Blok 5 Week 2 Flashcards
(114 cards)
vasculitis
beschadiging van de vaatwand ten gevolge van een inflammatoir proces. Het wordt vaak gezien in de huid (cutane vasculitis), maar kan in principe overal in het lichaam en in elk orgaan optreden (systemische vasculitis).
De Chapel Hill classsificatie
een classificatiesysteem dat wordt gebruikt voor de indeling van vasculitis-> verdeelt vasculitiden op basis van de grootte van de aangetaste bloedvaten: grote, middelgrote en kleine bloedvaten->
- Kleine bloedvaten (kleine arterietakjes, arteriolen, capillairen, venulen)
- Middelgrote bloedvaten (zoals de a.renalis, hepatica, coronaria, mesenterica)
- Grote bloedvaten (aorta, a. temporalis)
twee pathofysiologische mechanismen bij vasculitis van de kleine bloedvaten
- ANCA (Anti-Neutrofiele Cytoplasmatische Antistoffen)-geassocieerde vasculitis (AAV): een groep auto-immuunziekten waarbij autoantistoffen gericht tegen intracellulaire antigenen in neutrofiele granulocyten, kleine bloedvaten aanvalt, wat kan leiden tot ontsteking en schade aan verschillende organen
- Immuuncomplex vasculitis: een type vasculitis waarbij het lichaam kleine bloedvaten aanvalt door de afzetting van immuuncomplexen (clusters van antigenen die gebonden zijn aan antilichamen)-> kan ontstaan door verschillende triggers, zoals:
Infecties
Auto-immuunziekten
Geneesmiddelreacties
3 vormen van ANCA geassocieerde vasculitis
ANCA-vasculitis (80%) (AAV)
- GPA (Granulomatosis with polyangiitis)
Voorheen bekend als de ziekte van Wegener. Vooral luchtwegen (neus, sinussen, longen) en nieren
- MPA (Microscopic polyangiitis)
Deze vorm treft voornamelijk de nieren en longen, maar kan ook andere organen aantasten
- EGPA Eosinophilic granulomatosis with polyangiitis (Churg-Strauss)
Voorheen bekend als het syndroom van Churg-Strauss. Deze vorm treft vaak de luchtwegen en gaat gepaard met astma en een verhoogd aan eosinofielen.
Voorbeelden van immuuncomplex vasculitis zijn:
IgA vasculitis (vaak bij kinderen) (Henoch-Schönlein) (IgAV)
Vaak bij kinderen met huidafwijkingen, buikpijn en gewrichtsklachten
Cryoglobulinemische vasculitis (CV)
Cryoglobulines (eiwitten die neerslaan bij lage temperature) veroorzaken onstekingsreactie in bloedvaten
Hypocomplementemic urticarial vasculitis (HUV) (anti-C1q vasculitis)
Zeldzame vorm van vasculitis , vaak gepaard met urticaria
Leucocytoclastische vasculitis
Leucocytoclastisch verwijst naar afbraak van leucocyten. Het manifesteert zich meestal als een huiduitslag. Verschillende factoren kunnen LC veroorzaken: infecties, medicatie, auto-immuunziekten, idiopathisch
Wat kunnen de symptomen zijn van vasculitis
Algemene klachten (koorts, vermoeidheid, gewichtsverlies)
Dyspnoe en hoesten
Buikpijn, maagdarmklachten
Nierproblemen (hematurie)
Neurologische klachten
Huidafwijkingen (purpura)
ecchymosen
grote oppervlakkige bloedingen
erytheem
wegdrukbare roodheid
huidafwijkingen bij kleine vaten vasculitis
petechiën, purpura, erytheem, hemorrharische bullae, superficiële ulceratie. Vaak op de onderbenen (want daar is mender sterke bloedflow en slaan immunocomplexen sneller neer)
Huidafwijkingen bij middelgrote vaten vasculitis
Subcutane noduli
Livedo racemose
Livedo reticularis
(Diepe) ulcera
Necrose
diagnose vasculitis
huidbiopt (HE en immunofluorescentie), om een systemische vasculitis uit te sluiten doe je een urinesediment of bloedonderzoek, op verdere indicatie aanvullend onderzoek
Beleid vasculitis
bij aangedane kleine vaten is geen behandeling nodig maar moet wel de oorzaak worden onderzocht, bij milde klachten behandeling met topicale corticosteroïden, Bij een ernstige vasculitis of systemische vasculitis bestaat de behandeling uit systemische immunosuppresive (prednison, dapson of een ander immunosuppresivum).
Hemostase
bloedstolling
Waardoor treedt vasoconstrictie op na beschadiging van de vaatwand
endotheline vrijkomt;
daardoor trekken de gladde spiercellen in de vaatwand samen.
Verschil functie endotheel in rust vs na beschadiging
Rust: antistollend, vrijkomen van T-pa, barriere tussen bloedbaan en subendotheel
Beschadigd: Von Hillebrand factor en factor VII, stollingsbevorderend
Het stollingsproces bestaat uit een aantal fases
Primaire hemostase: er wordt een bloedplaatjesprop (trombocytenplug) gevormd.
Secundaire hemostase: versteviging van deze plug met fibrinedraden.
Fibrinolyse: afbraak van het stolsel.
Wat doet de Von Willebrandfactor (VWF) bij primaire hemostase
bindt zich aan de trombocyten en zorgt ervoor dat trombocyten aan elkaar en rondom de beschadiging blijven plakken. Zo wordt de trombocytenplug gevormd.
Wat doen trombocyten bij primaire hemostase
- Adhesie (hechting bloedplaatjes aan endotheel);
hiervoor is onder andere de Von Willebrand factor nodig. - Aggregatie (hechting bloedplaatjes aan elkaar).
veranderen van vorm
secundaire hemostase
Zorgt voor versteviging van de bloedplaatjesplug door middel van vorming van fibrinedraden.
Tissue factor (TF, weefselfactor) is de belangrijkste initiator van de secundaire hemostase. Deze stof komt eveneens vrij uit het endotheel.
Vervolgens treedt een cascade van enzymactivatie (stollingsfactoren*) op in aanwezigheid van calcium en fosfolipiden. Dit noemen we de stollingscascade.
De laatste stap is de omzetting van fibrinogeen in fibrine.
*Stollingsfactoren worden gemaakt in lever. Aanmaak van factor II,VII, IX, X zijn afhankelijk van vitamine K.
De belangrijkste remmende factoren zijn:
Tissue factor pathway inhibitor (TFPI)
Antitrombine
APC systeem en proteïne S
tertiaire hemostase/ fibrinolyse
Fibrinedraden worden afgebroken en dit leidt tot afbraak van het bloedstolsel. Daardoor blijft het stolsel beperkt
Protrombine tijd (PT)
De tijd die nodig is om plasma te laten stollen na toevoeging van thromboplastine (een activator) en calcium.
PT kun je gebruiken
voor screening voor stollingsfactordeficiënties
monitoring antistollingsmedicatie via INR
Geactiveerde partiële tromboplastine tijd (APTT)
De tijd die nodig is om plasma te laten stollen na toevoeging van fosfolipide (ook een activator) en calcium.
APTT-reagens bevat geen tissue factor.
APTT kun je gebruiken voor
Screening voor stollingsfactordeficiënties
Autoantistoffen tegen stollingsfactoren
Monitoring heparinetherapie
Lupus anticoagulant (antistof die verhoogd tromboserisico geeft, dit komt aan de orde in de module trombose)
Hoe meet je fibrinolyse in het bloed
D-dimeren
Von Willebrandziekte
De types 1 en 3 betreffen een kwantitatieve afwijking. De verschillende types 2 zijn een kwalitatieve afwijking van de VWF.
1: relatief VWF tekort door verminderde aanmaak of verhoogde klaring
2A: kortere multimeren door verscheidene mechanismen
2B: ‘gain of function’ mutatie die leidt tot GP1B-alpha binding (bloedplaatjes)
2M: verminderde binding aan plaatjes of collageen
2N: verminderde binding aan FVIII
3: absoluut VWF tekort