H2.6: Antigeenherkenning door T-cellen Flashcards

(72 cards)

1
Q

hoe wordt B-cel geactiveerd?

A

kan zelf Ag herkennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe wordt T-cel CD4 geactiveerd?

A

dendritische cellen presenteren Ag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

antigeenpresentatie is alleen nodig voor

A

T-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke 2 typen diversiteit?

A
  • combinatiediversiteit
  • junction diversiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke 2 markers waren bepalend voor de differentiatiestadia in de thymus?

A

CD4
CD8

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke 2 soorten T-cel selectie heb je in de thymus?

A

positief en negatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat voor selectie heb je in beenmerg voor B-cellen?

A

negatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

anatomie thymus

A

memoraid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vroegste thymocyten reis

A

uit het beenmerg via het bloed naar thymus bij de overgang van de cortex naar medulla. migreren dan naar buiten en gaan dan helemaal terug migreren richting de medulla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

HEV

A

gesloten celwandsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

thymus opbouw

A
  • soorts spons
  • om zoveet mogelijk contactpunten te hebben voor thymocyten naar stromale cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

stromale cellen

A

geven signalen af aan de voorbij komende thymocyten om ze een stapje verder te brengen in hun differentiatie dmv chemokinen want thymocyten hebben chemokine receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

op welk punt zijn de cellen klaar met het produceren van een TCR, selectie voor betaketen, en moeten ze geselecteerd worden?

A

DP naar SP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

onderliggende processen tijdens voorloper T-cel differentiatie

A
  • maturatie
  • proliferatie
  • celdood (apoptose)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kinetiek van T-cel differentiatie

A

memoraid !!!!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

er wordt geselecteerd op …

A

de juiste TCR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is de juiste TCR?

A
  • niet auto-reactief (negatieve selectie)
  • cellen die een TCR hebben die het lichaamseigen HLA kan herkennen (positieve selectie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

T-cellen herkennen Ag niet zomaar los:

A

T-cellen moeten hun Ag herkennen icm met het HLA-molecuul

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

positieve selectie

A

want Tc moeten Ag afkomstig van infecties herkennen, maar dat gebeurt natuurlijk door lichaamseigen HLA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

selectie op de juiste TCR

A

!!!!!!!!memoraid!!!!!!!!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat wordt optimaal herkend door een TCR?

A

combinatie van het Ag-peptide met het HLA (Ag-presenterende molecuul)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

HLA-1

A
  • bestaat uit 1 molecuul met een beta-2-microglubuline
  • kan in de groeve van het alfa 1 en alfa 1 domein een peptide presenteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

HLA-2

A
  • bestaat uit een beta- en een alfa-keten
  • peptide kan binden tussen de groeve tussen alfa 1 en beta 1
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

HLA’s opbouw

A

memroaid !!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
waaraan presenteert HLA -1 peptiden?
CD8+
26
HLA presentatie
TCR met cd8 herkent HLA-1 en het CD8 biedt een extra binding aan dat HLA-1. TCR met cd4 herkent HLA-2 en het CD4 biedt een extra binding aan dat HLA-2
27
ezelsbruggetje
HLA-I met CD8 (1x8=8) HLA-II met CD4 (2x4=8)
28
waarop is de positieve selectie gericht?
selecteren van T-cellen met een TCR die een goede binding hebben aan het lichaamseigen HLA. moet natuurlijk niet te zwak binden, maar ook niet te sterk: dan heb je kans op autoreactieve T-cellen want dan is het niet meer peptide-afhankelijk (!)
29
waar vindt positieve selectie plaats?
cortex
30
welke cellen zijn erbij betrokken bij positieve selectie?
corticale thymus epitheelcel (cTECs)
31
wat doen cTECs
zorgen ervoor dat lichaamseigen HLA wordt aangeboden om T-cellen te testen bij de psotieve selectie
32
waar is negatieve selectie
medulla
33
negatieve selectie
T-cellen worden nu getest op het hebben vane en te hoge affiniteit voor lichaamseigen peptiden in HLA => apoptose
34
welke cellen zijn betrokken bij negatieve selectie?
mTECs en DCs voor het presenteren van auto-Ag
35
hoe kan je in vredesnaam alle lichaamseigen peptiden in de thymus hebben om te testen voor negatieve selectie?
de lichaamseigen weefselspecifieke antigenen worden allemaal gereguleerd door het AIRE gen (autoimmune regulator)
36
nauwe window van sterkte waarin HLA binding optimaal gaat bij psotieve selectie
37
AIRE gen
zet weefselspecifieke Ag-expressie aan in DCs in de medulla van de thymus waarbij T-cellen al geselecteerd zijn voor hun goede eigen HLA-binding. in de medulla zitten cellen die lichaamseigen weefselspecifieke Ag tot expressie brengen. => negatieve selectie geeft soort van de instructie in de thymus klas
38
AIRE defect
auto-immuun polyglandulair syndroom (APOCED)
39
AIRE is niet 100% betrouwbaar, er zijn altijd wel celletjes die erdoorheen glippen
meestal zorgt dit niet voor auto-immuunziekte. want ook als de cellen in de periferie zitten, zullen er andere mechanismen zitten waarmee auto-reactieve cellen worden uitgeschakeld.
40
negatieve selectie wordt ook wel... genoemd
centrale tolerantie
41
mechanismen perifere tolerantie
- gaan in periferie in apoptose - worden in slaapstand gezet / krijgen geen hulp van Treg meer dus niet geactiveerd
42
perifere tolerantie
memoraid maken nu is het docu
43
expansie en contractie
docu. probeer die te begrijpen
44
je hebt ook T geheugen cellen
45
cellulaire respons
1. infectie 2. Ag worden geprocessed en opgenomen door APCs 3. APCs worden getransporteerd naar plekken in de lymfoide organen waar naieve Tc erbij kunnen. 4. naieve Tcel (Cd8 en Cd4) wordt geactiveerd obv het juiste HLA 5. Tcellen gaan IL-2 produceren waarmee ze deling in gang zetten 6. door die proliferatie zullen ze verder differentieren naar effectorcellen en geheugencellen MAAK MEMORAID HIERVAN, IS NU DOCU. LET OOK GOED OP DE PLEKKEN
46
CD4+ Tc activatie
buiten CD4 met dan HLA-II zijn ook andere dingen nodig. meerdere isgnalen zijn belangrijk!
47
die meerdere signalen
kunnen stimulerend of inhibirend zijn
48
de typen receptoren op de Tc bepalen of het activerend of inhibierend werkt
docu, ook die specifieke cellettjes
49
checkpoint inhiberende antistoffen die gebruikt kunnen worden de interactie tussen APC en CD4+ te kunnen blokkeren
- CTLA-4 - PD-1
50
meerdere typen CD4+ Th cellen
cytokines zorgen voor de differentiatie
51
Th1 kenmerkende cytokinen
- IFN-gamma - IL-2
52
Th1 invloed op
ONTSTEKING celgemedieerde immuniteit: doden van door virus of bacterie geïnfecteerde gastheercellen
53
Th2 invloed op
- activeren van B-cellen - activeren van eosinofiele cellen respons op wormen en allergenen
54
Th17 kenmerkende cytokinen
- IL-17 - (IL-22)
55
Th17 rol
pro-inflammatoir bij schimmels en extracellulaire bacteriën
56
Treg kenmerkende cytokinen
TGF-beta IL-10
57
Treg effect
onderdrukken functie van andere T-cellen
58
Th kunnen ook doorschieten
dan worden ze dus pathologisch
59
Th1 pathologisch
inflammatie
60
Th2 pathologisch
allergie
61
Th17 pathologisch
inflammtie auto-immuunziekte
62
Treg pathologisch
auto-immuniteit bij afwezigheid
63
wat bevatten CD8+ oa?
perforine
64
wanneer is perforine tot expressie?
niet in naieve Tc, maar wel bij de effector
65
naief
nog geen contact gehad met Ag
66
geheugencel (RA-)
snellere respons bij nieuw Ag contact
67
effectorcel (RA+)
chonisch gestimuleerd door Ag => uitputting
68
TCRgammadelta Tcellen
- herkenning van Ag zonder klassiek MHC - snelle effector respons - tussen innate (snel) en adaptief (zijn selectief) in (!)
69
2 typen gammadelta cellen
- gammadelta 1+ cel - gammadelta 2+ cel
70
gammadelta 2+ cel
- vnmlk in bloed - herkennen fosfo-antigenen in membranen van microorganismen of dode cellen - produceren inflammatoire cytokinen
71
gammadelta 1+ cel
- vnl in weefsels - herkennen stress-geinduceerde MHC-achtige moleculen
72