wordt aanegstuurd door

22
Q

hoe werkt angiogenese

A
  1. oiv VEGF breekt het BSM van bloedvat open
  2. de pericyten (cellen die om de bloedvaten liggen) gaan uit elkaar
  3. endotheel gaat delen
  4. het delende endotheel van het ene bloedvat groeit naar het delende endotheel van het andere
  5. nieuw bloedvat
23
Q

wat doet de fibroblast?

A

collageen bouwen => ECM

24
Q

fibroblast

A
  • oiv allerlei cytokines (TGF-beta, TNF-alfa/beta, IL-1, PDGF, FGF, FAF)
  • geen 1 op 1 relatie met cytokine en groei: pleitrope effecten en cytokine netwerken
25
verschil per primam en secundam
bij een grotere wond zie je veel granulatie weefsel, veel bindweefsel en veel bloedvatvorming. bij een kleinere juist andersom
26
granulerende ontsteking is niert hetzelfde als granulomateuze ontsteking
27
granulomateueze onsteking
- chronische ontsteking - egactiveerde macrofaag met epitheloid aspect - histologische uiting: granuloom
28
granuloom bestaat iut
- macrofragen =epitheloide macrofagen =langhanse type reuscellen (vaak) =vreemdlichaams type reuscellen (vaak) - lymfo (vooral T) - plasmacellen - wal van fibroblasten
29
maar granulomateuze ontstekng kan ook zonder meerkernige reuscellen
bv bij ziekte van crohn
30
granulomatueze ontsteking met reuscellen
TBC
31
niet-necrotiserend granuloom
sarcoidose
32
oftewel, granulomen kunnen in allerlei manieren voorkomen. wat ze gemeen hebben is:
epithelioide macrofagen en lymfocyten om het aan te sturen
33
wanneer komen reuscellen
als agens niet in 1 keer is vernietigd. het wordt dan eerst een epitheloide macrofaag. meerdere vand it soort fuseren en dat is het een meerkernige reuscel
34
als vertering / afbraak niet mogelijk is met het gefagocyteerde materiaal...
- blijft bestaan (zoasl bij rokers in longen)
35
wat is granulomateuze ontsteking immunologisch gezien?
een type IV (delayed) hypersensitiviteitsreactie; acticatie van t-cellen met cytokinen die dan de macrofagen op hun beurt weer activeren
36
activatie van macrofagen bij granuloomvorming is 1 vd effectormechanismen bij type IV hypersensitiviteitsreactie
dmv CD4+, niet 8 (dat is graft vs host)
37
hoe ga je van geactiveerde macrofaag naar granuloom?
1. APC met Tcel maakt IFN-gamma en TNF (waardoor meer macrofagen uittreden) 2. deze macrofagen geven dan de reactie dat je meerkernige reuscellen ziet, epitheloide macrofagen aangestuurd door lymfocyten en afgeschuwd door bindweefsel docu
38
wanneer zie je granuloomvormig?
- type IV hypersensititviteiteitsreactie) - reactie op vreemd lichaam =exogeen (prothese bv) =endogeen (bv haren , hoorn)
39
pathogenese primaire longTBC
bacterie komt in macrofaag. bacterie maakt stofjes waardoor macrofaag bacterie niet kan verteren. dus immuunsysteem krijgt geen kan som te reageren. vermenigvuldiging binnen macrofaag, als dit uitbarts dan verspreidt de bacterie zich overal => gegeneraliseerde TBC (midiare TB) wat je vaker ziet: immuunsysteem reageert wel: Tcel herkent MHC-II met wat van die afgebroken peptiden. Tcel wordt geactiveerd. Th stimuleren macrofagen om nog meer epitheiloid te worden dmv afscheiding IFN-gamma. dan krijg je vorming van granuloom
40
waardoor werk darmTB veroorzaakt?
ongepasteuriseerde melk
40
andere voorbeelden van granulomateuze ontsteking
- lepra =mycobacterium leprae met tuberculoide en lepromateuze vormen - sarcoidose =onbekende oorzaak, mogelijk auto-i, niet-verkazend granulomen, alle organen kunnen aangezdaan zijn ,meestal longen - vreemdlichaamsreactie =hechtdraad, (stukken) prothese materiaal, haar, sequesters
41
lepra histo
twee vormen: - vorm waarbij je granuloom maakt (tuberculoide vorm) als het immuunsysteem intact is - leparomateuze vorm: geen rganuloom, maar wel veel macrofagen die volzitten met de bacterie
42