Blok 2 Week 5 Flashcards

(49 cards)

1
Q

Voor welke 3 typen bevolkingsonderzoek is een vergunning nodig

A

ioniserende straling, kanker, ernstige aandoening zonder behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke soorten bevolkingsonderzoeken zijn er

A

Screening zwangerschap-> bloed van zwangere, 13- en 20 weken echo, NIPT. Screening pasgeborene->bloed uit de hiel, gehoorscreening. Baarmoederhalskanker, borstkanker, darmkanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hemoglobinopathie

A

erfelijke bloedarmoede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is hemoglobine

A

bestaat uit 4 eiwitketens; 2 alfa en 2 beta, normaal is HbA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is foetaal hemoglobine (HbF)

A

alfa en gamma globine eiwitten, verdwijnen langzaam na de geboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de 3 hemagloinopathiën

A

Sikkelcelziekte, beta-thallassemie, alfa thallassemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

sikkelcelziekte (hbSS)

A

autosomaal recessief, missense mutatie waardoor HbS wordt gevormd, dragers hebben de sikkelcel trait maar zijn niet erg ziek, behandeling; HbF stimuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beta-thalassemie

A

autosomaal recessief, allen ziek van 2 allelen; thalassemie major, kan geen beta-globine aanmaken, behandeling; bloedtransfusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Alfa-thalassamie

A

defect aanmaak alfa-globine, bij 3 defecte genen treedt er HbH-ziekte op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Alles over PKU (Fenylketonurie)

A

fenylalanine kan niet meer goed worden afgebroken, autosomaal recessief, in hielprikscreening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In welke 3 catogoriën kunnen metabole stoffen worden ingedeeld

A

intoxicatie, stoornissen energie, aanmaak of afbraak van complexe molecuelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Metabole ziekten

A

stoffen worden omgezet in andere stoffen maar als 1 stof niet goed wordt omgezet kun je een ophoping van metabolieten hebben of tekort aan metabolieten. Die beide kunnen symptomen geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Intoxicatie-type metabolen

A

giftige stoffen hopen op in het lichaam: aminozuurafbraakstoornissen, ureum defecten, galactosemie (PKU, ziekte van Wilson, CTX) (probleem met ziekte of vasten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

stoornissen energie metabolisme

A

defecten koolhydraatmetabolisme, vetzuuroxidatie, ketogenese/ketolyse, oxidatieve fosforlyering (MCADD) (probleem met ziekte of vasten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Determinanten van gezondheid

A

persoonsgebonden factoren, leefstijl, fysieke en sociale omgeving, deze determinanten kunnen een directe en indirecte invloed hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Stoornissen in de aanmaak of afbraak van complexe moleculen

A

lysosomale stapelingsziekten, peroxisomale stoornissen, glycosylering verstoren (ALD, MPS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

6 soorten metabole ziekten catogorieën

A
  1. Peroxisomaal
  2. aminozuur/ organisch
  3. vetzuuroxidatie deëficiëntie
  4. koolhydraat metabool
  5. vitamine metabool
  6. lysosomaal stapeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

MPS-1

A

verlaagde aanwezigheid van alfa-L-iduronidase (IDUA) waardoor glycosaminoglycanen (GAGs) opstapelen-> lylosomale stapelingsziekte-> lylysoom gaat dood. 2 varianten: 1. Hurler syndroom: hematopoëtische stamceltherapie
2. Scheie syndroom (milder klinisch beeld): enzym vervangingstherapie. met genetische diagnostiek kun je zien of het de heftige of mildere variant is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

sociale determinanten van gezondheid

A

omstandigheden waarin mensen worden geboren, opgroeien, leven, werken en oud worden, beïnvloed door: geld, macht, hulpbronnen. Zoals; inkomen, leefomgeving, opleidingsniveau, baan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Model van lalonde

A

biologische factoren, leefstijl, omgeving, voorzieningen gezondheidszorg

19
Q

Hoeveel procent van het lichaamsgewicht mag een baby in de eerste week verliezen

19
Q

verschillende soorten preventie

A

primair: ziekte voorkomen bij individu’s, secundair: opsporen van ziektes of aandoeningen zonder symptomen zoals screeningsprogramma’s

20
Q

meconium

A

eerste ontlastig-> bruin/groen/plakkerig

20
Q

Wat is de Vernix caseosa

A

wit laagje over de baby

21
dismatuur/ SGA
te licht
22
macrosoom
te zwaar
23
prematuur
< 37 weken
23
aterm
37- 42 weken
24
moulage
Over elkaar schuiven van schedelnaden bij de geboorte
24
serotien
> 42 weken
25
tussen welke dagen valt het navelstrengstompje eraf
5-14
25
fimosis
voorhoud is niet helemaal over de penis te halen
26
icterus/hyperbilirubinaemie
geelzucht: Prematuriteit, Hemolyse (afbraak van bloed) door bloedgroep antagonisme (verschil in moeder-kind bloedgroep), Cefaal hematoom ,Weinig drinken
27
ooievaarsbeet (neavus van unna)
rode verkleuring in de hals, ook wel angels kiss of salmon patch
27
tussen welke maanden krijgen kinderen hun eerste tanden
4-7
28
Erythema toxicum neonatorum
pustels over het hele lichaam
28
Milia
kleine witte puntjes rond haar neus en mond, welke als harde bolletjes aanvoelen
29
spruw
witte tong
30
Harlekijn fenomeen
Er is een opvallend tijdelijk kleurverschil tussen de beide lichaamshelften wanneer de baby op de zij ligt
31
Lanugo beharing
Een laag donsachtige beharing
32
Chromatine
DNA ligt niet als rechte losse draden in de celkern, maar het is verpakt in eiwitten, bevat DNA, eiwitten, histonen
33
verschil euchromatine en hetrochromatine
open/ gesloten chromatine
34
Nucleosoom
segment van ongeveer 147 baseparen van DNA dat is gewikkeld rond een kern van acht histoneiwitten
35
lengtes van het dna van het nucleosoom, linker-dna en histonoctomeer
200-53-147
36
Hoe heten de staarten van histonen en wat kunnen ze ondergaan
terminale staarten, methylering, acetylering, ubiqiutinering, fosforylering. Gedaan door histonmethylases en histondemethylases
37
Verschil genetische en epigenetische status
De genetische status ligt gefixeerd in de DNA-volgorde. Die zal niet gemakkelijk veranderen. De epigenetische status kan veranderd worden bijvoorbeeld door histonmethylases te remmen
38
wat zijn DNA methyltrasnferases (DNMT's)
zijn enzymen die verantwoordelijk zijn voor het toevoegen van methylgroepen aan DNA-moleculen, vooral aan het cytosine in de context van CpG-dinucleotiden
39
Maintenance
bestaande methylatiepatronen blijven behouden tijdens DNA-replicatie
40
verschil histon modificatie en dna methylering
histonmodificatie betreft veranderingen aan eiwitten, terwijl DNA-methylering gericht is op het DNA zelf.