VO week 14 Flashcards

(38 cards)

1
Q

wat is de prevalentie van onverklaarde lichamelijke klachten?

A
  • Ca.90% van de bevolking heeft tenminste 1 lichamelijke
    klacht in afgelopen 2 weken
  • 52% van de patiënten van een poli interne heeft
    onverklaarde lichamelijke klachten
  • 13-22% van de huisartspatiënten heeft ‘nerveus-functionele
    klachten’
  • 0,1-4% van de bevolking heeft multipele, chronische
    onverklaarde lichamelijke klachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat hoort er bij somatisch-symptoomstoornissen en/of somatisch onverklaarde lichamelijke klachten (SOLK)?

A

angst, stress en spanning. hier kan je lichaam dan geen onderscheid bij maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is somatisch symptoomstoornis en verwante stoornissen?

A

Lichamelijke klachten zijn de hoofdklacht voor de zorgvraag
(zowel verklaard- als onverklaard)
+
Disfunctionele gevoelens, gedachten en gedragingen
samenhangend met de lichamelijke klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn de verklaarde lichamelijke klachten?

A
  1. bekende somatische ziekte
  2. psychiatrische stoornis

hierbij hangen lichaam en geest enorm samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn de onverklaarde lichamelijke klachten?

A
  1. ‘functioneel somatisch syndroom’
  2. ‘somatisch-symptoomstoornis en verwante syndromen’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is somatisatie?

A

Somatisatie is een neiging lichamelijke klachten te ervaren en
te uiten, deze toe te schrijven aan lichamelijke ziekte en er
medische hulp voor te zoeken, terwijl er geen somatische
pathologie gevonden wordt die de klachten voldoende
verklaart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn aanhoudende lichamelijke klachten?

A

Klachten die minstens enkele weken duren en het functioneren beperken
of lijdensdruk veroorzaken. Het kan gaan om klachten in de context van
een (adequaat behandelde) ziekte of klachten in de afwezigheid van een
bekende ziekte. Bij het aanhouden van de lichamelijke klachten kunnen
zowel biologische, psychologische als sociale factoren een rol spelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke psychische factoren zijn van invloed op somatische ziekte?

A
  • Emoties hebben invloed op somatische functies (endocrien,
    immunologisch, autonome zenuwstelsel, etc.)
  • Stress en depressie maken vatbaarder voor somatische
    ziekten
  • Leefstijl bepaalt kans op somatische ziekten (roken, alcohol, mount everest beklimmen)
  • Hulpzoekgedrag, klachtenpresentatie en therapietrouw
    bepalen beloop van somatische ziekten (mannen minder snel naar de dokter, taal niet goed beheersen; therapietrouw is stom want eigen risico is hoog)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe kan je slaapstoornissen indelen?

A
  • in -> dit hoort bij angst, stress spanning
  • doorslapen -> dit zie je het meest: angst, stress en spanning
  • vroeg wakker -> depressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn de belangrijkste psychiatrische stoornissen met lichamelijke klachten?

A
  • Psychotische stoornissen
  • Depressieve stoornissen: gewichtsverlies, vermoeidheid, gebrek aan libido
  • Angststoornissen
  • Anorexia nervosa: gewichtsverlies (een van de dodelijkere psych aandoeningen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de somatische uiting van angst?

A

Dwarsgestreepte spieren
- spiertonus omhoog
Autonome zenuwstelsel
- Droge mond, misselijkheid, braken, diarree, duizeligheid, oorsuizen, tachycardie, hypertensie, hyperventilatie, hyperhydrosis (zweten), paresthesie,
tremor, myoclonieën, hoofdpijn, amenorroe, anorgasmie, impotentie (als je stress ervaart is vruchtbaarheid het eerste wat uitvalt), dyspareunie
en meer….
Centraal Zenuwstelsel
- Wazig zien, concentratie stoornis, psychose

angst = iets waar je aanwijsbaar bang voor kan zijn (slang)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoeveel korter leeft iemand met schizofrenie?

A

ze gebruiken veel meer drugs. de negatieve symptomen zijn vervelend, dit komt door de leegte die ze voelen. ze leven 10-15 jaar korter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waarom roken mensen?

A

werken op cholinerge receptoren hierdoor kan je snel ontspannen. de antipsychotica brengt het omlaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn de eerste spieren die op spanning komen bij stress/angst/spanning?

A

handen en lipspanning

eigenlijk gaat het van handen naar je hoofd en daarna naar je tenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn specifieke syndromen bij
- anesthesie
- cardiologie
- MDL
- gynaecologie
- infectiologie
- neurologie
- reumatologie
- revalidatie?

A
  • Chronic Benign Pain Disorder
  • Non-Cardiac Chest Pain
  • Irritable Bowel Syndrome (IBS)
  • Pre-Menstrual Syndrome
  • Chronisch vermoeidheidssyndroom
  • Chronic Whiplash Syndrome
  • Fibromyalgia, Repetitive Strain Injury (RSI)
  • Complex regionaal pijnsyndroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is somatisch-symptoomstoornis en verwante syndromen?

A

Somatische klachten + Gepaard aan disfunctionele gevoelens, gedachten of gedragingen
De klachten geven aanleiding tot:
▪ subjectief lijden -‘distress’
▪ sociale problemen -‘disability’
▪ medische consumptie
▪ De klachten zijn persisterend (meestal langer dan 6 maanden)

17
Q

wat zijn de risicofactoren voor het ontwikkelen van SOLK?

A

biologisch
- genetische kwetsbaarheid
- vermoeidheid
- conditieverlies
psychologisch
- trauma, hechting
- stress
- ongerustheid
sociaal
- (omgang met) ziekte in familie
- life event
- weinig sociale steun

18
Q

wat zijn de comorbiditeit van somatisch-symptoom stoornis?

A

In huisartsenpraktijk 26% co-morbide angst en/of
depressieve stoornis met somatoforme stoornis

19
Q

wat is het beloop en herstel?

A
  • 50-75% van SOLK-patiënten zijn verbeterd in 1 jaar.
  • 10-30 % van SOLK-patiënten zijn verslechterd in 1 jaar 1

▪ Adolescenten meestal gunstige prognose (75% herstel)2
▪ Adolescenten met chronisch vermoeidheidssyndroom
2/3 herstel in 2-3 jaar 3
▪ Grotere ernst van klachten is prognostisch ongunstig 1
▪ Meer somatische symptomen is prognostisch ongunstig 1
▪ Oudere leeftijd is meestal prognostisch ongunstig 4
▪ Katastroferende gedachten negatieve voorspeller

20
Q

wat zijn de criteria voor conversie stoornis/ functioneel-neurologisch-symptoomstoornis?

A

A. Een of meer symptomen van verandering in de
willekeurige motorische of sensorische functies
B. Uit klinisch onderzoek blijkt dat het symptoom
incompatibel is met bekende neurologische of andere
somatische aandoeningen.
C. Symptoom niet beter verklaard door een somatische of
psychische ziekte. (hier komt de psychiater om de hoek)
D. Veroorzaakt klinisch significante lijdensdruk of beperkingen (sociaal / beroepsmatig / anders) of behoeft somatisch onderzoek

21
Q

wat is de epidemiologie van conversiestoornis?

A
  • Prevalentie: HA 0,2 % 1, neurologie 5% 2
  • begint tussen 10-35 jaar
  • relatief zeldzaam, 2-3x vaker bij vrouwen 2
  • meestal kortdurend, vaak recidiverend
22
Q

wat zijn de DO’s?

A
  • Bespreek de zorgen van de patiënt.
  • Geef geruststelling die past bij de ziekteverklaring.
  • Zeg dat er gelukkig geen ernstige lichamelijke oorzaak is,
    maar dat de klachten wel ernstig zijn.
  • Spreek van “Aanhoudende lichamelijke klachten”, die veel
    voorkomen maar waar gelukkig wel wat aan te doen is.
  • Check of de informatie begrepen is.
  • Behandel de eventuele psychiatrische stoornis
23
Q

wat zijn de DON’TS?

A
  • Vermijd discussie over psychogeen of somatogeen
  • Wanneer er geen lichamelijke verklaring is, is het
    niet ‘dus’ psychogeen.
  • Zeg NIET “het is niets”, “het is psychisch”, “het zit
    tussen de oren”.
24
Q

wat is de DSM V van somatisch-symptoomstoornis?

A

A. Eén of meer lichamelijke klachten waar betrokkene
onder lijdt, of die het dagelijks leven significant
verstoren.
B. Excessieve gedachten, gevoelens of gedragingen
samenhangend met de lichamelijke klachten, of
zorgen over de gezondheid,
Tot uiting komend in minstens één van de volgende
kenmerken:
1. Disproportionele en persisterende gedachten over de
ernst van de klachten.
2. Een persisterende hoge mate van ongerustheid over
de gezondheid of de klachten.
3. Het excessief veel tijd en energie besteden aan deze
klachten of aan de zorgen over de gezondheid.
C. De klachten zijn persisterend (meestal langer dan 6
maanden)

25
wat zijn de oude namen van somatisch-symptoomstoornis?
samenvoeging somatisatiestoornis, ongedifferentieerde somatoforme stoonis, pijnstoornis en deel hypochondrie
26
wat is de prevalentie van somatisch-symptoomstoornis?
Prevalentie: * Algemene bevolking 6 % geschat. * Huisartsenpraktijk 30-50% 1 * V > M Bij ernstige vormen beloop: * chronisch, fluctuerend
27
wat zijn de DO's en DON'TS als geruststelling niet helpt?
- als geruststelling niet helpt - geen geruststelling meer geven + verwijzen naar psycholoog of psychiater + wees eerlijk over degene waarheen je verwijst + zeg dat deze ervaring heeft met onverklaarde lichamelijke klachten + maak een vervolgafspraak
28
wat zijn de DO's en DON'TS bij chronische klachten?
- Geen verwijzing naar specialist zonder harde indicatie. + Check of er een psychiatrische stoornis is. + Maak afspraken met regelmatige tussenposen. + Doe lichamelijk onderzoek bij NIEUWE klachten. + Beperk medicijngebruik (benzodiazepinen). + Beperk specialistenbezoek, vaste coördinator (huisarts). + Tracht patiënt te activeren + Tracht vermijdingsgedrag te verminderen
29
wat is de DSM V van ziekteangststoornis?
A Preoccupatie met het hebben of krijgen van een ernstige ziekte. B Lichamelijke klachten zijn niet of slechts in lichte mate aanwezig. C Er is een hoge mate van angst over de gezondheid, betrokkene is snel verontrust over de gezondheidstoestand. D vertoont excessief gezondheidsgerelateerd gedrag, of maladaptieve vermijding. E De preoccupatie is minstens 6 maanden aanwezig. F De ziektegerelateerde preoccupatie wordt niet beter verklaard door een andere psychische stoornis
30
wat is de prevalentie van ziekteangststoornis?
* 3-8 % van de medische patiënten (m=v) * doorgaans chronisch, fluctuerend
31
wat is de DSM V van psychische factoren die somatische ziekte beïnvloeden?
A. Er is een somatisch symptoom of somatische ziekte aanwezig (niet een psychiatrische stoornis). B. Psychische of gedragsfactoren hebben een ongunstige invloed op de somatische aandoening op een van de volgen manieren. 1. De factoren hebben het beloop van de somatische aandoening beïnvloed (chronologisch verband) 2. De factoren interfereren met de behandeling (bijv. slechte compliance) 3. De factoren leiden tot extra, aantoonbare gezondheidsrisico's voor de betrokkene. 4. De factoren beïnvloeden de onderliggende pathofysiologie, ze versnellen of verergeren ontstaan van symptomen of maken medische zorg noodzakelijk
32
wat is de prevalentie van psychische factoren die somatische ziekte beïnvloeden?
Prevalentie: * onduidelijk vanwege vele presentaties * M / V verdeling onduidelijk * Klachten treden op tijdens gehele leven 1 na myocard infarct 25-33% geen medicatietrouw 2 prikkelbaarheid zonder psychiatrische stoornis bij ziekenhuispatiënten 27%
33
wat is pathomimie (nagebootste stoornis, 'factitious disorder')
Het opzettelijk veroorzaken of voorwenden van lichamelijke of psychische symptomen, (met als motivatie de rol van zieke op zich te nemen), zonder duidelijk persoonlijk gewin
34
wat is simulatie ('malingering')?
Het doelbewust produceren of voorwenden van lichamelijke of psychische symptomen voor persoonlijk gewin (bijv. geld, niet hoeven werken)
35
wat is de DSM V van pathomimie?
A. Voorwenden van lichamelijke of psychische klachten of verschijnselen of het doelbewust opwekken van verwonding of ziekte, waarbij aantoonbaar sprake is van misleiding. B. Betrokkene presenteert zich tegenover anderen als ziek, gehandicapt of gewond. C. Het misleidende gedrag is evident, ook als duidelijke externe beloningen ontbreken. D. Gedrag niet beter verklaard door een andere psychische stoornis (zoals waanstoornis of andere psychotische stoornis) n.b. simulatie si geen medische diagnose
36
hoe behandelen we een waan?
met antipsychotica en als iedereen therapie trouw is dan is het 60% werkzaam
37
wat is de specialistische behandeling?
- Cognitieve gedragstherapie (CGth) werkt vaak - Psychodynamische psychotherapie - Psychofarmaca (beperkt bewijs) ✓ Antidepressiva ✓ SSRI met antipsychotica ✓ anxiolytica
38
bij welke klachten werkt CGth effectief?
▪ Onverklaarde pijn op de borst ▪ Chronische vermoeidheidssyndroom ▪ Spastisch colon ▪ Hypochondrie