Hoofdstuk 13 Flashcards
(96 cards)
1
Q
family
A
gezin
2
Q
twince
A
tweeling
3
Q
to be close
A
goed met elkaar opschieten
4
Q
classical
A
klassiek, typisch
5
Q
sibling rivalry
A
rivaliteit tussen broer en zus
6
Q
foster- brother
A
halfbroer
7
Q
to bring up children, to raise children
A
kinderen opvoeden
8
Q
in this day and age
A
in deze tijd
9
Q
to have a baby
A
een kind krijgen
10
Q
she didn’t have me, she got me
A
ze heeft me niet gebaard, maar gekregen
11
Q
nuclear family
A
gezin
12
Q
extendend family, relations
A
familie
13
Q
foster-parent
A
pleegouder
14
Q
foster-child
A
pleegkind
15
Q
foster-brother
A
pleegbroer
16
Q
stepmother
A
stiefmoeder
17
Q
stepchild
A
stiefkind
18
Q
half-brother
A
halfbroer
19
Q
sibling
A
broer of zus
20
Q
twins
A
tweeling
21
Q
identical (twins)
A
eeneiig
22
Q
paternal (twins)
A
twee-eiig
23
Q
adoptive parent
A
adoptieouder
24
Q
adopted child
A
adoptiekind
25
aunt
tante
26
uncle
oom
27
niece/ nephew
nicht/ neef
28
cousin
nicht/ neef
29
great- grandmother
overgroot moeder
30
mother-in-law
schoonmoeder
31
in-laws
schoonfamilie
32
old bore
zeurkous
33
acquaintance
kennis
34
casual acquaintance
oppervlakkige kennis
35
neighbour
buurman
36
distant relation
ver familielid
37
close relation
nabij familielid
38
bosomfriend
boezemfriend
39
pal
goede vriend
40
mate
maat
41
foe/ enemy
vijand
42
mistress
minnares
43
lover
minnaar
44
resentment
wrok
45
to be on the horizon
in aantocht zijn
46
I can't stand him
ik kan hem niet uitstaan
47
to be at loggerheads
het altijd oneens zijn
48
to be head over heels in love with
smoorverliefd zijn op
49
the first signs of love
de eerste tekenen van liefde
50
de liefde verklaren
to declare one's love
51
op de schouder kloppen
to pat on the back
52
iets tegen iemand zeggen
to object to someone
53
op iemand vallen
to fancy someone
54
iemand ten huwelijk vragen
to propose to someone
55
instemmen iemand te trouwen
to consent to marry
56
iemand het hof maken
to court someone
57
met iemand naar bed gaan
to make love to someone
58
liefde op het eerste gezicht
love at first sight
59
verliefd zijn op iemand
to be in love with someone
60
van iemand houden
to love someone
61
onbeantwoorde liefde
to carry a torch for someone
62
ze mogen elkaar niet
there is no love lost between them
63
voor geen goud
not for love nor money
64
een game waarin een van de twee partijen geen enkel punt gemaakt heeft
it's a love game
65
onbehoorlijk voorstel
indecent proposal
66
een buitenlander
foreigner
67
een vreemdeling
stranger
68
iemand die niet de nationaliteit heeft van het land waarin hij verblijft
alien
69
zich verontschuldigen
to apologize
70
zich interesseren voor
to be interested in
71
zich vergissen
to be mistaken
72
zich laten overhalen
to be persuaded
73
zich verbazen
to be surprised
74
zich beklagen over
to complain of
75
zich aankleden
to dress
76
zich begeven (inlaten)
to embark
77
to feel
zich voelen
78
zich gereed maken
to get ready
79
zich haasten
to hasten/ to hurry
80
zich verbergen
to hide
81
zich indenken
to imagine
82
zich aansluiten bij
to join
83
zich verslapen
to oversleep
84
zich realiseren
to realise
85
zich herinneren
to remember
86
zich terugtrekken
to retire
87
zich vestigen
to settle
88
zich scheren
to shave
89
zich omdraaien
to turn round
90
zich wassen
to wash
91
zich afvragen
to wonder
92
zich zorgen maken
to worry
93
ik herinner het mij
I remember
94
wij sloten ons bij de groep aan
we joined the party
95
ik voelde me eenzaam
I felt lonely
96
we keken elkaar aan
we looked at one another