Hoofdstuk 10 Flashcards
(75 cards)
1
Q
opstaan
A
to get up
2
Q
opendoen
A
to open
3
Q
aankomen
A
to arrive
4
Q
meenemen
A
to bring with you
5
Q
uitgaan
A
to go out
6
Q
afspreken
A
to make an appointment
7
Q
afwassen
A
to do the dishes
8
Q
uitrusten
A
to relax
9
Q
nakijken
A
to check
10
Q
invullen
A
to fill in
11
Q
de politie
A
the police
12
Q
zich vergissen
A
to make a mistake
13
Q
zelden
A
rarely
14
Q
sporadisch
A
sporadically
15
Q
soms
A
sometimes
16
Q
regelmatig
A
regularly
17
Q
meestal
A
usually
18
Q
zich herinneren
A
to remember
19
Q
zich schamen
A
to be ashamed
20
Q
zich vervelen
A
to be bored
21
Q
verschrikkelijk
A
terrible
22
Q
zich haasten
A
to hurry
23
Q
zich verslikken
A
to choke
24
Q
zich verspreken
A
to say something you’re not supposed to say
25
stoppen
to stop
26
opletten
to pay attention
27
opruimen
to clean up
28
het uitroepteken
the exclamation mark
29
doorlopen
to move along
30
noteren
to write down
31
roepen
to call (shout)
32
het bord
1. the plate
2. the sign
33
Maak je huiswerk!
Do your homework!
34
de boer
the farmer
35
het boerenmeisje
the farm girl
36
het bedrijf
the company
37
de collega
the colleague
38
het perfectum
the perfect tense
39
het voltooid deelwoord
the past participle
40
de punt
the dot
41
to hand out
uitdelen
42
afkijken
to cheat
43
in plaats van
instead of
44
uitleggen
to explain
45
herhalen
to repeat
46
eens
1. once
2. just
47
het filmpje
the video
48
het verschil
the difference
49
tussen
between
50
lachen
to laugh, to smile
51
aanzetten
to turn on
52
huiswerk opgeven
to give homework
53
vrij
free
54
zichzelf
himself/herself
55
oefenen
to practise
56
de relatie
the relationship
57
een relatie hebben
to be in a relationship
58
samenwonen
to live together
59
alleenstaand
single
60
verloofd zijn
to be engaged
61
getrouwd zijn
to be married
62
gescheiden zijn
to be divorced
63
de man
1. the man
2. the husband
64
de vrouw
1. the woman
2. the wife
65
de echtgenoot
the husband
66
de echtgenote
the wife
67
het huisdier
the pet
68
de partner
the partner
69
de baan
the job
70
de studie
the study
71
voltijd
full-time
72
deeltijd
part-time
73
kennismaken
to get acquainted
74
Leuk je te ontmoeten
Nice to meet you
75
Prettig kennis te maken
Nice to meet you
