Blok 5 Week 4 Flashcards
(64 cards)
Chronisch veneuze ziekte (CVZ)
ook wel chronische veneuze insufficiëntie (CVI) genoemd, is een aandoening waarbij de afvoer van bloed vanuit de benen naar het hart verstoord is door een slecht functionerend veneus systeem. Dit leidt tot ophoping van bloed (veneuze hypertensie) in de benen.
Symptomen: Zware, vermoeide benen
Spataderen (varices)
Zwelling (oedeem), vooral aan het eind van de dag
Huidveranderingen: bruine verkleuring, eczeem, atrofie blanche
Open been (ulcus cruris venosum) in ernstige gevallen
Risicofactoren CVZ
Diep veneuze trombose in de voorgeschiedenis
Geboortegewicht eerste kind
Multipariteit
BMI
Buikomvang-heupratio
Lengte
Leeftijd
Beroepsmatige lichaamshouding (staand beroep)
Vrouwelijk geslacht
Erfelijkheid
DD bij pijn in het been
Perifeer arterieel vaatlijden
Myotendinogene aandoeningen
Gewrichtsaandoeningen (artrose, reumatische aandoeningen, jicht)
Diabetische polyneuropathie
Neurologische aandoeningen (hernia nuclei pulposi, wervelkanaalstenose, caudasyndroom)
Restless legs, nachtelijke kuitkrampen.
Lymfoedeem
‘zwelling van een gedeelte van het lichaam veroorzaakt door accumulatie van interstitieel vocht door insufficiëntie van het lymfesysteem’. symptomencomplex. De oorzaak dient te allen tijde achterhaald te worden.
Oorzaken van lymfeoedeem kunnen zijn:
Een overbelasting van een normaal lymfesysteem (dynamische insufficiëntie) met high output failure/verhoogde preload
Een normaal lymfaanbod met een gestoorde afvloed: statische insufficiëntie/ low output failure/verhoogde afterload.
Combinatie van bovenstaande mechanismen.
teken van Stemmer
verdikte plooi tussen de tweede en derde teen bij het optillen van de huid. De verdikking is het gevolg van cumulatie van macromoleculen met secundaire hypertrofie en fibrose van de weefsels. De test is uiterst sensitief voor lymfoedeem.
Voor de vroegdiagnostiek bij patiënten na kankerbehandeling, lymfoedeem van de genitaliën en de armen of gelaat is de test niet bruikbaar.
Lipoedeem
chronische aandoening die alleen bij vrouwen voorkomt en die zich kenmerkt door een disproportionele vetverdeling aan de benen, billen en/of armen. Diëten en lichaamsbeweging hebben slechts een zeer beperkte invloed op lipoedeem. Bij lipoedeem aan de benen kunnen deze gevoelig zijn en vertonen gemakkelijk blauwe plekken na stoten
lipohypertrofie
Niet pijnlijke disproportionele symmetrische distributie van vetweefsel
Welke van de onderstaande criteria uit de anamnese helpen om de diagnose lipoedeem met meer zekerheid te stellen?
Dyscongruente vetverdeling
Geen / zeer geringe invloed van gewichtsvermindering op dyscongruentie
Snel pijn / blauwe plekken
Gevoeligheid bij aanraken / moeheidsklachten extremiteiten
Cuff sign: Indien de onderbenen zijn aangedaan, eindigen de vetdeposities abrupt boven de malleoli en zijn de voeten en enkels niet aangedaan zijn, waardoor een scherpe rand te zien is. Eenzelfde beeld is te zien wanneer de bovenste extremiteit is aangedaan: de vetdeposities lopen door tot aan de polsen, met daaronder zichtbaar slanke handen.
Vaatmalformaties
bij pasgeborene, benigne ‘weeffoutjes’ van bloedvaten, gelokaliseerde zwellingen van het been, gelijk bij geboorte
ulcus cruris venosum
een open beenwond die ontstaat door chronische veneuze insufficiëntie
Trombose
de pathologische vorming van een bloedstolsel in een bloedvat, waardoor dit bloedvat geheel of gedeeltelijk wordt afgesloten. Een arteriële trombose (afsluiting van een slagader/arterie) kan leiden tot een hart- of herseninfarct, een veneuze trombose tot een trombosebeen of -arm, of tot een longembolie. Het begrip veneuze trombo-embolie (VTE) is een verzamelnaam voor verschillende vormen van veneuze trombose.
Trias van Virchow
pathogenese van trombose; Endotheel beschadiging.
Stase of turbulentie in bloedstroom.
Hypercoagulabiliteit (verhoogde stollingsneiging).
Er zijn enkele bekende deficiënties of mutaties in de stollingsfactoren van de secundaire hemostase, die kunnen zorgen voor een verhoogde tromboseneiging
Antitrombine deficiëntie
Antitrombine remt trombine (ook FXa en FIXa in mindere mate) en daarmee de vorming van fibrine. Bij een deficientie is er dus minder rem op de vorming van fibrine.
Proteïne C deficiëntie
Geactiveerd proteine C remt FVa en FVIIIa en daarmee de vorming van fibrine. Bij een deficientie is er dus minder rem op de vorming van fibrine.
Proteïne S deficiëntie
Proteine S is een cofactor voor proteine C. Bij minder proteine S kan proteine C minder functioneren.
Factor V Leiden mutatie
Een puntmutatie in FVa, waardoor geactiveerd proteine C niet meer FVa kan inactiveren. Hierdoor is er meer fibrinevorming.
Prothrombinegen variant
Een puntmutatie in het protrombinegen, waardoor er meer protrombine is (110-120%) en daardoor meer trombine en dus fibrine wordt gevormd.
patiënt met verdenking op trombosebeen
Compressie ultrasonografie (CUS)
Venografie
D-dimeer onderzoek
Klinische kansschatting
Situaties waarin de D-dimeren verhoogd kunnen zijn
Trombosebeen of longembolie
Infecties/inflammatie, sepsis
Maligniteit
Hogere leeftijd
Zwangerschap
Postoperatief
D-dimeren zijn afbraakproducten van fibrine
Diagnostische strategie trombose
In de praktijk wordt de D-dimeer uitslag geïnterpreteerd samen met de kans op een trombosebeen: is de kans laag (uitgerekend met de klinische beslisregel) en de D-dimeer normaal, dan is een trombose uitgesloten.
In alle andere gevallen wordt er een echo gemaakt om de trombose aan te tonen of uit te sluiten.
4 antistollingsmiddelen die kunnen helpen bij trombose
Heparine-> remt de werking van factor Xa
Low Molecular Weight Heparin (LMWH)-> remmen van factor Xa en voorspelbaar
Vitamine K antagonisten
Directe orale anticoagulantia (DOAC)-> direct remmen van een stollingsfactor; factor Xa of trombine
Bloedingen onder orale antistolling
1% per jaar ernstige bloeding
0.25% fatale bloeding
Hogere kans op bloedingen bij:
Hogere leeftijd
Maligniteit
Acenocoumarol versus fenprocoumon
VKA versus DOAC
Posttrombotisch syndroom
Veel patiënten hebben na een trombosebeen klachten passend bij een posttrombotisch syndroom (PTS). De klachten onstaan door veneuze hypertensie, die ontstaat door persisterende veneuze obstructie en klepschade. Een elastische kous kan helpen in het voorkomen van een PTS. De kous ondersteunt de kuitspier, die zorgt voor het “omhoog pompen” van het veneuze bloed. Als een trombosebeen dik is, kan het in het begin gezwachteld worden tot de zwelling weg is. Daarna wordt een steunkous aangemeten en is het advies deze kous zo veel mogelijk te dragen. De beste ‘behandeling’ van PTS is preventie van trombose:
Tromboseprofylaxe bij hoog risico situaties:
(Orthopedische) OK’s.
Opname in een ziekenhuis met bedrust.
welke soort medicatie zorgt voor onderbeen oedeem
Calciumantagonisten , NSAID’s , Corticosteroïden , Antidepressiva, Hormoontherapie, chemotherapie
non-Hodgkin of Hodgkin lymfoom
Hodgkin-lymfoom en non-Hodgkin-lymfoom (NHL) zijn beide vormen van lymfeklierkanker, maar verschillen op belangrijke punten.
🧬 Verschil in celtype
Hodgkin-lymfoom: Kenmerkend zijn Reed-Sternbergcellen (grote abnormale B-cellen).
Non-Hodgkin-lymfoom: Geen Reed-Sternbergcellen; kan uitgaan van B-cellen of T-cellen.
stageringsonderzoek
CT-scans van hals, thorax, abdomen en bekken inclusief de liezen
FDG-PET scan
Beenmergonderzoek (morfologie, immunofenotypering en biopt).
Op indicatie verder onderzoek (bijvoorbeeld gastroscopie bij maagklachten)
Vanuit therapeutisch oogpunt (behandeling waarbij het doel is een patiënt te genezen of de overleving te verbeteren) zijn er grofweg twee soorten lymfeklierdissecties:
Regionale (selectieve) lymfeklierdissectie waarbij vooral aangedane en/of verdachte lymfklieren uit slechts een gedeelte van het betreffende lymfeklierstation worden verwijderd.
Radicale (uitgebreide) lymfeklierdissectie waarbij zoveel als mogelijk álle lymfklieren uit het specifieke lymfklierstation ofwel de gehele anatomische regio worden verwijderd, ongeacht of ze er verdacht uitzien of niet. Soms worden hierbij ook andere structuren zoals venen en spieren verwijderd.
Vanuit diagnostisch oogpunt worden ook grofweg 2 ingrepen onderscheiden, die niet beschouwd worden als lymfeklierdissectie:
Schildwachtklier procedure (sentinel node procedure) die vooral bij mammacarcinoom en melanoom wordt uitgevoerd om de N-status van de ziekte te bepalen, zonder dat er klinisch/radiologisch aanwijzingen zijn voor lymfekliermetastasen (zie ook leermodule sentinel node uit casus 4).
Pathologische lymfeklierextirpatie. Dit gebeurt meestal als er sprake is van verdenking op een maligne lymfoom bij een gezwollen lymfeklier, maar waarbij er nog geen definitieve histologische diagnose gesteld is. Meestal is voor adequate diagnose van een maligne lymfoom een histologisch biopt niet voldoende en moet de gehele lymfklier onderzocht worden. Derhalve wordt de volledige verdachte lymfeklier uit het lichaam verwijderd (zie de module Lymfoom uit casus 7).