Boek 2 Hoofdstuk 2 Flashcards
(99 cards)
1
Q
Vervoeren
A
To transport
2
Q
Goederen
A
Goods
3
Q
Het landschap
A
The landscape
4
Q
Het kalf
A
The calf
5
Q
Het blad
A
The leaf
6
Q
Vallen
A
To fall
7
Q
Het koor
A
The choir
8
Q
Het lied
A
The song
9
Q
Geel
A
Yellow
10
Q
Oranje
A
Orange
11
Q
Breken
A
To break
12
Q
Glad
A
Slippery
13
Q
Onvoldoende
A
Insufficient
14
Q
Het schip
A
The ship
15
Q
De politicus
A
The politician
16
Q
De medicus
A
The musician
17
Q
De datum
A
The date
18
Q
Het conservatorium
A
The academy of music
19
Q
De decennium
A
The decade
20
Q
De letterkunde
A
The literature
21
Q
Het heelal
A
The universe
22
Q
Hey heelal
A
The universe
23
Q
Goedkoop
A
Cheap
24
Q
Successvol
A
Successful
25
Het product
The product
26
Oplossen
To solve
27
De klant
The client
28
Het bloed
The blood
29
De artiest
The artist
30
Luid
Loud
31
Het applaus
The applause
32
Het gevaar
The danger
33
Centraal
Central
34
Het onderhoud
The maintenance
35
Het ontwerp
The design
36
Grafisch
Graphic
37
Koninklijk
Royal
38
Economisch
Economic
39
Het beleid
The policy
40
Katholiek
Catholic
41
Het geloof
The religion
The belief
42
Allerlei
All kinds of
43
Voldoende
Sufficient
44
De pastoor
The priest
45
De gemeenschaap
The community
46
De snoepwinkel
The candyshop
47
Grijs
Grey
48
Ongezond
Unhealthy
49
bedeolen
to mean
50
vervelend
annoying
51
verlopen
to expire
52
jawel
yes, sure
53
het sollicitatie-gesprek
the job interview
54
het gesprek
the conversation
55
de chemicus
the chemist
56
tussens ongs (houden)
to keep it between ourselves (for now)
57
de koffer
the suitcase
58
liegen
to lie
59
de test
the test
60
verschillend
different
61
het ding
the thing
62
de aandacht
the attention
63
het schema
the scheme
64
zich iets voorstellen
to imagine
65
het initiatif
the initiative
66
initiatif nemen
to take the initiative
67
het middelpunt
the centre
68
de belangstelling
the attention
69
tegelijk
at the same time
70
de emotie
the emotion
71
aanvoelen
to feel, to sense
72
De persoonlijkheid
The personality
73
Introvert
Introvert
74
Extravert
Extrovert
75
Optimistisch
Optimistic
76
Pessimistisch
Pessimistic
77
Bescheiden
Modest
78
Arrogant
Arrogant
79
Spontaan
Spontaneous
80
Gesloten
Closed, inhibited
81
Ambiteus
Ambitious
82
Lui
Lazy
83
Sociaal
Social
84
Eigenwijs
Stubborn
85
Gevoelig
Sensitive
86
Agressief
Agressive
87
Betrouwbaar
Reliable
88
Arrogant
Arrogant
89
Spontaan
Spontaneous
90
Onbetrouwbaar
Unreliable
91
Eerlijk
Honest, fair
92
Oneerlijk
Dishonest, unfair
93
Creatif
Creative
94
Chaotisch
Chaotic
95
Humoristisch
Humorous
96
Serieus
Serious
97
De fantasie
The fantasy
98
Geirriteerd
Irritated
99
Verwerken
To process
