Caminos I Unidad 4 Flashcards
(35 cards)
0
Q
Een rondreis door Argentinië
A
Una vuelta por Argentina
1
Q
Van alles door elkaar
Lett: roerei
A
Revuelto
2
Q
Boomloze grassteppe in Zuid-Amerika
A
La pampa
3
Q
Zuid-Amerikaanse cowboy
A
El gaucho
4
Q
Vuurland
A
Tierra del Fuego
5
Q
Schiereiland
A
La península
6
Q
Persoonlijk
A
Personal
7
Q
Lezen
A
Leer
8
Q
Poema
A
El puma
9
Q
Jaguar
A
El jaguar
10
Q
Herkomst
A
El origen
11
Q
Inheems
A
Indígena
12
Q
In Spanje worden vier talen gesproken
A
En España se hablan cuatro lenguas
13
Q
Die / dat
Betrekkelijk voornaamwoord
A
Que
14
Q
Baskisch
A
El vasco
15
Q
Situatie
A
La situación
16
Q
Gecompliceerder
A
Más complicado /-a
17
Q
Hoofd-, belangrijkste
A
Principal
18
Q
Inheemse taal
A
La lengua indígena
19
Q
Coca (plant)
A
La coca
20
Q
Aardappel
A
La papa (LA)
21
Q
(Ze) komen
A
Vienen (inf: venir)
22
Q
Een andere taal
A
Otra lengua
23
Q
Deze taal
A
Esta lengua
24
Personen van Europese afkomst
Personas de origen europeo
25
Een grote invloed
Una gran influencia
26
Chileen(se)
El/la chileno /-a
27
Cubaan(se)
El/la cubano /-a
28
Normaal
Normalmente
29
Alle
Todos / todas
30
Elkaar begrijpen
Entenderse
31
Zonder problemen, moeiteloos
Sin problemas
32
Na het lezen
Después de la lectura
33
Handelen
Actuar (yo actúo)
34
Communiceren
Comunicar
