Boek 2 Hoofdstuk 8 Flashcards
(64 cards)
1
Q
Bezitten
A
To possess
2
Q
De garage
A
The garage
3
Q
M’n
A
My
4
Q
Z’n
A
His
5
Q
D’r
A
Her
6
Q
Het start online
A
It is online
7
Q
Het avondje
A
The evening
8
Q
Voorstellen
A
To suggest
9
Q
Plotselling
A
Suddenly
10
Q
Daten met
A
To date with
11
Q
De boerderij
A
The farm
12
Q
De single
A
The single, bachelor
13
Q
De romantiek
A
The romanticism
14
Q
De aflevering
A
The episode
15
Q
Genant
A
Awkward
16
Q
De deelnemer
A
The participant
17
Q
De stof
A
The material
18
Q
De gespreksstof
A
The subject of the conversation
19
Q
De koe
A
The cow
20
Q
Melken
A
To milk
21
Q
Hard lachen
A
To laugh out loud
22
Q
De tv-gids
A
The TV guide
23
Q
De samenvatting
A
The summary
24
Q
De zender
A
The broadcasting channel
25
Uitzenden
To broadcast
26
De camping
The camp site
27
Groeten
Greeting
28
De reportage
The report, documentary
29
De leeftijd
The age
30
Crimineel
Criminal
31
Zich baseren op
To base on
32
Waargebeurd
True (story)
33
Liefs uit
With love (from)
34
De toekomst
The future
35
Opbouwen
To build (up)
36
Cultureel
Cultural
37
De samenleving
The society
38
Steenrijk
Very rich
39
Straatarm
Very poor
40
Ruilen
To exchange
To swap
To trade
41
Het evenement
The event
42
Van...tot
From...till
43
De rubriek
The category
44
De documentaire
The documentary
45
Het praat-programma
The talk show
46
Het journaal
The news
47
De jeugd
The youth
48
Het jeugdjournaal
The youth news
49
Het nieuws
The news
50
De misdaad
The crime
51
De misdaadserie
The crime series
52
Het reis-programma
The travel programme
53
De soap
The soap opera
54
De ondertiteling
The subtitles
55
Het drama
The tragedy
The play
56
Dramatisch
Dramatic
57
De actualiteit
The actuality, the topic of the day
58
Beoiend
Fascinating
59
Ontroerend
Emotional
60
Schokkend
Shocking
61
Indrukwekkend
Impressive
62
Gaaf
Cool
63
Het speelt zich af in
It is set in
64
Het gaat over
It is about
