Blok 5 Week 6 Flashcards

(84 cards)

1
Q

Waarom zijn tumoren op kinder leeftijd gevoeliger voor chemo en radiotherapie

A

Kindertumoren groeien veel sneller dan tumoren op volwassen leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vijf jaar na de diagnose leeft 84% van de kinderen nog, terwijl dit bij volwassenen 65% is.
Dit wordt mogelijk verklaard door:

A

Vijf jaar na de diagnose leeft 84% van de kinderen nog, terwijl dit bij volwassenen 65% is.
Dit wordt mogelijk verklaard door:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Acute lymfatische leukemie (ALL) bij kinderen, incidentie enz en symptomen

A

115 kinderen per jaar
85% gaat uit van de B-lymfocyten, 15% gaat uit van T-lymfocyten
Met name bij peuters/kleuters en pubers
Kan ook bij kinderen < 1 jaar (infant ALL)
Symptomen

Bleek door laag aantal rode bloedcellen
Bloedingsneiging door laag aantal bloedplaatjes
Infecties door niet goed werkende witte bloedcellen
Botpijn door verhoogde celrijkdom in beenmerg
Zenuwuitval door infiltratie van leukemie in CZS
Vergrote testis door infiltratie van leukemie in testis
Algehele malaise

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Acute lymfatische leukemie (ALL) diagnostiek en behandeling

A

1 - Volledig bloedbeeld
Hb - verlaagd
Leucocyten - verlaagd of verhoogd
Bloedplaatjes - verlaagd
Blasten - horen niet in bloed
2 - Beenmergpunctie
3 - Lumbaalpunctie
Wordt bij verdenking leukemie ook onder narcose gedaan. Het doel is om te kijken of er ook leukemiecellen in het hersenvocht zitten. Ten tijde van de behandeling wordt ook regelmatig een lumbaalpunctie gedaan om chemotherapie toe te dienen.
4 - Beeldvormende diagnostiek
X-thorax:
Om te kijken of er mediastinale verbreding is
Echo abdomen:
Om grootte van de lever en milt te beoordelen
Echo cor:
Om de contractiliteit van het hart te beoordelen ivm bepaalde chemotherapie die in het protocol zit
Overig:
Op indicatie

ALL2gether
ALL-Interfant voor kinderen <1 jaar
ESPALL voor speciale genetische eigenschap van leukemie
Duur: Ruim 2 jaar
Stamceltransplantatie: zelden nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Complicaties ALL

A

Infecties sneldelende cellen maken gezonde witte bloedcellen kapot / beschadiging barrières (slijmvliezen maagdarmkanaal)
Alopecia haren zijn sneldelende cellen
Diabetes door prednison of asparaginase
Thrombose door lijn / door asparagnisase
Convulsies door bloedingen/thrombose of als bijwerking van chemo
Pijn neuropathie

Lange termijn effecten lijken mee te vallen:

Vermoeidheid
Concentratiestoornissen
Botproblemen
Zelden: verminderde pompfunctie van het hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Acute myeloide leukemie (AML) incidenties en symptomen

A

25 kinderen per jaar
Op alle leeftijden
Als bij ALL, echter een paar meer opvallende symptomen:
Bleek door laag aantal rode bloedcellen
Bloedingsneiging door laag aantal bloedplaatjes
Infecties door niet goed werkende witte bloedcellen
Botpijn door verhoogde celrijkdom in beenmerg
Algehele malaise
Cave tandvleesbloeding door infiltratie leukemie
Cave cerebrale bloeding door verstoring stolling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

diagnostiek en behandeling AML

A

Als bij ALL, echter mediastinale verbreding wordt niet gezien bij AML.

Bloedonderzoek
Beenmergpunctie
Lumbaalpunctie (ruggenprik)
Beeldvormende diagnostiek

AML protocol

Duur: 1/2 jaar

Stamceltransplantatie: vaker dan bij ALL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Complicaties AML

A

Infecties sneldelende cellen maken gezonde witte bloedcellen kapot / beschadiging barrières (slijmvliezen maagdarmkanaal)
Alopecia haren zijn sneldelende cellen
Bloedingen
Vermoeidheid
Infertiliteit
Cardiotoxiciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Als er dan toch sprake lijkt te zijn van een kwaadaardige lymfeklierzwelling kan er sprake zijn van een:

A

Hodgkin lymfoom
Non Hodgkin lymfoom
Het non Hodgkin lymfoom wordt weer onderverdeeld in verschillende vormen:

Burkitt lymfoom
T-non Hodgkin lymfoom
Grootcellig B cel lymfoom
LCAL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Non Hodgkin lymfoom kinderen

A

Per jaar 30-50 kinderen in Nederland
Kan op alle leeftijden voorkomen
Associatie met Epstein Barr virus
Bolle buik
Benauwdheid
Lymfeklierzwelling
Obstructie van urinewegen/darmen
Snelgroeiend
Bloed
Er kan sprake zijn van infiltratie in het beenmerg, waardoor afwijkingen in het bloedbeeld
Voor Hodgkin-lymfoom: TARC (soort tumormarker)
Beeldvorming
X-thorax
Echo abdomen
CT/MRI
Pet-scan
Pathologie
Biopt
Protocol afhankelijk van type
Duur van de behandeling:
4-9 maanden (B-NHL)
2 jaar (T-NHL)
Nauwelijks rol voor stamceltransplantatie
Bij start van de chemotherapie kan er tumorlysis optreden: een sneldelende tumor is erg gevoelig voor chemotherapie en gaan cellen dus ook snel kapot met als gevolg oa nierproblemen
Mucositis
Neuropathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hodgkin lymfoom

A

Per jaar 30-40 kinderen in Nederland
Met name bij pubers
Associatie met Epstein Barr virus
Lymfeklierzwelling
Nachtzweten
Afvallen
Jeuk
Koorts
Langzamer groeiend
Bloed
Er kan sprake zijn van infiltratie in het beenmerg, waardoor afwijkingen in het bloedbeeld
Voor Hodgkin-lymfoom: TARC (soort tumormarker)
Beeldvorming
X-thorax
Echo abdomen
CT/MRI
Pet-scan
Pathologie
Biopt
Euronet protocol
Duur van de behandeling:
6 maanden
Nauwelijks rol voor stamceltransplantatie
Problemen door steroïden: diabetes, gedragsveranderingen
Neuropathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hersentumoren

A

symptomen zie notion, Diagnostiek

MRI hersenen
MRI wervelkolom
PET-scan
Biopsie
Lab: tumormarkers
Behandeling
Radiotherapie
Chirurgie
CHemotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Neuroblastoom (onrijpe zenuwcellen)

A
  • 30-40/jaar
  • leeftijd < 4 jaar
  • zwelling
  • malaise
  • uitval
  • beeldvorming
  • MIBG
  • urine (Catecholamine)
  • biopsie
  • chemotherapie
  • bestraling
  • operatie
  • immunotherapie
  • mucositis
  • neuropathie
  • gehoorschade
  • infertiliteit
  • gehoorschade
  • cardiomyopathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wilms tumor (nefroblastoom)

A
  • 35/jaar
  • leeftijd 2-4 jaar
    7% bilateraal
  • zwelling
  • hypertensie
  • hematurie
  • buikpijn
    • beeldvorming
  • meestal geen biopsie
  • pre-operatieve chemotherapie
  • operatie
  • soms bestraling
  • post-operatieve chemotherapie
    • neuropathie
  • leverprobleem
  • dialyse bij bilaterale tumor
    • verminderde groei na bestraling
  • cardiomyopathie
    eventueel niertransplantatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Levertumoren

A

Hepatoblastoom:
- 1-3/jaar
- leeftijd < 3 jaar

Hepatocellulair carcinoom:
- Zeldzamer
- leeftijd rond 5 jaar
- zwelling
- acute buik door bloeding
- ademhalingsproblemen
- soms verhoogd AFP
- beeldvorming
- biopsie
- pre-operatieve chemotherapie
- (sparende) operatie
- zo nodig levertransplantatie
- post-operatieve chemotherapie
- gehoorschade
- transplantatie gerelateerde problemen
- cardiomyopathie
- transplantatie gerelateerde problemen
- gehoorschade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bottumoren

A

Vaak goedaardig
Osteosacroom:
- 15/jaar
Ewing sarcoom:
- 13/jaar
- pijn
- zwelling
- fractuur
- bewegingsbeperking
- beeldvorming
- biopsie
- pre-operatieve chemotherapie
- (sparende) operatie
- post-operatieve chemotherapie
- bestraling
- gehoorschade
- nierproblemen
- gehoorschade
- nierproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hallm 1. Zelfvoorzienend

A

Kankercellen voorzien zelf in de productie van groeifactoren.
Het eerste kenmerk is dat kankercellen zichzelf een sein kunnen geven dat ze zich moeten vermenigvuldigen. Gezonde cellen vermenigvuldigen zich alleen wanneer ze dat door signalen van buiten de cel wordt aangegeven. Deze signalen komen in de vorm van groeifactoren, dit zijn kleine eiwitten die cellen produceren en afgeven in hun omgeving. Kankercellen kunnen echter leren zich te vermenigvuldigen zonder een signaal van groeifactoren te ontvangen. Ze doen dit in de eerste plaats door veel eigen groeifactoren te produceren en op de tweede plaats door extra groeifactorreceptoren op hun celoppervlak te plaatsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q
  1. Ongevoeligheid voor signalen van andere cellen
A

Het tweede kenmerk is dat kankercellen negatieve groeisignalen die ze van hun buurcellen ontvangen negeren. Normale cellen reageren op negatieve feedback van naburige cellen door het deelproces af te remmen, maar kankercellen zijn daar ongevoelig voor. Gezonde cellen vertonen bijvoorbeeld ‘contactremming’, wat voorkomt dat er te veel cellen in een te kleine ruimte zijn. Kankercellen zijn dit soort eiwitten van hun oppervlak verloren, waardoor zij niet gevoelig zijn voor deze contact-inhibitie signalen.

Kankercellen zijn belangrijke tumorsuppressor-eiwitten verloren – eiwitten zoals p53 en RB – die normaal gesproken cellen zouden vertellen te stoppen met groeien of vermenigvuldigen als er iets misgaat, zijn uitgeschakeld binnen kankercellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q
  1. Invasiviteit
A

Misschien wel het meest bekende kenmerk van kankercellen is hun reislust. De meeste cellen in ons lichaam blijven keurig binnen hun eigen weefsel zitten. Alleen onze witte bloedcellen kunnen zich verplaatsen en in en uit bloed en lymfevaten. Kankercellen krijgen echter sommige van deze witte bloedcelachtige eigenschappen door een proces op gang te brengen dat de ‘Epitheliale naar Mesenchymale overgang’ of ‘EMT’ wordt genoemd.

Kankercellen worden door dit fenomeen mobieler en kunnen als het ware door weefsels kruipen. Uiteindelijk veroorzaakt dit metastasen – wanneer een kanker zich naar andere delen van het lichaam verspreidt, weg van de oorspronkelijke tumor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q
  1. Onsterfelijkheid
A

Kankercellen kunnen zich eeuwig blijven vermenigvuldigen. Normale cellen kunnen niet oneindig vermenigvuldigen. Hun eindige capaciteit om te vermenigvuldigen is te wijten aan hun telomeren – stukjes DNA aan het einde van elk chromosoom. Telomeren worden steeds korter en korter naarmate een cel zich vermenigvuldigt. En wanneer de telomeren van een cel heel kort worden, zegt dit dat hij moet stoppen met vermenigvuldigen. Kankercellen maken echter een enzym dat telomerase wordt genoemd – dit verlengt de telomeren van de cellen en zorgt ervoor dat ze zich voor altijd vermenigvuldigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q
  1. Angiogenesis (nieuwe bloedvaten ontwikkelen)
A

Kankercellen kunnen hun eigen bloedtoevoer verzorgen. Om iets groter dan een suikerkorrel te groeien, heeft een kanker extra bloedtoevoer nodig. Om deze extra ​​bloedtoevoer te ontwikkelen laten kankercellen groeifactoren in hun omgeving vrij, zoals VEGF (wat staat voor vasculaire endotheliale groeifactor). VEGF zorgt ervoor dat bloedvaten ontkiemen en groeien, en dit wordt “angiogenese” genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q
  1. Geblokkeerde apoptosis (geprogrammeerde celdood)
A

Kernpunt 6 is dat kankercellen de celdood kunnen vermijden. Er is niet veel voor nodig voor een gezonde cel om zichzelf te vernietigen – een daling van de groeifactoren, of een signaal van een witte bloedcel is genoeg voor de cel om zijn eigen dood in gang te zetten. Dit gebeurt door middel van een zeer geordend proces dat ‘apoptose’ wordt genoemd. (Feitelijk pleegt de cel daarbij zelfmoord, maar ruimt eerst alles keurig op). Kankercellen vermijden apoptose door hoge spiegels van beschermende eiwitten te produceren.

Kankercellen missen vaak ook de zgn. dood veroorzakende eiwitten, die normaal gesproken een apoptose veroorzaken. Het beschermende eiwit P53, dat tegen DNA schade en tumorontwikkeling beschermd, ontbreekt bijvoorbeeld vaak in kankercellen. Dit eiwit zorgt ervoor dat, zodra een cel lijkt te gaan veranderen in een kankercel, het automatisch de cel zal gaan afbreken. Zonder p53 kunnen de cellen niet reageren op DNA-schade en zijn ze resistent tegen vele behandelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q
  1. Aangepaste energievoorziening
A

De manier waarop kankercellen energie produceren is anders dan dat in normale cellen.. Gezonde cellen produceren energie via een zeer efficiënt proces dat veel zuurstof vereist. Kankercellen, die vaak een slechte zuurstofvoorziening hebben, schakelen over op het gebruik van een proces dat ‘aerobe glycolyse’ wordt genoemd, waarvoor veel meer suiker nodig is, maar waarmee ze met veel minder zuurstof kunnen leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q
  1. Het immuunsysteem om de tuin leiden.
A

Kankercellen zijn er meesters in om te voorkomen dat ze worden vernietigd door het immuunsysteem. Onze witte bloedcellen beschermen ons tegen kanker door defecte cellen te herkennen en vernietigen.

Kankercellen verstoppen zich voor witte bloedcellen door defecte eiwitten van hun oppervlak te verwijderen. En ze onderdrukken witte bloedcellen die proberen ze te vernietigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
9. Instabiliteit van het DNA van de kankercel
Kankercellen zijn genetisch instabiel en pikken steeds meer mutaties op doordat ze zo snel delen. Gezonde cellen zorgen goed voor hun DNA – en repareren het bij breuken of foutjes, maar kankercellen gaan heel slordig met hun DNA om.
26
10. Ontstekingsactiviteit
Dit laatste hoofdkenmerk is feitelijk geen kenmerk van kankercellen zelf maar meer een effect is van hun invloed op de omgeving. Toch vonden Hanahan en Weinstein het zo belangrijk dat het een plaats kreeg om bij de 10 hoofdkenmerken te voegen.
27
Hallmarks van kanker op een rij
Ontsnappen aan groeisuppressie Instandhouden van proliferatieve signalen Ontwijken van immuundestructie Weerstand tegen celdood Activeren van invasie en metastase Eindeloos doorgaan met celdeling Inductie van angiogenese Dereguleren van cellulaire energievoorziening Genomische instabiliteit en mutatie Tumorpromoverende ontsteking
28
Aandoeningen passend bij het voorste mediastinum
Vaatafwijkingen Leukemie / lymfoom Thymusafwijkingen Kiemceltumor
29
Aandoeningen passend bij het middelste mediastinum
Sarcoidose Bronchogene cyste TBC
30
Aandoeningen passend bij het achterste mediastinum
Neuroblastoom Cyste
31
Dreigende dwarslaesie
een naar het wervelkanaal doorgroeiende botmetastase in een wervellichaam of een epidurale metastase Symptomen zijn: neurologische klachten, snel erger wordende klachten, pijn Kan door: Laaggradig glioom van het ruggemerg Extramedullaire leukemie Neuroblastoom Ewing sarcoom
32
acute CO vergiftiging
Een ernstige acute CO-vergiftiging kan leiden tot bewustzijnsverlies en zelfs tot de dood. De klinische verschijnselen waarmee een patiënt met een milde CO intoxicatie zich presenteert zijn variabel en aspecifiek, zoals hoofdpijn, misselijkheid, slaperigheid. Een chronische CO vergiftiging kan veel moeilijker vastgesteld worden dan een acute CO vergiftiging.
33
Wat is de belangrijkste reden dat de paO2 veel lager is dan in de buitenlucht, en dat de paCO2 veel hoger is dan in de buitenlucht?
Door de zogenaamde dode ruimte in de alveoli en bronchiolen
34
Het is duidelijk dat de hoeveelheid in bloed opgelost zuurstof bij lange na niet toereikend is om in rust aan de zuurstofbehoefte te voldoen, laat staan als de zuurstofbehoefte enorm toeneemt bij inspanning. Hoe dan wel
Door de aanwezigheid van hemoglobine in de rode bloedcellen wordt de zuurstoftransportcapaciteit van het bloed enorm verhoogd, Een rode bloedcel bevat ongeveer 270*106 Hb moleculen. In een liter bloed bevinden zich ongeveer 5*1012 rode bloedcellen. De totale hoeveelheid Hb in bloed bedraagt ongeveer 2.25 mmol/L.
35
Hoeveel mmol Hb-gebonden ijzer bevindt zich in 1 liter bloed, en hoeveel mmol Hb-gebonden O2 kan bloed maximaal bevatten?
9 mmol ijzer en 9 mmol O2
36
Zuurstofbinding aan hemoglobine (Hb)
O₂ bindt aan ijzer (Fe²⁺) in de heemgroep van hemoglobine bij hoge pO₂ in de longen. O₂ moet weer loskomen bij lage pO₂ in de weefsels. Alleen Fe²⁺ (ferrovorm) kan O₂ binden; Fe³⁺ (ferrivorm) kan dat niet. Omdat Fe²⁺ gemakkelijk geoxideerd kan worden door O₂, is er bescherming nodig.
37
Rol van de distale histidine
O₂ wordt “gesandwicht” tussen Fe²⁺ van de heem en een distale histidine in het globine. Deze structuur voorkomt oxidatie van Fe²⁺ naar Fe³⁺. De binding veroorzaakt een kleine vormverandering in het globine-eiwit.
38
Methemoglobine (metHb)
Bij oxidatie van Fe²⁺ → Fe³⁺ ontstaat metHb, dat bruin is. MetHb kan geen zuurstof binden. Normaal is <1% van het hemoglobine in metHb-vorm.
39
2,3-BPG
Een tussenproduct van de glycolyse in rode bloedcellen. Bindt aan gedeoxygeneerd hemoglobine (Hb), tussen de β-ketens. verlaagt de affiniteit voor O2-> Zorgt ervoor dat Hb gemakkelijker O₂ loslaat in weefsels.
40
Waarom heeft hemoglobine een sigmoïdale vorm en myoglobine een hyperbole vorm bij de zuurstofverzadegingscurve
Hb is een tetrameer, en Mb een monomeer 2.3-BPG bindt aan Hb maar niet aan Mb.
41
waardoor de tetrameer vorm van Hb leidt tot een S-vormige zuurstofverzadigingscurve.
De tetrameerstructuur van hemoglobine zorgt ervoor dat de binding van zuurstof coöperatief verloopt: de eerste O₂-binding is lastig, maar veroorzaakt een vormverandering waardoor de volgende O₂-moleculen makkelijker binden. Dit leidt tot een S-vormige (sigmoïdale) zuurstofverzadigingscurve, met weinig binding bij lage pO₂ en snelle toename bij hogere pO₂.
42
Hoe wordt bewerkstelligt dat in de longcirculatie Hb weer wordt opgeladen met O2 ondanks de aanwezigheid van 2.3-BPG.
In de longader is meer 2.3-BPG vrij aanwezig in de rode bloedcel, en minder gebonden aan Hb dan in de longslagader.
43
Zuurstofspanning (paO2)
de hoeveelheid O2 die vrij opgelost is in het bloed
44
zuurstofsaturatie (SpO2)
hoeveel oxyHb er aanwezig is in arterieel bloed, als percentage van de totale hoeveelheid Hb. Dit kan bij patiënten continue en non-invasief gemeten worden met een puls-oximeter.
45
werking van de puls-oximeter
Lichtabsorptie: De oximeter zendt rood licht (660 nm) en infrarood licht (940 nm) door het weefsel. OxyHb vs. deoxyHb: Oxyhemoglobine (Hb met O₂) absorbeert meer infrarood licht. Deoxyhemoglobine (Hb zonder O₂) absorbeert meer rood licht. Pulsatie: De oximeter detecteert het verschil in lichtabsorptie tijdens hartslagen (arteriële pulsatie) om zo het zuurstofverzadigingspercentage te berekenen. Weergave: Het resultaat wordt als SpO₂ (%) weergegeven, vaak samen met de hartfrequentie. Een normale SpO₂ is meestal tussen 95–100%. maakt echter geen onderscheid tussen O2-gebonden Hb en CO-gebonden Hb.
46
Waarop duidt een verlaagde paO2 waarde ?
Een verlaagde diffusiesnelheid over de alveolus-bloed barrière.
47
Welke drie soorten stoffen in de lucht zijn schadelijk voor de gezondheid?
Stikstofdioxide, fijnstof en ozon. Stikstofdioxide (NO₂) Bron: Vooral afkomstig van verkeer (dieselmotoren), industrie en verwarming. Effect: Irriteert de luchtwegen en verergert astma en COPD. Fijnstof (PM10 / PM2.5) Bron: Verkeer, houtstook, industrie, landbouw en natuurlijke bronnen (zoals zeezout of zand). Effect: Dringt diep door in de longen en kan hart- en vaatziekten, luchtwegproblemen en vroegtijdige sterfte veroorzaken. Ozon (O₃) Bron: Geen directe uitstoot; ontstaat bij zonlicht uit reacties tussen stikstofoxiden (NOₓ) en vluchtige organische stoffen (VOS). Effect: Kan ademhalingsproblemen geven, vooral bij inspanning of bij gevoelige groepen (zoals kinderen en ouderen).
48
Welke gezondheidseffecten kunnen optreden bij acute blootstelling aan luchtverontreiniging? En bij structurele blootstelling?
Acute blootstelling kan leiden tot hoesten, kortademigheid en irritatie van ogen, neus of keel. Daarnaast kan acute blootstelling bestaande hart- en vaatziekten of luchtwegaandoeningen verergeren, met eventueel ziekenhuisopname of vroegtijdig overlijden als gevolg. Structurele blootstelling aan luchtverontreiniging kan hart- en vaatziekten of luchtwegaandoeningen veroorzaken, zoals COPD, astma of longkanker. Ook zijn er steeds meer aanwijzingen dat structurele blootstelling aan luchtverontreiniging kan bijdragen aan het ontwikkelen van diabetes en dementie.
49
Hoe ontstaat koolstofmonoxide in huis
als een cv-ketel/ geiser niet goed werkt kan er koolstofmonoxide ontstaan-> geel/oranje vlammen zijn gevaarlijk
50
klachten koolstofmonoxide
hoofdpijn, misselijk, duizelig, vermoeidheid, bewustzijnsverlies
51
Wat moet je doen bij koolstofmonoxide gevaar
alle ramen en deuren open, kraan uit-> geen warm water gebruiken, monteur bellen, als klachten niet over gaan de huisarts bellen
52
GAGS (Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen) en in welke situaties opgeroepen
De Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen (GAGS) is een operationele functie van de GGD’en. De GAGS kan worden ingezet tijdens incidenten waarbij (vermoedelijk) gevaarlijke (CBRN) stoffen betrokken zijn. Rampen door radiologische of nucleaire stoffen Biologische rampen Chemische lekkages Terrorisme d.m.v. gevaarlijke stoffen Branden en explosies Asbest
53
waterstoffluoride behandeling
Inhalatie: vernevelen met calciumgluconaat (4 ml calciumgluconaat oplossing, 2,5%). Symptomatische behandeling. Ingestie: Melk laten drinken, om het aantal Ca2+-ionen te herstellen. Andere calciumoplossingen kunnen ook te drinken worden gegeven, zoals calciumgluconaat, of te kauwen in de vorm van calciumcarbonaat. Dermale blootstelling: Besmette kleding verwijderen. Huid spoelen met water. Blootgestelde lichaamsoppervlakken behandelen met calciumgluconaatgel.
54
waterstoffluoride
Huidcontact met vloeibare HF kan weefselvernietiging veroorzaken, vaak pijnloos in het begin. Systemische toxiciteit: fluoride-ionen binden calcium en magnesium → kan leiden tot: Hypocalciëmie Hartritmestoornissen Dood
55
Wanneer verschuift de zuurstofverzadigingscurve naar rechts en wanneer naar links
rechts: verhoging van de concentratie CO2, de concentratie H+ (dus verlaging van de pH), en de locale temperatuur. CO2 en H+ binden aan het eiwitdeel van het hemoglobine, en verlagen daarmee de affiniteit van het hemoglobine voor zuurstof. Links: In de longcirculatie treedt juist een linksverschuiving van de zuurstofverzadigingscurve op. Dit is het gevolg van de locale vermindering van de CO2 concentratie en verhoging van de pH. Hierdoor komen CO2 en H+ weer los van het Hb en neemt de affiniteit van het Hb voor zuurstof weer toe. Bedenk zelf waardoor de CO2 concentratie daalt en de pH stijgt tijdens passage van het bloed door de longcirculatie?
56
Bohr-effect gaswisseling
Het Bohr-effect beschrijft hoe CO₂ en pH de zuurstofaffiniteit van hemoglobine beïnvloeden. In een omgeving met veel CO₂ en/of lage pH (zoals werkende spieren), neemt de affiniteit van hemoglobine voor O₂ af. Hierdoor laat hemoglobine zuurstof makkelijker los aan de weefsels. Omgekeerd: In de longen, waar CO₂ laag is en de pH hoger, neemt de O₂-affiniteit van hemoglobine toe. Hemoglobine bindt gemakkelijker zuurstof uit de ingeademde lucht.
57
Hoe krijgt een foetus toch genoeg O2 als de pO2 maar 30 mmHg is
HbF heeft een grotere zuurstofaffiniteit dan HbA,
58
Het carboxyHb gehalte bij een zwangere vrouw met een CO intoxicatie is een onbetrouwbare maat voor het risico op zuurstofgebrek bij het ongeboren kind. Zo wordt het risico onderschat wanneer het carboxyHb gehalte bij de moeder weer genormaliseerd is. Bedenk twee redenen waarom het carboxyHb gehalte bij de moeder dan geen goede voorspeller is voor het risico op zuurstofgebrek bij het kind.
Door de lage pO2 in navelstrengsbloed en de sterke CO binding aan HbF verloopt de daling van het carboxyHb bij het kind veel langzamer dan bij de moeder. Omdat het carboxyHb gehalte bij de moeder al daalt zodra het slachtoffer zich verwijdert of verwijderd wordt van de bron van koolmonoxide, is het lastig te voorspellen wat de piek carboxyHb gehalte bij moeder en dus ook bij het kind was.
59
Bij zwangeren is het carboxyhemoglobine (CO-Hb)-gehalte in het bloed van de foetus altijd hoger dan in dat van de moeder, vooral bij CO-vergiftiging (tot 10–15% hoger). Dit komt doordat:
Foetaal hemoglobine (HbF) een hogere affiniteit voor CO heeft dan volwassen Hb. De lage pO₂ in het veneuze navelstrengsbloed de CO-binding aan HbF bevordert. HbF zuurstof moeilijker afgeeft, vooral bij CO-binding → vergroot risico op zuurstoftekort. Na de geboorte blijft dit risico tijdelijk bestaan door de aanwezigheid van HbF. Behandeling: Zuurstoftherapie is bij zwangere vrouwen met CO-vergiftiging extra belangrijk, omdat CO moeilijker uit foetaal Hb wordt verdreven dan uit maternaal Hb.
60
puls Co-oximetrie
Het percentage CO-Hb kan wel bepaald worden door de lichtabsorptie van het bloed te meten tegelijk bij een groot aantal verschillende golflengtes. In zogeheten puls Co-oximetrie kan het percentage CO-Hb en daarmee de zuurstofverzadigingsgraad nauwkeurig gemeten worden zonder bloed af te hoeven nemen, dus non-invasief.
61
Welke parameters zijn normaal bij CO-intixicatie
paO2, spO2, paCO2, Ph, dus ook ademhalingsfrequentie
62
LARISA
Locatie, activiteit, reiziger, incubatietijd, syndromen, aanvullend onderzoek
63
dengue
arbo virale infectie-> overgedragen via geleedpotigen, spierpijn, hoofdpijn, koorts, huiduitslag,
64
leptospirose
bacteriële infectie onstaan doordat ratten plassen in water, bloedonderzoek afwijkend, ook conjunctivus
65
salmonella
koorts, malaise, hoofdpijn, hoesten, buikpijn, vaker obstipatie dan diarree,
66
trypanosomiasis (afrikaanse slaapziekte)
door tsetsevlieg, rare grote puist, verder erg ziek,
67
Dermatocorticosteroiden
huidziekten, anti-inflammatoir, anti-profilatrief, jeuk verminderend, vasoconstrictie, DNA transcriptie wordt aangepast, ingedeeld in verschillende klasses van hoe sterkt ze werken en daarmee nemen de bijwerkingen ook toe
68
Wat te doen bij brandwond
kleding en sieraden enz verwijderen, lauwwater over de wond -> voor 1 uur effectief, slachtoffer warm houden, koud water minder effectief maar beter dan niks,
69
Langdurige blootstelling aan lood (zelfs in lage concentraties) kan leiden tot:
Bij kinderen: Verlaagd IQ en leerproblemen Gedragsproblemen (hyperactiviteit, aandachtsstoornissen) Vertraging in groei en ontwikkeling Anemie (bloedarmoede) Nierschade Bij volwassenen: Hoge bloeddruk en nierfunctiestoornissen Vermoeidheid, hoofdpijn, geheugenproblemen Bij zeer hoge blootstelling: buikpijn, spierzwakte, neurologische klachten Bij zwangeren: Risico op miskraam, doodgeboorte of vroeggeboorte Lood passeert de placenta → schade aan de foetale hersenontwikkeling
70
Hoe worden mensen blootgesteld aan lood?
Drinkwater uit loden leidingen (vooral bij huizen van vóór 1960) Inademing van loodstof (bijvoorbeeld bij renovaties met oude verflagen) Blootstelling via voedsel (besmetting via bodem of verpakking) Blootstelling via bodem of stof in huis (oude gebouwen, nabijheid industrie) Loodhoudende producten (oude sieraden, speelgoed, keramiekglazuur)
71
Wat adviseer je als GGD-arts bij vragen over lood blootstelling
Laat testen of er loden leidingen in de woning aanwezig zijn: Bouwjaar vóór 1960 = verdacht Een loodtest of keuring kan dit bevestigen Laat drinkwater testen op loodgehalte via waterbedrijf of particulier lab. Gebruik tijdelijk flessenwater voor babyvoeding, zwangeren en kinderen <7 jaar als er loden leidingen zijn. Vervang loden leidingen: structurele oplossing, ook voor huurwoningen (woningcorporatie of verhuurder informeren). Laat water eerst doorstromen als het lang heeft stilgestaan, om loodgehalte te verlagen (niet drinken uit de eerste straal water).
72
Vochtverlies aanvullen
Dien intraveneuze vloeistoffen toe aan volwassenen met brandwonden ≥15% TBSA (Totale Lichaamsoppervlakte dat Verbrand is). Gebruik hiervoor de aangepaste Parkland-formule: 3 ml Ringer-oplossing × lichaamsgewicht (kg) × % verbrande TBSA. Toedieningsschema: De helft van het berekende volume wordt gegeven in de eerste 8 uur, gerekend vanaf het tijdstip van het letsel, niet vanaf het moment van starten met de vochttoediening. De andere helft wordt toegediend over de volgende 16 uur, d.w.z. van 8 tot 24 uur na het letsel. Monitoring: Meet de urineproductie om de effectiviteit van de vochtresuscitatie te beoordelen. Dit is de belangrijkste manier om de toereikendheid van vochtresuscitatie te monitoren, maar kan alleen worden uitgevoerd met een blaaskatheter. De urineproductie moet minstens 0,3–0,5 ml/kg/uur bedragen, wat overeenkomt met ongeveer 30–50 ml/uur bij volwassenen (voor kinderen gelden andere waarden). Als de urineproductie onvoldoende is: Dien extra vocht toe via bolussen van 5–10 ml/kg, en/of Verhoog het volume dat in het komende uur wordt toegediend tot 150% van het geplande volume.
73
Hemoglobinurie
Een vroege complicatie van uitgebreide derdegraads brandwonden. Rode bloedcellen worden snel vernietigd, waarbij vrij hemoglobine in het plasma vrijkomt. Dit wordt via de urine uitgescheiden. Behandeling: Snel starten met vochttoediening om de urineproductie te verhogen tot 1–2 ml/kg/uur.
74
Myoglobinurie
Komt meestal voor bij rhabdomyolyse of spierafbraak. Mogelijke oorzaken: elektrische brandwonden, elektrocutie, stomp trauma of ischemie door compartimentsyndroom. Behandeling: Net als bij hemoglobinurie: vocht geven om de urineproductie te verhogen tot 1–2 ml/kg/uur.
75
Orale vochttoediening kan worden overwogen in de volgende situaties:
Er is geen IV- of intraossale toegang mogelijk Alleen orale toediening is praktisch Het alternatief is géén vochttoediening
76
diagnostiek bij inhalatieschade bovenste luchtwegen door brand ect ((hetzelfde als bij onderste luchtwegen)
Bij alle patiënten met een vermoedelijke inhalatieblessure moet het carboxyhemoglobinegehalte (COHb) worden gemeten. Er wordt een eerste röntgenfoto van de borstkas aanbevolen.
77
behandeling bij inhalatieschade bovenste luchtwegen door brand ect (hetzelfde als bij onderste luchtwegen)
Om verwondingen te behandelen waarbij de luchtwegen geblokkeerd zijn, dient u 100% zuurstof toe met een snelheid van 15 l/min via een niet-herademend masker. Beveilig de luchtweg door bvb head tilt chin lift
78
Er zijn twee soorten inhalatieletsel aan de onderste luchtwegen:
tracheobronchiaal en parenchymaal. Tracheobronchiaal letsel Het inademen van schadelijke chemicaliën en deeltjes, die aanwezig zijn in de rook van een brand, veroorzaken oxidatie en reductie van verbindingen die koolstof, zwavel, fosfor en stikstof bevatten. Wanneer zuren en basen oplossen in het vocht van de luchtwegen en longblaasjes, ontstaan ​​er chemische verbrandingen in de weefsels van de onderste luchtwegen. Parenchymale beschadiging Het longparenchym speelt een rol bij de vorming van afzettingen en afsluitingen, wat kan leiden tot een obstructie van de distale luchtwegen. Atelectase en alveolaire collaps zijn kenmerkend voor schade aan het longparenchym. Dit resulteert in de inactivering van de oppervlakteactieve stof, de vorming van ontstekingsuitscheidingen en een verlies van hypoxische vasoconstrictie.
79
Cyanide (HCN)-vergiftiging
Cyanidevergiftiging (HCN) treedt op wanneer HCN vrijkomt bij de verbranding van stikstofhoudende verbindingen uit kunststoffen, textiel en papier. HCN wordt via de longen opgenomen en bindt zich aan het cytochroomsysteem, waardoor de werking ervan wordt geremd. Dit resulteert in anaëroob metabolisme.
80
Diepte van brandwond inschatten
De diepte van de brandwond kan alleen worden geschat. Pas met behulp van Laser Doppler Imaging (LDI), 48 uur na de verbranding, is een nauwkeurigere dieptemeting mogelijk. Deze methode wordt echter alleen in gespecialiseerde brandwondencentra aangeboden. In de huisartsenpraktijk vormen de medische anamnese en het lichamelijk onderzoek de hoeksteen voor de classificatie van de diepte van brandwonden.
81
Lichamelijk onderzoek van de brandwond Voer een lichamelijk onderzoek uit om meer belangrijke informatie te verkrijgen over de diepte van de brandwond. Verwijder alle kleding om verborgen brandwonden te ontdekken. Beoordeel deze vijf punten tijdens het onderzoek:
Kleur en aspect van de brandwond – Een vochtig, roze oppervlak duidt op een oppervlakkige brandwond. Als het oppervlak droog en dof of vlekkerig is, wordt de brandwond geschat op een diepe, gedeeltelijke of volledige huiddikte. Blaren – Blaren kunnen gevuld zijn met vocht, los op de brandwond liggen of zelfs stevig aan de wond vastzitten. Blaren kunnen ontbreken na het verwijderen van kleding of na koeling met water. Capillaire vulling – Onderzoek het volledige oppervlak van de brandwond. Draag altijd wegwerphandschoenen. Een ontbrekende capillaire vulling duidt op een diepe brandwond. Houd er rekening mee dat de wond heterogeen is en verschillende oppervlakkige en diepe gebieden kan hebben. Over het algemeen is het centrale deel van de brandwond het diepst. Soepelheid – De soepelheid van de wond kan variëren van soepel, zoals normale huid, tot stijf, zoals leer. Houd er rekening mee dat oedeem de soepelheid kan beïnvloeden. Pijn – De pijn kan variëren van ernstig, bij oppervlakkige brandwonden, tot vrijwel afwezig, bij diepe brandwonden. Onthoud dat diepe brandwonden altijd een rand van een oppervlakkige brandwond hebben.
82
TBSA en handpalm methode en regel van negens
= Total Body Surface Gebruik de handpalmmethode voor brandwonden met een veronderstelde TBSA van <10%. Zorg ervoor dat de handpalm van de patiënt als referentie wordt gebruikt, niet die van de arts. De gehele handpalm van de patiënt, inclusief de gesloten vingers, heeft een TBSA van 1%, zowel bij volwassenen als bij kinderen. Handpalmmethode om TBSA te bepalen Regel van negen Gebruik de regel van negen voor brandwonden met een veronderstelde TBSA van >10%. Zorg ervoor dat de regel van negen is aangepast aan de leeftijd van de patiënt.
83
Ependymoom
84
pilocytair astrocytoom