Blok 5 Week 5 Flashcards
(95 cards)
ziekte van Sjögren
een auto-immuunziekte waarbij het eigen immuunsysteem met name de exocriene klieren (zoals speeksel- en traanklieren), droge ogen en mond, vermoeidheid, gewrichts- en spierpijn,
negatieve selectie van B-lymfocyten
B-cellen die een B-celreceptor (BCR) ontwikkelen die sterk bindt aan lichaamseigen antigenen (self-antigenen) worden of gedood door apoptose of ondergaan receptor herschikking voor verminderde reactie, in medulla
Positieve selectie van T-cellen in de cortex
Corticale epitheelcellen presenteren HLA (MHC)-moleculen met zelfpeptiden.
Alleen thymocyten (dubbelpositieve CD4+CD8+) die zwak binden aan eigen MHC krijgen een overlevingssignaal.
Dit zorgt ervoor dat alleen T-cellen die MHC kunnen herkennen verder ontwikkelen.
Negatieve selectie van T-cellen in de medulla
Medullaire epitheelcellen presenteren een breed scala aan lichaamseigen antigenen.
T-cellen die te sterk binden aan deze antigenen ondergaan apoptose.
AIRE
en transcriptiefactor die wordt geproduceerd door medullaire epitheelcellen.
AIRE zorgt ervoor dat deze cellen weefsel-specifieke antigenen tot expressie brengen (bijv. insuline, myeline, etc.).
Hierdoor kunnen T-cellen getest worden op zelfantigenen uit het hele lichaam, ook al bevinden die zich niet in de thymus.
Zonder AIRE: falende negatieve selectie → verhoogd risico op auto-immuunziekten zoals APECED.
immune priviliged sites
Het afschermen van lichaamseigen antigenen op bepaalde locaties van het lichaam, de zogenoemde immune priviliged sites. Potentieel autoreactieve lymfocyten zijn niet of nauwelijks in staat om in contact te komen met lichaamseigen antigenen-> hersenen, ogen, geslachtsdelen
Guillain-Barré syndroom (GBS)
vorm van ontsteking van het perifere zenuwstelsel waardoor patiënten in enkele dagen een ernstige verlamming kunnen krijgen van hun benen en armen, vaak door infectie door darmbacterie Campylobacter jejuni, als ziekte weggaat wordt het beter
darmbacterie Campylobacter jejuni
Deze bacterie brengt moleculen (lipo-oligosacchariden) tot expressie waarvan het suikerdeel lijkt op moleculen in menselijke zenuwen (gangliosiden). Deze gelijkenis staat bekend als molecular mimicry (‘moleculaire gelijkenis’).
APECED
(auto-immuunpolyendocrinopathie, candidiasis en ectodermale dystrofie).
gevolgen gendefect in deze genen:
AIRE
FAS
FOXP3
gestoorde centrale tolerantie
op welke manier HLA genen verschillend kunnen bijdragen aan auto-immuunziekten
Sommige HLA-moleculen kunnen autoantigenen beter presenteren, doordat hun bindingsgroeve bepaalde autoantigene peptiden goed herkent. Hierdoor kunnen autoreactieve T-cellen geactiveerd worden, wat bijdraagt aan auto-immuunziekten.
Linkage disequilibrium:
Soms komen bepaalde HLA-allelcombinaties samen vaker voor dan verwacht. Dit bemoeilijkt het bepalen welk specifiek allel verantwoordelijk is voor het verhoogde risico op auto-immuniteit.
Hoe leidt variatie in het CTLA-4-gen tot verhoogd risico op auto-immuniteit
CTLA-4 is een remmend (co-inhibitorisch) molecuul op T-regulatoire cellen (Tregs), die helpen voorkomen dat het immuunsysteem lichaamseigen weefsel aanvalt.
CTLA-4 bindt aan CD80/CD86 op antigeen-presenterende cellen (APC’s) en voorkomt daarmee activatie van T-cellen via het activerende molecuul CD28.
Als er een genetische variatie is die CTLA-4 minder functioneel maakt, kan deze remming falen.
Gevolg: Autoreactieve T-cellen (die lichaamseigen antigenen herkennen) kunnen makkelijker overleven en geactiveerd worden, wat leidt tot auto-immuunziekten.
Hoe zorgt variatie in het IL-2-receptor-gen voor verminderde remming van autoreactieve T-cellen?
Tregs hebben veel IL-2-receptor (CD25) op hun oppervlak. Ze gebruiken deze om IL-2 ‘weg te vangen’ – een groeifactor voor T-cellen.
Door IL-2 weg te nemen, remmen Tregs de groei van autoreactieve T-cellen.
Als er een genetische variant is waardoor de IL-2-receptor minder goed functioneert, kunnen Tregs minder goed IL-2 opnemen.
Gevolg: Autoreactieve T-cellen krijgen meer IL-2, gaan meer prolifereren en kunnen makkelijker auto-immuniteit veroorzaken.
rol van FoxP3
FoxP3 is de master-regulator van Tregs: het regelt de expressie van o.a. CTLA-4 en de IL-2-receptor.
Een defect in het FoxP3-gen leidt tot ernstige auto-immuniteit, zoals te zien bij het IPEX-syndroom, omdat Tregs hun functie volledig verliezen.
Wanneer heeft een vrouw in haar leven grote kans op ziekteactiviteti
kort na bevalling
Auto-immuniteit
als de immunologische tolerantie voor autoantigenen wordt doorbroken en er een immunologische reactie ontstaat tegen deze autoantigenen. Auto-immuniteit wordt gevonden bij alle gezonde personen en hoeft blijkbaar niet te leiden tot beschadiging van cellen, weefsels of organen. Auto-immuniteit heeft waarschijnlijk een belangrijke functies bij het bewaren van de normale homeostase, bijvoorbeeld door het opruimen van dode cellen en afbraakproducten.
Auto-immuunziekten
een immuunreactie tegen autoantigenen die leidt tot beschadiging van cellen, weefsels en organen, waardoor die hun normale functie verliezen en iemand ziek wordt. Een cruciale stap bij het ontstaan van een auto-immuunziekte is dat de auto-immuniteit bijvoorbeeld leidt tot het activeren van het complement systeem of het ontstaan van een lokale ontsteking. Bij auto-immuunziekten is er dus altijd sprake van auto-immuniteit, maar auto-immuniteit leidt niet altijd tot een auto-immuunziekte.
‘natuurlijke’ of fysiologische auto-antistoffen
bij gezonde personen auto-antistoffen gevonden tegen antigenen op vele verschillende typen cellen, weefsels en organen-> vormen een fysiologisch onderdeel van het normaal functionerende immuunsysteem, geproduceerd door plasmacellen, lage affiniteit en specifiteit. lage titer en IgM
T-bet
T-bet is een transcriptiefactor die CD4+ T-cellen laat differentiëren tot Th1-cellen, die belangrijk zijn voor de afweer tegen virussen en intracellulaire bacteriën. Het stimuleert de productie van IFN-γ en remt andere T-helperroutes zoals Th2 en Th17.
Als een bepaald type B-cel deze activeert, Hierdoor is deze B-cel in staat om beter te ‘praten’ met een T helper cel en, na de herkenning van verschillende soorten signalen, uit te groeien tot een antistof-producerende cel.
Indeling auto-immuunziekten per (belangrijkste) pathofysiologisch mechanisme:
Antistoffen tegen autoantigenen (type II)-> Myasthenia gravis en ziekte van Gravis
Immuuncomplexen (type III)-> Cryoglobulinemie en SLE
T-cellen tegen autoantigenen (type IV)-> Diabetes mellitus type 1 en MS
Antistoffen tegen autoantigenen (type II)
Bij sommige auto-immuunziekten veroorzaken autoantistoffen direct schade door te binden aan receptoren op celmembranen, vooral in endocriene en neurologische weefsels.
Ziekte van Graves: antistoffen stimuleren de TSH-receptor → overproductie van schildklierhormoon (hyperthyreoïdie).
Myasthenia gravis: antistoffen blokkeren en verwijderen acetylcholine-receptoren op spieren → spierzwakte en vermoeibaarheid.
Kortom: autoantistoffen kunnen receptoren stimuleren of blokkeren, wat leidt tot over- of onderfunctie van organen.
De specificiteit van autoantistoffen bepaalt welke cellen of organen worden aangetast.
Als het doelwit alleen in één orgaan zit → orgaanspecifieke auto-immuunziekte
Als het doelwit in meerdere organen zit → systemische schade
Bijv. Goodpasture-syndroom: antistoffen tegen collageen IV → schade aan nieren én longen
Snelle klinische verbetering na behandeling met plasmaferese, Een foetus of pasgeborene krijgt dezelfde klachten als de moeder
Met welke effecten kunnen autoantistoffen leiden tot een auto-immuunziekte
Blokkade en functieverlies van receptoren
Activatie van complement
Activatie van macrofagen en neutrofiele granulocyten (antibody-mediated cellular cytotoxicity)
Immuuncomplexen (type III)
Bij sommige auto-immuunziekten ontstaat schade door immuuncomplexvorming (vergelijkbaar met type III overgevoeligheidsreacties).
Antistoffen binden aan auto-antigenen → vormen immuuncomplexen
Oplosbare complexen worden normaal opgeruimd
Grote, onoplosbare complexen slaan neer in weefsels, vooral in kleine bloedvaten → veroorzaken ontsteking en vasculitis
Voorbeeld:
SLE (systemische lupus erythematodes)
Immuuncomplexen slaan neer in:
Bloedvaten
Nierglomeruli
Huidbasale membranen
→ SLE is daardoor een systemische auto-immuunziekte.
Immuuncomplexen activeren het complementsysteem (klassieke route via C1q), wat leidt tot een daling van C3 en C4 in het bloed.
Dit wordt gebruikt voor diagnose en monitoring van ziektes zoals SLE.
In de acute fase veroorzaakt complementactivatie vooral infiltratie van neutrofielen via complement- en Fc-receptoren.
In tegenstelling tot type II-reacties is er geen directe binding aan lokale auto-antigenen.
In de chronische fase worden pas lymfocyten geactiveerd.