microscopie van mond tot anus 1 Flashcards

1
Q

In de gehele tractus digestivus is dezelfde microscopische structuur te onderscheiden. Hoe ziet deze er uit?

A
  • Mucosa: bestaat in de mondholte en slokdarm uit plaveiselepitheel, verderop in de tractus digestivus uit cilinderepitheel. De mucosa bestaat uit 3 lagen: de lamina epithelialis mucosae, de lamina propria mucosae (bestaande uit bindweefsel, bloedvaten en immuuncellen) en de lamina muscularis mucosae (bestaande uit glad spierweefsel)
  • Submucosa: bestaat uit bindweefsel (fibroblasten) met bloedvaten en de plexus submucosus
  • Tunica muscularis: vaak opgedeeld in een laag circulair en longitudinaal spierweefsel, bevat ook de myentische plexus
  • Serosa/ adventitia: de adventitia is losmazig bindweefsel wat zich bevindt tot de laatste centimeters van de oesophagus. Vanaf hier gaat dit over in de serose, wat bestaat uit een laag gladde, platte cellen. Deze zorgt voor de beweeglijkheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het mucosa-geassocieerd immuunsysteem?

A

Deze bestaat uit losse of gegroepeerde lymfocyten of macrofagen, direct onder het epitheel zitten. Deze produceren onder andere immunoglobulinen welke samen met proteïnen complexen vormen tegen de enzymatische degradatie in het lumen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het enterisch zenuwstelsel?

A

Deze verzorgt de onwillekeurige bewegingen van de darm. Er zijn 2 zenuwplexussen aanwezig. De submucosale plexus (ofwel plexus van Meissner) bevindt zich net onder de mucosa. De myentische plexus (ofwel plexus van Auerbach) ligt tussen de circulaire en longitudinale spierlaag in. De plexus van Meissner en de plexus van Auerbach zorgen voor de peristaltiek. De cajal-cellen zijn de pacemakercekken voor de peristaltiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Benoem verschillende ziektebeelden rondom het enterisch zenuwstelsel.

A

Bij de ziekte van Hirschprung ontbreken de ganglioncellen in een deel van de darm.
Bij de ziekte van Chagas zijn de ganglioncellen aangedaan.
Ook emotionele stress kan zorgen voor problemen met het enterisch zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Epitheel van de oppervlak van de tong?

A

Het oppervlak van de tong bevat plaveiselepitheel met afwisselend wel en geen verhoorning.
Zo is het palatum durum, de bovenkant van de tong en het tandvlees verhoornd, maar de onderkant van de tong, mondbodem, palatum molle en de keelholte niet.
In het epitheel zijn papillen ingebed. De tong bevat heel veel zenuwtakjes. Er zijn in en rond de tong veel speekselklieren en dikke lagen skeletspier aanwezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De papillen op de tong?

A

Het oppervlak van de tong is bezet met verschillende soorten papillen, belangrijk voor transport van voedsel en het waarnemen van smaak.
Achter in de tong zitten 8 tot 12 (circum) vallata papillae, in de vorm van de letter V. deze smaakpapillen zijn bekleed met niet-verhoornend epitheel. Dit zijn de grootste papillen (1-3 mm).
Aan de zijkant van de tong zijn de foliata papillae aanwezig, ook smaakpapillen welke bekleed zijn met niet-verhoornend epitheel.
De filiforme papilla liggen op het oppervlak van de tong en zorgen voor het mechanisch transport van voedsel. Deze bevatten geen smaakorganen en zijn bekleed met verhoornend epitheel. Deze hebben een spitse smalle vorm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn Papillae circumvallatae?

A

Dit is een verhevenheid die over gaat in de groeve.
Op de klier zitten meerdere lagen plaveiselepitheel. Met name in de groeve zijn ophelderingen aanwezig in het epitheel. Dit zijn smaakbekers.
Jonge mensen hebben meer smaakbekers dan oudere mensen.
Naast de smaakbekers zijn veel Schwann-cellen en axonen van smaakbekers aanwezig.
Onder de papil zijn ganglioncellen aanwezig die de informatie van de smaakbekers naar het CZ vervoeren. Naast de groeves liggen ook nog speekselklieren, belangrijk voor de waarneming van de smaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de eigenschappen van smaakorgaantjes (Taste buds)?

A

Elk smaakorgaantje bestaat uit 25 tot 100 verschillende cellen.
De belangrijkste cellen zijn de gustatorische cellen. Zij dragen taste hairs en hebben een verbinding met het lumen. De taste hairs nemen de chemische samenstelling van het voedsel waar. Dit zijn de functionele cellen van de smaakbekers.
De ondersteunende cellen zijn de transitionele cellen. Zij optimaliseren de functie van de gustatorische cellen.
Basale cellen kunnen zich prolifereren tot beide cellen en zijn gelegen onderaan de smaakorgaantjes.
Ganglioncellen zijn te herkennen aan licht cytoplasma en met een lichte celkern met een kleine nucleus. De ganglioncellen ontvangen informatie van de smaakbekers en leiden de informatie naar het centraal zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de eigenschappen van plaveiselepitheel?

A

Plaveiselepitheel is een laag epitheel met meerdere cellen (keratinocyten) die op elkaar stapelen. Naar het oppervlak toe worden de cellen platter. Er is veel regeneratie, iedere paar dagen wordt het epitheel opnieuw gevormd vanuit stamcellen verbonden met het bindweefsel in de mucosa.
Het epitheel hoort niet te verhoornen. Als er in het slijmvlies toch witte plekken aanwezig zijn, is dit een teken van verhoornende carcinomen. Op het epitheel is dan een laagje hoorn aanwezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De tanden van de mens?

A

Een mens heeft 32 vaste tanden en 20 melktanden. Er is een indeling in 4 kwadranten:
1. Bovenkaak rechts
2. Bovenkaak links
3. Onderkaak links
4. Onderkaak rechts
Bij kinderen is er een indeling in 8 kwadranten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Opbouw van de tanden?

A

De tand bestaat uit verschillende elementen.
Het oppervlak is glazuur, enamel genoemd (96% mineralen, 4% water). Het is de hardste substantie van het lichaam. Ter hoogte van de hals gaat het enamel over in het cementum. Onder het enamel is het tandbeen aanwezig, de dentine.
Dentine bepaalt de vorm van elke tand. Dentine is harder dan botweefsel door de hoge concentratie calciumzout, maar het bevat anders dan bot geen bloedvaten.
De bloedvoorziening vindt plaats via de wortel van de tand, de pulp. De pulp bevat ook zenuwen. Enamel heeft geen bloed nodig. De tand zit vast in het bot (processus alveolaris) door cementum en door kleine, dwarsgelegen ligamenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe werkt de tandontwikkeling?

A

De tanden beginnen met groeien in de zesde maand, wat ongeveer veertien maanden duurt.
Het vervangen van melktanden begint ongeveer het zesde levensjaar.
Het enamel orgaan ontstaat gedurende 6-8e week van de embryonale ontwikkeling. Het enamel orgaan ontstaat op het epitheel oppervlak in de mondholte. Hieruit differentiëren later ameloblasten (cilindrische cellen) die verantwoordelijk zijn voor het produceren van enamel.
Vanuit de diepte van de mondholte, het mesenchym, ontstaan iets later in de ontwikkeling de dentale papillen. Hieruit differentiëren odontoblasten (ook cilindrisch), welke dentine produceren. Deze productie duwt het enamel orgaan in de concave vorm.
Helemaal aan het einde van de tandontwikkeling (na 14 maanden) ontstaan vanuit de zijkanten cementoblasten die cementum produceren om de verbinding tussen bot en tand stabiel te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Speekselklier in de mondholte?

A

In de mondholte zijn drie grote speekselklieren aanwezig. Zij produceren tot een liter speeksel per dag.
De grootste speekselklier is de glandula parotis, welke sereus speeksel produceert voor de hydrolyse van carbohydraten en proteïnen.
De glandula submandibularis produceert meer sereus dan mucineus speeksel, voor de hydrolyse van proteïnen en lysozymen. Deze klier is verantwoordelijk voor 2/3 van de totale hoeveelheid speeksel.
De glandula sublingualis produceert mucineus speeksel met wat sereuze elementen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de belangrijkste functies van de speekselklieren?

A
  • Excretie: mucustransport (mucineus), water en amylase voor de digestie (sereus)
  • Antibacteriele stoffen: immunoglobines, lysozyme, peroxidase
  • Spoelwerking, afname van tandplaques: calcium heeft een bufferwerking, dit zorgt voor demping van de schommeling is zuurgraad (pH) en remt de ontkalking van de tand.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de opbouw van speekselklieren?

A

De speekselklieren zijn opgedeeld in kleine lobuli. Het bindweefsel bepaalt deze opdeling.
Door het bindweefsel stroomt bloed en water.
In de lobuli liggen de functionele cellen van de speekselklier: de tubulo-acinaire eenheden.
Tubulo-acinaire eenheden bevatten acini (welke speeksel produceren) en ducti.
De ducti gaan over vaan eenlagig naar meerlagig epitheel.
De cellen bevatten cilia voor het transport.
In de acini vindt de secretie van speeksel plaats.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn eigenschappen van de slokdarm?

A

De functie van de slokdarm is het transporteren van voedsel naar de maag.
De mucosa van de slokdarm bevat plaveiselepitheel.
Het oppervlak ziet er met de microscoop wat rafelig uit, omdat de cellen steeds vernieuwd worden door basale cellen.
Deze epitheellaag is breed om zo de submucosa te beschermen tegen de buitenwereld.
Onder het epitheel ligt bindweefsel. Dit bindweefsel wordt tot aan de muscularis mucosae de lamina propria genoemd.
Ook is deze laag erg vaatrijk.
De muscularis mucosae ligt in de lengterichting van de slokdarm en kan de slokdarm verkorten.
De tunica adventitia gaat in de laatste centimeters van de oesophagus over de serosa.

17
Q

Wat is het Barett syndroom?

A

Frequente/ chronische reflux van zuur kan leiden tot het Barret syndroom. Bij dit syndroom is het dikke epitheel vervangen door eenlagig cilindrisch epitheel (darm- of maagepitheel). Deze vervanging van epitheel heet intestinale metaplasie waarbij slijmbekercellen (Globetcellen) in de wand gaan groeien om het zuur uit de maag te bufferen in de oesophagus. Als dit proces doorgaat, kan dit proces ontaarden in dysplasie, wat kan ontaarden in een adenocarcinoom. Dit lijkt klein en onschuldig, maar groeit heel snel en wordt op die manier levensbedreigend.