Blok 5 Week 1 Flashcards

(178 cards)

1
Q

Verschil pheomelanine en eumelanine

A

melanine voor rode haren en sproeten; alle soorten kleuren huidskleur en kleuren haar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Variaties in huidskleur zijn het gevolg van 3 factoren

A

De hoeveelheid en de verdeling van melanine binnen epidermale melanocyten en keratinocyten, verhouding van eumelanine (bruin-zwart) en feomelanine (geel-rood), blootstelling aan ultraviolette straling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

3 globale lagen van de huid van buiten naar binnen

A

epidermis, dermis, hypodermis/ subcutis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat doen keratinocyten

A

tegen aanvallen van buitenaf, melanosomen worden hierna getransporteerd, hierin vormen melanosomen een kapsel om de kern, dit is bescherming tegen UV licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat gebeurd er in melanosomen (in melanocyten)

A

tyrosine wordt melanine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de onderverdeling van UV-straling

A

UV-A: dringt het diepst door in de huid, huidveroudering, minst schadelijke straling, verbranding en kanker bij hoge dosis, door glas heen, bereikt makkelijk het aardoppervlak
UV-B: belangrijkste factor voor verbranding en kanker, wordt grotendeels door de dampkring tegengehouden-> na verbranding is de maximale capaciteit tussen 6 en 24 uur
UV-C: krachtigste vorm, bereikt aardoppervlak niet/nauwelijks
- UVC – 200-290 nm
- UVB – 290-315 nm
- UVA – 315-400 nm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn beschermingsmechanismen van organismen tegen UV-straling

A

DNA-reparatie, productie melanine, verwijdering beschadigde cellen, (niet-)enzymatische antioxidatieve verdedigingsmechanisme, verdikking epidermis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Door welke stof wordt je bruiner bij zonnen

A

melanine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verandering van huidcellen op cellulair niveau door UV-straling

A
  • Oedeem van de epidermis: Zwelling van de bovenste huidlaag.
  • Spongiose: Het ontstaan van kleine, vochtige ruimtes tussen de huidcellen.
  • Acanthose: verdikking van de epidermis, specifiek van de basale en spinous cellen (de cellen in de onderste lagen van de epidermis)
  • Hyperkeratose: Verdikking van de hoornlaag door overmatige productie van keratine.
  • Zonnebrandcellen: Dode of beschadigde huidcellen die door apoptose worden afgebroken.
  • Uitputting van Langerhanscellen: Vermindering van de immuuncellen in de huid die normaal gesproken helpen bij het afweren van ziekteverwekkers.
  • Verhoogde melanineproductie: Meer pigment in de huid om verdere schade te beperken.
  • Vasodilatatie: Verwijding van bloedvaten, wat bijdraagt aan de roodheid van de huid.
  • Ontstekingsreactie: Een verhoogd aantal lymfocyten en neutrofielen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op moleculair niveau veroorzaakt UV-straling stress in de cellen

A
  • Inductie van stress-eiwitten die helpen bij het herstel van de cellen.
  • Productie van cytokinen (bijv. IL-1, IL-6, TNF), die de ontstekingsreactie aansteken.
  • Productie van antimicrobiële peptiden (AMP’s) die de huid helpen beschermen tegen infecties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kan een verdikte epidermis ontstaan na zonverbranding

A

cellen gaan in celcyclusarrest (door een verhoogde expressie van het p53-eiwit) en proberen te herstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zorgt voor pijn bij zonverbranding

A

Ion-kanalen in bepaalde cellen worden door UV-B geactiveerd, die laten calcium door, activatie van de transient receptor potential (TRP) ionkanalen in de keratinocyten

UV → schade aan keratinocyten → TRP-kanalen open → Ca²⁺ influx → ontstekingsreactie + zenuwactivatie → pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

2-fase proces van bruin worden

A

Directe bruining: vooral UV-A-> melanine veranderd door oxidatie en herverdeeld zich in de huid, bijvoorbeeld zonnebank want minder epidermale verdikking en hyperkeratose. Indirecte bruining: vooral UV-B-> na 3 dagen en zorgt voor verbranding, melanocyten neemt toe dus langdurige bescherming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verschil in bruining tussen lichte en donkere huidtypes

A

Donkere huidtypes kunnen bruiner worden bij mildere UV-B blootstelling zonder verbranding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij carcinogenese zorgt UV-straling voor 2 dingen

A
  1. Het veroorzaakt DNA-schade, wat leidt tot mutaties en de ontwikkeling van maligne cellen.
  2. Het onderdrukt het immuunsysteem, onder meer door de inductie van specifieke tolerantie voor antigenen van UV-geïnduceerde huidtumoren. Dit vermindert het vermogen van het immuunsysteem om maligne cellen te herkennen en te elimineren. UV-straling verzwakt ook de immuunsurveillance tegen door virussen geïnfecteerde cellen (bijvoorbeeld bepaalde HPV-typen) en bevordert zo de vorming van huidkanker. Een voordeel van deze verminderde immuun reactiviteit na UV-blootstelling is het voorkomen van ongewenste (auto-)immuunreacties tegen tijdelijk door UV-veranderde cellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De langetermijneffecten van chronische zonblootstelling omvatten 2 dingen

A

huidveroudering en carcinogenese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe kan UV-B straling ook diepere lagen dan de dermis beïnvloeden

A

Door signalen gestuurd van de dermis naar diepere lagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is huidveroudering

A

Vooral door UV-A, herhaalde chronische huidreacties-> verhoogde productie van matrixafbrekende enzymen (proteasen) en een verminderde aanmaak van collageen. Dit resulteert uiteindelijk in collageenverlies en de afzetting van abnormaal elastotisch materiaal in de dermis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

chromothripsis

A

In slechts enkele celdelingen honderden gegroepeerde mutaties en chromosomale herschikkingen, wat een snellere tumorgroei mogelijk maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

fotosensibilisator

A

de huid vatbaarder maakt voor schade door UV-straling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Twee tegenstrijdige effecten van UV-blootstelling

A
  • Adaptieve respons: Bij herhaalde blootstelling aan UV-straling worden sommige beschermende mechanismen versterkt, zoals verhoogde pigmentatie (bruinen), verdikking van de huid, en een betere werking van antioxidantenzymen en DNA-reparatie. De adaptieve respons beschermt tegen schade door UV-straling.
  • Verminderde immuunsurveillance: Na UV-blootstelling neemt de effectiviteit van het immuunsysteem af, wat betekent dat de huid minder goed in staat is om kwaadaardige cellen te detecteren en te vernietigen. Dit kan bijdragen aan de ontwikkeling van huidkanker, omdat de afweer tegen kankercellen vermindert.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wanneer lichttherapie

A

Huidziekten zoals psoriasis, atopisch eczeem, pruritus, cutaan T-cel lymfoom, als de dermatose niet met lokale corticosteroïden onder controle te krijgen is, te uitgebreid is, of bij bijwerkingen van lokale steroïden, of als andere therapiën niet goed kunnen,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe werkt UVB therapie

A

Bij psoriasis. De straling wordt in de huid geabsorbeerd door endogene chromoforen. Het belangrijkste chromofoor voor UVB is nucleair DNA-> pyrimidinedimeren ontstaan-> remt DNA synthese, de DNA-schade door UVB activeert het p53-tumorsuppressorgenbij te veel kan het p53 muteren. Bij psoriasis leidt deze respons tot herstel van de normale celcyclus en vermindering van overmatige huidcelproductie, waardoor plaques afnemen en de huid verbetert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Cellulaire responsen op schade door UVB lichttherapie

A

Celcyclus arrestatie: Het p53-eiwit stopt de celcyclus om de cel tijd te geven DNA-schade te herstellen. Dit voorkomt dat beschadigd DNA wordt doorgegeven aan dochtercellen.
Inductie van DNA-reparatie: p53 stimuleert enzymen die DNA-schade herstellen, zoals nucleotide-excisieherstel (NER), dat specifiek pyrimidinedimeren verwijdert.
Apoptose (geprogrammeerde celdood): Als de schade te ernstig is om te herstellen, activeert p53 apoptose om te voorkomen dat de cel met mutaties blijft voortbestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
UVB-therapie beïnvloedt ook cytokinen zoals IL-6 en IL-1 en prostaglandinen zoals PGE2
PGE2 heeft zowel pro- als anti-inflammatoire effecten: Pro-inflammatoir: Bevordert ontstekingsreacties door vasodilatatie en verhoogde vaatpermeabiliteit. Anti-inflammatoir: Kan bijdragen aan immuunsuppressie door het onderdrukken van de T-celactivatie. 2. Effecten op Cytokinen Interleukine-6 (IL-6) --> UVB verhoogt de expressie van IL-6 in keratinocyten. IL-6 speelt een rol in acute ontstekingsreacties en het activeren van de immuunrespons. Interleukine-1 (IL-1) --> IL-1, met name IL-1α, wordt afgegeven door keratinocyten na UVB-blootstelling. IL-1 heeft een pro-inflammatoire rol, zoals het aantrekken van immuuncellen (neutrofielen) naar de beschadigde huid. Hoewel IL-1 initieel ontsteking bevordert, draagt het ook bij aan de reparatie en regeneratie van beschadigde weefsels. Bijwerkingen zijn gevoeligheid voor andere huiddingen en systemische immuunmodalatie
26
Welke rol speelt het p53-eiwit bij UVB-therapie
Het remt de celdeling en activeert apoptose bij ernstige DNA-schade
27
Het UVA-spectrum (320-400 nm) wordt onderverdeeld in twee delen:
- UVA1 (340-400 nm) - UVA2 (320-340 nm) UVA2 vertoont gelijkenissen met UVB in het veroorzaken van roodheid, immunomodulatie en mogelijk kanker. UVA1, met een langere golflengte, dringt dieper door in de huid en beïnvloedt niet alleen de epidermis, maar ook diepere lagen zoals bloedvaten en spieren. Hierdoor kan UVA1-straling ook invloed uitoefenen op circulerende immuuncellen, wat systemische effecten kan veroorzaken.
28
Het werkingsmechanisme van UVA
Bebaseerd op de productie van reactieve zuurstofverbindingen. Met name lymfocyten, monocyten en eosinofielen zijn zeer gevoelig voor deze zuurstofradicalen gaan over in apoptose. Hierdoor is UVA1 effectief bij huidaandoeningen waarbij lymfocyten een rol spelen, zoals atopisch eczeem. Doordat UVA1 diep doordringt tot in de dermis, is het ook geschikt voor aandoeningen als sclerodermie, morfea en lichen sclerosus. Bij morfea leidt behandeling tot verminderde collageenase-expressie. Een nadeel is dat hogere energiedoses nodig zijn, wat leidt tot langere sessies en hogere kosten. Bijwerkingen zijn meestal mild, maar pigmentatie komt vaak voor, vooral bij donkere huidtypen. Vanwege beperkte kennis wordt geadviseerd UVA1-therapie te beperken tot ernstige, acute gevallen, met maximaal 15–20 sessies per cyclus en niet vaker dan éénmaal per jaar.
29
Welke cellen bevatten alle lagen van de huis
Epidermis: dode cellen, keratinocyten (spelen ook een rol bij de afweer), basale cellen, langerhans cellen (antigeenpresenterende cellen), T-cellen met vooral veel geheugen (veel CD8+) Dermis: fibroblasten, lymfevaten en bloedvaten, T-cellen (CD4+), veel andere immuuncellen, mestcellen Subcutis: vetcellen (adipocyten)
30
Wat is het stratum corneum en welke cellen bevat het
de buitenste laag van de epidermis, dode cellen, lipiden, epitheel proteïne
31
Wat doen langerhanscellen in het Stratum Spinosum (voor de spanning van de huid)
Monitoren op verstoringen -> Langerhanscellen hebben een poortwachter-functie: ze zijn gevoelig voor verstoringen van de homeostase door bv. beschadiging of infectie. Daardoor worden ze geactiveerd. Met uitlopers die reiken tot de verhoornde epitheellaag nemen ze materiaal op uit hun omgeving, zoals bacteriële toxines. Ze verlaten vervolgens de huid, en worden met de lymfestroom meegevoerd naar de drainerende lymfeklieren, waar ze de (verwerkte) antigenen presenteren aan T-cellen.
32
Wat zijn de stappen van een virus detectie in de huid
Geïnfecteerde keratinocyten produceren ontstekingsmediatoren, zoals interleukine-1 die Langerhanscellen activeren, en chemokines, die neutrofielen, macrofagen en T-cellen rekruteren. Geactiveerde Langerhanscellen migreren naar de lymfeklieren waar ze antigenen van de infectiehaard aanbieden aan naïeve T-cellen, waardoor deze worden geactiveerd en differentiëren tot effector T-cellen. Geactiveerde T-cellen keren terug naar de huid, herkennen lokaal het (virus-)antigeen waardoor ze opnieuw geactiveerd worden, en doden geïnfecteerde keratinocyten om de virusinfectie onder controle te houden. Ook scheiden ze signalen af die extra immuun effectorcellen aantrekken. Na virusverwijdering blijven geheugen-CD8 T-cellen in de epidermis om immuniteit te bieden voor toekomstige ontmoetingen met hetzelfde virus.
33
Wat doet een staphylococcus epidermidis
Doodt bacteriën op de huid en zorgt voor minder ruimte tussen de huidcellen
34
Wat zijn de belangrijkste mechanismen waardoor commensalen, zoals C. acnes en S. epidermidis voorkomen dat pathogene bacteriën kunnen koloniseren
Verteren van lipiden zodat een zuur micromilieu ontstaat. Uitscheiden van anti-microbiële peptiden
35
Welke inflammatoire cellen spelen de hoofdrol in de pathofysiologie van acne vulgaris (acute ontstekingsreactie in de haarfollikels tegen C. acnes)
Neutrofiele granulocyten
36
Waarom verschilt de hoeveelheid acne bij jongeren
gekoloniseerd door verschillende stammen Cutibacterium acnes
37
drie fysiologische types van de huid
Droog: niet aantrekkelijk voor micro-organismen afhankelijk van lipiden, grote diversiteit aan bacteriën zoals veel gramp-positieve bacteriën Vochtig: stabiel microbioom, voor Staphylococcus en Corynebacterium en schimmels Vette gebieden: goed voor Malassezia (schimmels) en Cutibacterium acnes
38
Op welke locatie(s) in de huid vindt de interactie tussen microbioom en immuuncellen vooral plaats en waarom
haarfollikels en klierbuizen want daar is de huid niet verhoornd->Uitlopers van de Langerhanscellen reiken tot het oppervlak, en maken contact met de inhoud van de haarschacht
39
Hoe spelen antimicrobiële peptiden (AMPs) een rol in de huid
Het zijn natuurlijke afweerstoffen en worden geproduceerd door keratinocyten , immuuncellen, fungi en bacteriën, expressie variëert, bij huidafwijkingen is er vaak een disbalans tussen expressie
40
Wat doen korteketen-vetzuren (SCFA)
Ontstekingsremmend effect en gaan ook naar de huid, wordt geproduceerd door darmmicrobiotica
41
Gevolgen van een vezelrijk dieet
Een vezelrijk dieet geeft in de darm een hoge productie van SCFA door darmmicrobiota SCFA worden via de bloedstroom getransporteerd naar organen zoals de huid SCFA stimuleren KC tot een verhoogd mitochondrieel metabolisme en verhoogde opname van langeketen-vetzuren (LCFA) KC differentiëren beter en produceren meer complexe vetzuren (V)LCFA) zoals ceramides
42
Alles over atopisch exceem
Grote rol van staphylococcus aureus bij exerbaties-> mestcellen worden gerekruteerd waardoor de epithele barriere wordt beschadigd (ze kunnen doordringen tot de epidermis), verder worden keratinocyten geactiveerd de T-cellen aantrekken en imflammasoom activatie waardoor IL-B wordt geactiveerd
43
Wat is de Ph van de huid
5 dus licht zuur
44
Oorzaken van een droge huid en microbioommodulatie en wat zijn consequenties
Externe factoren Overmatige reiniging Medicatie Genetische en medische factoren: eerdergenoemd eczeem of psoriasis gaan vaak gepaard met een afwijkend microbioom. Gevolgen: Verzwakte huidbarrière, Verminderde diversiteit, Verhoogde vatbaarheid
45
Lagen van de epidermislatijn
stratum corneum-ludicum-granulosum- spinosum- basale
46
Waaruit bestaan hoornvliescellen
ceramiden, vetzuur, cholesterol-> tussen de cellen
47
Het herstel van open wonden verloopt in een viertal fasen
Hemostase: stollingsfase Inflammatiefase: verwijding van vaten, pijn, opruimen Regeneratiefase: nieuw weefsel Remodellering: kwetsbaar nieuw weefsel
48
Decubitus
Doorligplekken, vaak waar bot dichtbij de huid ligt-> vaten worden dichtgedrukt-> huidcellen sterven af-> verschillende fases
49
callus en clavus
eelt en likdoorn
50
Ortho-ergisch eczeem
achtereenvolgende, geringe beschadigingen van de huid, die op zichzelf geen zichtbare huidafwijkingen veroorzaken zoals bijvoorbeeld door schoonmaakmiddelen-> celmembranen oplossen (bijvoorbeeld koolwaterstoffen), vetten oplossen (zeep), eiwitten denatureren en enzymsystemen uitschakelen
51
Waarom kunnen producten met hoge pH-waarden (zoals zeep) de huidbarrière beschadigen
Wanneer producten met een hoge pH (meestal 9-12, zoals veel zepen) op de huid worden aangebracht, kan dit de pH van de huid verstoren en de barrièrefunctie verzwakken. Een hoge pH kan de vetachtige lipiden die de bovenste huidlagen bij elkaar houden, oplossen of beschadigen. Dit kan leiden tot uitdroging, irritatie en een verhoogde gevoeligheid voor infecties, omdat de huid minder goed in staat is om schadelijke stoffen buiten te houden en vocht vast te houden. Dit kan vooral problematisch zijn voor mensen met een gevoelige huid of huidaandoeningen zoals atopisch eczeem.
52
Contactallergisch eczeem
een verandering in de immuunstatus van een persoon, veroorzaakt door een sensibilisende stof, ook wel een contactallergeen genoemd-> T-cel activatie, type IV allergie, Contactallergie ontstaat door eerst een sensibiliseringsfase. Bij hernieuwde blootstelling aan hetzelfde of een kruisreagerend allergeen wordt de elicitatiefase geactiveerd.
53
gevolg zinktekort
acrodermatitis enteropathica-> Rode, schilferige dermatitis: Vooral rond de mond, ogen, geslachtsdelen en op de handen en voeten. Haarverlies: Vertraagde wondgenezing:
54
2 processen van de invloed van roken op de huid
verminderde bloedtoevoer omdat nicotine vaten vernauwd en zorgt voor een zuurstof tekort in het bloed, sigarettenrook voor zorgt vorming van vrije zuurstofradicalen in de huid-> Een toename van deze moleculen leidt tot een toename van cellen (matrixmetalloproteases). Deze cellen breken collageen en elastine af, waardoor rimpels ontstaan. Daarbij worden de spieren rond de mond voortdurend gebruikt bij het inhaleren van sigarettenrook. Dit draagt bij aan typische rokerslijntjes rondom de mond.
55
Gevolgen van roken op de huid
rimpels, grijs/bleke huid, hyperpigmentatie, langzame wondgenezing, vatbaarder voor infecties, meer litteken vorming, acne, vaker psoriasis, hangende huid, huidverkleuring-> geel, eerder grijs haard en dunner haar
56
Waarom is stress slecht voor je huid
Het maakt cortisol aan wat zorgt voor minder vetproductie in de huid-> huidbarriere processen verstoord-> meer ontstekingen-> huidaandoeningen verergeren
57
Chronische stress verhoogt de afgifte van ontstekingsbevorderende stoffen, zoals cytokinen. Dit kan leiden tot een verhoogde ontsteking in de huid, wat bijdraagt aan huidproblemen zoals
Acne: stress activeert het sympathische zenuwstelsel, wat de talgklieren stimuleert om meer olie (talg) te produceren, wat verstopte poriën en ontstekingen veroorzaakt, en zo acne verergert. Eczeem en psoriasis: Stress kan bestaande huidaandoeningen zoals eczeem en psoriasis verergeren door ontstekingen te stimuleren. Rosacea: Stress kan bij mensen met rosacea het verschijnen van roodheid, vlekken en ontstekingen verergeren. Huidveroudering: Cortisol kan de productie van collageen verminderen, het eiwit dat de huid zijn stevigheid en elasticiteit geeft. Gebrek aan slaap verstoort de cellulaire regeneratie en collageenproductie, wat de huid er doffer en ouder uit kan laten zien.
58
Is een vochtige of droge huid vatbaarder voor sensibilisatie
vochtiger-> meer bacteriën en schimmels
59
Miliaria crystallina
zweetbultjes-> ontstaat door verstopte zweetklieren
60
ADME
Absorptie: Hoe wordt het geneesmiddel opgenomen in het bloed? Bijvoorbeeld via de maag, darm, huid, of longen. De snelheid en mate van absorptie hangen af van factoren zoals de toedieningsvorm (bijvoorbeeld tablet, injectie) en de eigenschappen van het medicijn zelf. Distributie: Hoe verspreidt het geneesmiddel zich door het lichaam? Na opname wordt het medicijn via het bloed naar verschillende weefsels en organen vervoerd. De mate van distributie hangt af van factoren zoals de bloedstroom, de binding aan plasma-eiwitten, en de oplosbaarheid van het medicijn. Metabolisme: Hoe wordt het geneesmiddel afgebroken? Dit gebeurt voornamelijk in de lever, waar enzymen het medicijn omzetten in metabolieten. Soms zijn deze metabolieten inactief, maar in sommige gevallen kunnen ze ook actief of zelfs toxisch zijn. Excretie: Hoe wordt het geneesmiddel uit het lichaam verwijderd? Dit gebeurt meestal via de nieren (urine) of de lever (gal). Soms worden kleine hoeveelheden uitgescheiden via ademhaling, zweet, of speeksel.
61
Farmacokinetiek
Wat het lichaam doet met het geneesmiddel
62
Biologische beschikbaarheid
het percentage van een geneesmiddel dat in de circulatie terecht komt-> Eigenschappen van het geneesmiddel (lipofiel of hydrofiel) Wijze van toediening Intraveneus (100% biologische beschikbaarheid) Oraal (verminderde biologische beschikbaarheid afhankelijk van opname darm en 'first pass effect' in de lever
63
De epidermis heeft als belangrijke functies
Bescherming tegen fysische, chemische en microbiële schade. Voorkomen van vochtverlies. Zintuiglijke waarneming (via gespecialiseerde cellen). Productie van melanine voor bescherming tegen UV-straling. Onderhoud van de huidbarrière door continue celvernieuwing.
64
Stratum basale
Ligging: De onderste laag van de epidermis, direct grenzend aan de dermis. Samenstelling: Bestaat uit één enkele rij cuboidale of cilindrische cellen. Functies: Celvernieuwing: Deze laag bevat stamcellen die voortdurend delen om nieuwe keratinocyten te produceren. Pigmentproductie: Bevat melanocyten die melanine produceren, wat bescherming biedt tegen UV-straling. Zintuigfunctie: Bevat Merkelcellen, die betrokken zijn bij het waarnemen van lichte aanraking.
65
Stratum spinosum (stekelcellenlaag)
Ligging: Direct boven het stratum basale. Samenstelling: Meerdere lagen keratinocyten die verbonden zijn via desmosomen, waardoor de cellen een "stekelige" uitstraling krijgen onder de microscoop. Functies: Stevigheid en elasticiteit: De desmosomen zorgen voor structurele sterkte en cohesie tussen cellen. Immuunafweer: Bevat Langerhanscellen, die een rol spelen in de afweer tegen pathogenen.
66
Stratum granulosum (korrellaag)
Ligging: Boven het stratum spinosum. Samenstelling: 3-5 lagen afgeplatte keratinocyten gevuld met keratohyalinekorrels en lamellaire lichaampjes. Functies: Keratinisatie: De keratinocyten beginnen zich hier om te vormen tot hoorncellen (dode cellen gevuld met keratine). Waterbarrière: De lamellaire lichaampjes produceren lipiden die een waterafstotende barrière vormen.
67
Stratum lucidum (doorzichtige laag)
Ligging: Tussen het stratum granulosum en het stratum corneum, alleen aanwezig in de dikke huid (bijvoorbeeld op de handpalmen en voetzolen). Samenstelling: Een dunne, heldere laag afgeplatte, dode keratinocyten. Functie: Extra bescherming: Verhoogt de stevigheid en barrièrefunctie van de epidermis in gebieden die veel frictie ondergaan.
68
Stratum corneum (hoornlaag)
Ligging: De buitenste laag van de epidermis. Samenstelling: Bestaat uit meerdere lagen dode, afgeplatte keratinocyten (corneocyten) omgeven door lipiden. Functies: Bescherming: Vormt een fysische barrière tegen mechanische schade, pathogenen en schadelijke stoffen. Waterverlies voorkomen: De lipiden tussen de corneocyten minimaliseren waterverlies (trans-epidermaal waterverlies). Verhoorning: Dode cellen schilferen af en worden continu vervangen door cellen die vanuit de diepere lagen omhoog bewegen.
69
Als je het hebt over geneesmiddelen via de huid zijn er 3 belangrijke verschillen te maken
1. topicale therapie: lokale behandeling 2. behandeling van een ander orgaansysteem: opname via de huid voor systemische effecten 3. penetratie: voor systemisch effect
70
2 routes van opname via de huid
Transepidermaal: gaat door de lagen heen (inter of intra cellulair) Transappendageaal: via natuurlijke openingen (zweetklieren en haarfollikels)
71
Gewenste karakteristieken van topicale geneesmiddelen
Lage moleculaire massa (<500 Dalton), Hoge partition coefficient (De mate waarin een stof wil diffunderen tussen stoffen als ze in een andere medium/fase verkeren)-> hoge oplosbaarheid in water en olie
72
Wat beïnvloedt de opname van medicatie via de huid
De conditie van de huid en het type vehicle (drager) van het geneesmiddel (droge neemt minder goed op)
73
Wat stelt de "Aqueous pore hypothesis"
Dat lipiden in de huid poriën vormen waar hydrofiele stoffen doorheen kunnen diffunderen.
74
Waarom worden hydrofiele geneesmiddelen slecht opgenomen door de huid?
Omdat de huid vooral hydrofoob is en hydrofiele stoffen daardoor moeilijk doordringen.
75
Wat zijn 2 soorten pleisters als vehicle
Fentanylpleister (startdosering 12 microgram per uur) Nitroglycerinepleister (5mg per 24 uur)
76
Conventioneel naaldinjectie
is een klassieke naald waarmee de huidbarriere wordt gepenetreerd. Hiermee passeer je de huid tot de subcutis laag (subcutane injectie) of tot de spierlaag (intramusculaire injectie). Voordeel is de wisselende hoeveelheden die geïnjecteerd kunnen worden. Nadeel van deze techniek is dat het pijnlijk is voor de patiënt, zeker bij herhaaldelijk gebruik en bij sommige ook naaldenangst.
77
Naaldvrij pneumatische injectie
Naaldvrij pneumatische injectie, nieuwe techniek met als voordeel dat er geen naald nodig wat ervoor zorgt dat het vrijwel pijnloos is.
78
Fractionele ablatieve laser
rijen kleine laser stralen huidkolomen worden verdampt zodat het medicament op de huid kan worden aangebracht. Let op: deze techniek en de microna
79
2 locaties van toedinging van een naald
Subcutaan (SC): Het medicijn wordt geïnjecteerd in het subcutane vetweefsel net onder de dermis, maar boven de spierlaag. Typische injectieplaatsen zijn de buik, bovenarm, of dijbeen. Intramusculair (IM): Het medicijn wordt geïnjecteerd in de spierlaag, die dieper ligt dan het subcutane vet. Veelgebruikte locaties zijn de musculus deltoideus, gluteus maximus, en vastus lateralis.
80
Alles over SC-injectie
lagere volumes tot 1,5 mL, langzame absorptie, huid optillen, lokale irritatie, 45 tot 90 graden
81
Alles over IM-injectie
volume tot 3,5 mL, snelle absorptie, diepere weefselschade/ pijn/ zwelling/abces/ zenuwschade, 90 graden
82
complicaties van injecties
hematomen, irritatie, huiduitslag, pijn, depotvorming (medicijn wordt langzaam opgenomen), Huidperfusie (goede circulatie), Infecties , Lipodystrofie (verdikkingen)
83
Biologicals
de werkzame stof is afkomstig van een levend organisme, kunnen binden aan een bepaalde stof of molecuul bijvoorbeeld antistoftheraptie met immuunsuppressie en stimulatie. Bijvoorbeeld door cytokines te vervangen of door een cel herkenbaar te maken voor immuuncellen of wordt aangezet tot apoptose. Bijwerkingen ontstaan voor de onderdrukking van het immuunsysteem
84
PROVOKE
P Plaats. R Rangschikking (afwijkingen ten opzichte van elkaar, afwijkingen over het lichaam (uitbreiding)). O Omvang (grootte). V Vorm. O Omtrek (begrenzing). K Kleur. E Efflorescentie
85
Desmosomen
In de epidermis en zorgt dat cellen aan elkaar kunnen hechten
86
parakeratose
kernen in de hoornlaag-> verstoorde hoornlaag
87
Merkel-cellen
onderste laag van de epidermis en hebben een rol in de tast
88
2 lagen van de dermis latijn
stratum papillaire: uitlopers in epidermis, stratum reticulaire: collageen en elastische vezels
89
Wat is er bij asymmetrie van huidaandoeningen vaak het geval
een exogene oorzaak bijv.: - huidinfecties - contactplaatsen bij contacteczeem
90
annulair
ringvormig
91
diffuus vs gedissemineerd
aaneengesloten vs verspreid
92
polygonaal vs polycyclus
veelhoekig vs veelbogig
93
Als je papuleuze purpura ziet (palpabele (voelbare) purpura) dien je altijd te denken aan
vasculitis (een bloedvatontsteking)
94
Squama
schilfer
95
Excoriatie (krabeffect)
Een epidermo-dermaal defect (puntvormige bloedingen zichtbaar)
95
Lichenificatie
Vergroving van het huidreliëf.
96
Ulcus
zweer
97
Verruca vulgaris
wrat
98
confluerend
samenvloeiend
99
reticulair
netwerk vorm
100
herpetiform
in groepjes
101
benamingen voor verdikking van de huid
macula: glad papel: verdikking minder dan 1 cm, dermis/epidermis plaque: verdikking groter dan 1 cm, dermis/epidermis nodulus/ nodus: kleiner/ groter dan 1 cm, dermis/subcutis dus altijd zonder schilfering bulla: holte/blaasje met helder vocht, kleiner dan 1 cm, epidermis vesikel: holte/blaasje met helder vocht, groter dan 1 cm, epidermis pustel: holte/blaasje gevuld met pus, groter dan 1 cm
102
wat is de belangrijkste histologische afwijking bij acuut exceem
ophoping van vocht in de epidermis (spongiose)
103
Hoe wordt acuut, subacuut en chronisch eczeem behandeld
is vaak nat dus met natte omslagen tot het indroogt, zinkoxidesmeersel FNA, vette creme's zoals lanette crème I, lanette crème II, cetomacrogol crème FNA, koelzalf zonder rozenolie, ureum crème of paraffine of vaseline worden gebruikt.
104
Hoe verschilt de voorkeurs plek van atopisch aczeem van kinderen naar volwassenen
in het gelaat maar niet bij het narcosekapje, daarna elleboogsplooien, knieholten, polsen, hals, nek en oogleden
105
Dit zijn uiterlijke kenmerken die vaak bij atopici worden waargenomen.
Atopische stigmata Een witte streep na krassen over de huid (dermographie blanche). Een verlaagde jeukdrempel. Huidplooitjes onder de ogen. Hyperpigmentatie rond de ogen. Laterale uitval van de wenkbrauwen. Droge huid (xerodermie) en schubvormige schilfering van de huid (ichthyosis levior). Fijne lijntjes op de vingers en in de handpalmen. Fijne, erythemateuze papeltjes op de bovenarmen (keratosis follicularis / keratosis pilaris).
106
Constitutioneel / atopisch eczeem
107
Psoriasis
chronische, auto-immuun aandoening, uitlokkende factoren en triggers: na geneesmiddelen, na infectie, na trauma, psychosociaal, TNF-alfa speelt een belangrijke rol bij de pathofysiologie, 30% ontwikkeld ook artritis
108
https://www.huidziekten.nl/diversen/provoke.pdf
!!!!
109
Alle functies van de huid
barriere, temperatuurregulatie, waarneming, omzetting van vitamine D3, sociaal
110
Waarvoor is vitamine D3 nodig
vorming en behoud van botten en tanden, afweersysteem spierfunctie
111
Ongunstige factoren voor de huid
Te veel water en zeep contact, te vaak desinfecteren, te veel peelings, afkeer van vette zalven
112
Ichthiosis vulgaris
schubben van schilfers op de huid
113
De atopische march
eerst eczeem en daarna verschillende voedselallergiën of astma dus vroege voedselintroductie
114
Huid prematuur vs neonaat
dunner, cellen kunnen elkaar niet goed vasthouden, makkelijker onstaan van blaren en hematomen-> eerdere infecties. Ook is het transepidermaal watertransport anders (warmte en dehydratie), verhoogde absorptie, systemische toxiciteit, zweetklieren werken soms nog niet goed, hogere ph, vernix caseosa (vette witte laag) afwezig
115
Huid kind vs volwassenen
bij kinderen kleinere bundels collageen en elastische vezels, meer water verlies, makkelijker UV-schade, dunnere epidermis, microbioom veranderd nog
116
Huidveroudering
dikkeren stratum corneum, dunnere epidermis, vertraagd herstel huidbarriere (minder NMF (vochtfactor), minder lipide aanmaak, hogere Ph, verminderde afweerreactie, minder elastine en collageen
117
5-Fluorouracil 5-FU
cutaan, bij maligne en pre-maligne huidafwijkingen, keratose en morbus bowen, oppervlakkige basaleomen, diepe carcinomen reageren hier niet op, gefluorideed pyrimidine, cytostatisch, antimetaboliet-> in DNA, remming van DNA, eerst lokale ontstekingsreactie, pas genezing na stoppen met creme, vorming van blaasjes en erosie, beperke inname van de huid, GDP-deficientie zorgt voor verhoogde kans op toxiciteit
118
Wat is een anafylaxie
acute (is niet altijd) heftige overgevoeligheidsreactie, als patiënt bekend is met allergeen en verlaagde bloeddruk, bij bifasisch treedt de 2e reactie gemiddeld na 10 uur op
119
Symptomen van anafylaxie
vaak acuut maar niet altijd bij verdovende middelen, vaak klachten van meedere orgaansystemen maar soms alleen van hart-vaat stelsel,
120
soorten mechanismen van anafylaxie
IgE gemedieerd: type 1 allergie Mest-cel gemedieerd
121
Wat is de verschillende presentatie bij kinderen met verschillende leeftijden met een anafylaxie
heel jong: netelroos/galbulten/urticaria, misselijkeheid/braken ouder: slikproblemen en kortademigheid
122
Wat zijn de 2 fases van IgE gemedieerde klachten
Acuut: doordat IgE bind aan mestcellen-> loopneus, jeuk, tranende ogen, astma, anafylaxie Langzaam: APC's-> T-lymfocyten-> verstopte neus, geiriteerde ogen, bronchiale problemen, eczeem
123
Mestceldegranulatie
IgE bind aan een eiwit, allergeen bindt aan IgE, bij 2 verbinden van IgE aan een mestcel onstaat er een dwarsverbinding waardoor stoffen vrijkomen uit de mestcel (bijvoorbeeld tryptase en histamine)-> klachten. Mestcellen zijn goed omdat ze tegen slangengif kunnen
124
Wat zijn de positieve effecten van adrealine op een anafylaxie
verhogen contractiekracht en hartritme, remt afgifte van mediatoren, verwijding van luchtwegen, perifere vatenconstrictie, verhoging bloeddruk, verlaging larynxoedeem
125
Waar moet je aan denken bij alleen larynxoedeem
C1-esterase deficiëntie of ACE-remmer
126
Hoelang moet je iemand observeren na anafylaxie
2 uur en 12 uur bij initiële hypotensie
127
Wat is immunologische tolerantie
gecontroleerd niet reageren op (auto)antigenen ->antigeen specifiek
128
Verschil centrale en perifere tolerantie
centraal: tijdens de ontwikkeling van de primaire lymfoïde organen (apoptose, of andere B-cel receptor) perifeer: secundaire lymfoïde organen en andere weefsels (anergie en supressie T-reg))
129
Wat is anergie
Inactivatie van leukocyten door: geen co-stimulatie waardoor hij in anergie gaat
130
Hoe werken T-regs
Groeifactor (Il-2) wegvangen immunosuppressieve cytokines maken granzymen-> apoptose wegvangen co-stimulatie
131
Mechanismen van mogelijke doorbraken van toleranties
- Polyclonale activatie-> B- en T-cellen worden geactiveerd zonder hun antigeen receptor vb. superantigeen (EVB, longcovid) - moleculaire mimicry: lichaamsvreemd en lichaamseigen lijkt zo erg op elkaar dat het verkeerd wordt herkend (GBS) - bystander activatie - Vrijgekomen afgeschermde autoantigenen-> zijn op een plek waar ze niet moeten zijn - Defect van Tregs (IPEX syndroom)
132
Type VI allergie
T-cel gemedieerd-> eerst de Sensibilisatiefase (eerste blootstelling) met neo-antigeen (verandering van antigeen waardoor het lichaamsvreemd wordt)-> Effectorfase (herhaalde blootstelling), reactie treedt vaak van 24-72 uur op
133
Allergie
veranderde reactiviteit van de gastheer na 1e contact
134
4 typen allergie
I: anafylactisch type-> IgE II: cytotoxische reactie IgE of IgM III: immuuncomplexen-> lokaal en systemisch IV: contact allergie-> cel gemedieerd
135
Type 1 allergie:
Snelle reactie, IgE, histamine en andere mediatoren ( tryptase en platelet-activating factor (PAF)) komen uit de mestcel, voedsel en inhallatie allergenen, insectensteken, medicamenten, urticaria, zwellingen in het gezicht/ hals, jeuk, GE-klachten, dyspneu, tensie daling-> anafylactische shock schok, IgE testen en eo's , RAST/phadiatop, priktest, intercutane testen, provocatie testen
136
Type 4 allegische reactie:
vertraagd, T-cel gemedieerd, eczeem, anamnese en lokalisatie belangrijk, testen door epicutaan test (meest voorkomende contact allergenen in europa), plakkers op de rug-> 3 keer komen in een week, niks met rug doen, plakken op normale huidf
137
corneocyten
hoorncellen, dode keratinocyten
138
haptenen
(klein moleculair deeltje) binden aan langerhanscellen-> bij IV allergie
139
Voorbeelden contact-allergie
PPD (verf), nikkel, kobalt
140
Welke type T-helper cellen en bijbehorende interleukines zijn betrokken bij de immunopathogenese van psoriasis
Th1/Th17 en IFN𝛾 / IL17
141
Wat zijn de zes voorkeurslokaties voor psoriasis vulgaris
Hoofdhuid, strekzijde ellebogen, nagels, genitaal, handruggen, tussen billen
142
Psoriasis guttata
druppelvorming-> kleine plekjes, vaak voorafgaand aan lucht weg infectie
143
Psoriasis inversa submammair
(psoriasis van de plooien) lichaamsplooien-> minder schilfering
144
erytrodermie
gehele huid is rood
145
NSAID
ontstekkingsremmend middel, remt onder andere het enzym cyclo-oxygenase-1 (COX-1), kan leiden tot urticaria
146
Oraal allergie syndroom (OAS)
milde vorm van een voedselallergie, waarbij er allergische klachten optreden in de mond en keel na het eten van rauw fruit, groenten of noten. Het komt vooral voor bij mensen met een boompollenallergie-> paraberksyndroom
147
Diagnostiek voedselallergie
Huidpriktest (HPT), bloedonderzoek-> IgE antistoffen, component resolved diagnosis (CRD), voedselprovocatie
148
Atopie syndroom
bestaat uit de volgende ziektebeelden: eczeem, voedselallergie, astma en allergische rhinoconjunctivitis
149
Sensibilisatie
het aanwezig zijn van IgE antistoffen tegen een bepaald allergeen. Dit kan getest worden middels een huidtest of bloedonderzoek. Het aantonen van IgE antistoffen alleen, wil nog niet zeggen dat iemand ook allergisch is.
150
AR
Allergische Rhinitis-> functies van de neus werkt niet goed, verband met astma, Typische uiterlijke kenmerken zijn de allergische groet (met de hand langs de neus omhoog wrijven), de allergische groeve (streepje over de neus door het vele omhoog wrijven) en de zogenoemde allergic shiners (blauwe ‘wallen’ onder ogen), intranasale corticosteroïden (INCS) en antihistaminica (AH), oraal of nasaal toegediend, INCS (intranasale corticosteroïden)
151
chronische AR (door HSM of huisdieren)
meer neusverstopping-> niezen bij opstaan
152
Nadelige Reactie op Medicatie (NRM)
Wat opvalt is dat onder de huidige definitie (zie onder) van nadelige reacties op medicatie vallen ook nadelige reacties die het gevolg zijn van medicatie fouten, off label gebruik, misbruik en overdosering
153
Farmacologische bijwerking (type A reactie)
Voorspelbare, dosisafhankelijke bijwerkingen. Ontstaan door versterkte of ongewenste farmacologische effecten van het medicijn Beïnvloed door: mensgebonden factoren, medicatiegebonden factoren
154
Overgevoeligheidsreactie (type B reacties)
Reageren klinisch als allergieën, maar symptomen zijn niet uniek, Immuungemedieerd = echte allergie (bijv. IgE-gemedieerd of T-cel gemedieerd). Niet-immuun = pseudoallergisch (lijkt op allergie, maar zonder immuunrespons). Direct (immediate/IHR): meestal binnen 1 uur. Vertraagd (non-immediate/NIHR): meestal >6 uur, maar kan variëren. Sommige type IV reacties zijn wel dosisafhankelijk. Genetische aanleg (HLA-types) kan risico verhogen, soms zelfs bij eerste blootstelling:
155
Type C bijwerkingen
ontstaan na langdurig en continue gebruik van een medicijn
156
Type D bijwerkingen
die zich pas manifesteren enige tijd nadat het medicijn is gestopt
157
3 hoofdtypes van nadelige reacties:
Immuungemedieerd (allergisch) → Type I t/m IV reacties Niet-immuun (pseudo-allergisch) → Lijken op allergie, zonder immuunrespons Farmacologische bijwerkingen → Type A reacties, door bekende werkingsmechanismen
158
Type A reacties – Farmacologisch of off-target effect
Werkzaamheid of bijwerking via: Gewenste receptor → gewenst effect Andere receptor of proces (off-target) → bijwerking
159
P-i concept (Pharmacological interaction with immune receptor)
Sommige medicijnen binden direct aan een HLA-molecuul en/of T-celreceptor (TCR) → dit activeert T-cellen zonder dat vooraf sensibilisatie nodig is. Lijkt op type IV allergie
160
medicatieallergie
een immuungemedieerde overgevoeligheidsreactie waarbij antilichamen of T-cellen specifiek reageren op een medicijn. Criteria: Geen farmacologisch effect, geen sensiblisatiefase nodig, reactie bij lage dosis, symptomen allergie, stopt bij verdwijnen medicijn, kruisreactiviteit kan
161
type 1 en 2 allergische reactie bij medicatie
1: 1-6 uur, IgE gevormd tegen hapteen-carrier complex, bij hernieuwde blootstelling ->mestceldegranulatie, 2: vertraagd, IgG of IgM bindt aan oppervlakte-eiwitten van bloedcellen-> fagocytose en celafbraak, Antistoffen kunnen ook binden aan matrixeiwitten, diagnostiek is moeilijk
162
type 3 en 4 allergische reactie bij medicatie
3: vertraagd, IgG of IgM bindt in het bloed aan medicatie → vormt immuuncomplexen, slaan neer in vaten in de benen, nieren of gewrichten, koorts 4: 24-72 uur, T-cellen worden geactiveerd die migreren naar de huid of organen
163
Verschillende mechanismen kunnen leiden tot T-cel activatie (bij type 4 medicatie allergie)
Allergische reactie via hapteen-carrier complex: Medicijn (hapteen) bindt intracellulair aan eiwit (carrier), wordt gepresenteerd door APC → activatie T-cellen. Directe farmacologische interactie (P-i concept): Medicijn bindt direct aan HLA-molecuul → activeert T-cellen zonder klassieke presentatie. Interactie met T-cel receptor (TCR): Medicijn bindt rechtstreeks aan TCR → directe T-cel activatie. Veranderd peptide repertoire (altered peptide repertoire hypothesis): Medicijn (zoals abacavir) verandert de vorm van HLA-molecuul, waardoor nieuwe peptiden gepresenteerd worden → T-cellen reageren op “eigen” eiwitten → auto-immuunachtige reactie (zoals DRESS bij HLA-B*57:01).
164
Niet-immuun gemedieerde overgevoeligheidsreacties (‘pseudoallergische reacties’)
alle bijwerkingen van medicatie waarvan de symptomatologie doet denken aan een allergie, maar waarbij de immunologische aard van de reactie niet kan worden aangetoond
165
Overgevoeligheidsreacties op biologicals worden onderverdeeld in:
1. Directe overgevoeligheidsreacties infusiegerelateerde reactie (Infusion Relateted Reaction: IRR), cytokine afgifte reactie (Cytokine Release Reaction: CRR) type I (IgE en IgG gemedeerde) reactie gemengde reactie (combinatie van 1a,b,c) 2. Vertraagde overgevoeligheidsreacties type III (immuuncomplex gemedieerde) reactie type IV ( T-cel gemedieerde) reactie.
166
Aan een type I overgevoeligheidsreactie kan in het algemeen gedacht worden als de reactie past bij ABCD:
A. Allergische symptomen. Zijn de symptomen passend bij een allergische reactie (zie onder symptomen)? B. Blootstelling. Heeft de reactie plaatsgevonden na blootstelling aan een potentieel allergeen zoals een geneesmiddel, voedingsmiddel, insectengif? C. Consequent & Cofactoren. Heeft de patiënt eerder en consequent gereageerd met vergelijkbare symptomen na blootstelling aan hetzelfde allergeen? Zijn er cofactoren identificeerbaar die kans en ernst van allergische reactie beïnvloeden: inspanning, alcohol, gebruik NSAID, infectie t.t.v. reactie, mastocytose D. Direct. Vond de reactie direct (meestal < 1 uur) na blootstelling plaats en zijn symptomen weer over in 12 tot 24 uur? Indien de anamnese past bij ABCD dan is er een indicatie voor allergie test. E. IgE. Is de patiënt gesensibiliseerd (huidtest of specifieke IgE bepaling) voor het potentiële allergeen?
167
De allergische symptomen die bij een type I reactie kunnen optreden kunnen afkomstig zijn van verschillende orgaansystemen:
* Huid en slijmvliezen: gegeneraliseerde jeuk, urticaria, erytheem of angio-oedeem * Bovenste en onderste luchtwegen ogen en neus: droge hoest, keelschrapen, dikke keel, benauwd, inspiratoir piepen (astma), expiratoir piepen (stridor), jeukende rode ogen, verstopte neus. * Mond en maagdarmkanaal: jeuk of irritatie in de mondholte of keel, misselijkheid, braken, buikkrampen of diarree in combinatie met minder allert zijn * Hartvaatstelsel: sense of doom gevoel, verminderd of buiten bewustzijn, systolisch bloeddruk < 90 mmHg of > 30% afname van systolische bloeddruk Als tegelijk of kort na elkaar meerdere symptomen optreden van verschillende orgaansystemen dan is sprake van een anafylactische reactie. Als tevens een lage bloeddruk of saturatie daling op treedt als gevolg van de allergische reactie dan is sprake van een anafylactische shock.
168
Systemic Symptom (DRESS), Acute Generalized Exanthematous Pustulosis (AGEP) of Stevens Johnson Syndroom (SJS) of Toxic Epidermal Necrolysis (TEN).
voorbeelden van vertraagde (late) overgevoeligheidsreactie (type B reactie)
169
De volgende bevindingen betreffen alarmsymptomen bij een vertraagde overgevoeligheidsreactie
* Afwijkingen bij lichamelijk onderzoek zoals koorts, lymfadenopathie en hepatosplenomegalie. * Huidafwijkingen zoals blaren, pustels, vasculitis en purpura en betrokkenheid van conjunctiva of slijmvliezen * Afwijkingen bij bloedonderzoek: verhoogde transaminases, eosinofilie, leukopenie, laag complement of bij urineonderzoek: proteïnurie
170
Tryptase-bepaling
Betrouwbare biomarker voor mestcelactivatie (bv. bij IgE-gemedieerde reactie). Bepaling binnen 30 min – 3 uur na de reactie. Significante stijging = piektryptase ≥ 1,2 × basale waarde + 2. Let op: verhoogde tryptase = indicatie, geen sluitend bewijs. Kan ook idiopathisch of fysisch geïnduceerd zijn.
171
Huidtesten voor medicatie allergiën
Directe (type I) reactie: Intradermale test (sensitiever dan skin prick test). SPT alleen bij orale medicatie, weinig sensitief. Specifieke IgE-testen zelden beschikbaar/sensitief. Vertraagde (type IV) reactie: Epicutane test (patchtest) of intradermale test met aflezing na 48–72 uur. Lage sensitiviteit bij ernstige vertraagde reacties.
172
Provocatietesten
Gouden standaard bij twijfel of tegenstrijdige huidtest/kliniek. Directe reactie: Oplopende doses tot volledige therapeutische dosis. 30–60 min tussenstappen, 1 uur observatie na afloop. Vertraagde reactie: Enkelvoudige dosis met monitoring in de dagen erna. Niet toegestaan bij SCAR (Severe Cutaneous Adverse Reaction). Dubbelblinde placebo provocatie bij vage of subjectieve klachten. ⚠️ Provocatietesten mogen alleen uitgevoerd worden door ervaren artsen met expertise in allergieën.
173
Kruisallergie
wanneer twee medicijnen gedeelde epitopen hebben, d.w.z. overlappende chemische structuren die herkend worden door dezelfde IgE-antistoffen of T-cellen. als iemand allergisch is voor amoxicilline dan is de kans op kruisallergie voor andere penicillines maximaal 50% Praktisch voorbeeld: Allergie voor amoxicilline ➝ kans op reactie op flucloxacilline (zelfde penicillinegroep), maar geen kruisallergie met ciprofloxacine (ander mechanisme en structuur: chinolonen).
174
ontlabelen of delabeling
Het verwijderen van de allergie-aanduiding, niet altijd met klinische testen
175
PEN-FAST beslisregel
Een hulpmiddel om snel te beoordelen of een patiënt met geregistreerde penicillineallergie een laag risico op echte allergie heeft, zonder eerst testen uit te voeren. 🔍 PEN-FAST: punten toekennen Klinisch kenmerk Punten Reactie ≤ 5 jaar geleden 2 Anafylaxie of angio-oedeem 2 Reactie waarvoor medische behandeling nodig was 1 SCAR (ernstige huidreactie) aanwezig ❌ Niet testen, niet ontlabelen Ontlabelen is veilig bij 0-2 punten ➕ Nieuwe voorspellende variabelen in PEN-FAST+: Acute huiduitslag op handpalmen/voetzolen, of Gegeneraliseerde jeuk of urticaria binnen 1 uur na inname, of Maculopapuleus exantheem dat ≥7 dagen aanhield ➡️ Als één van deze aanwezig is → 2 punten toevoegen aan de score
176
Wanneer gebruik je PEN-FAST of PEN-FAST+?
Situatie Advies Laag risico populatie Gebruik PEN-FAST Hogere kans op echte allergie (bijv. patiënten verwezen naar allergoloog) Gebruik PEN-FAST+ Kenmerken onbekend Gebruik PEN-FAST
177
DOC = Directe Orale Challenge
1 dosis penicilline, gevolgd door 1 uur observatie. Kan door elke arts worden uitgevoerd. Nuttig bij lichte twijfel of voor vertrouwen patiënt.