Caminos Jaar 2 Diversen II

Question 1

Boomgaard met fruitbomen

Answer 1

Un huerto con árboles frutales

Question 2

Weide

Answer 2

Un prado

Question 3

Koelkast

Answer 3

El frigorífico / frigo / nevera

Question 4

informatiebord

Answer 4

cartel

Question 5

inchecken

Answer 5

facturar

Question 6

boarding pass

Answer 6

tarjeta de embarca

Question 7

band op luchthaven

Answer 7

cinta

Question 8

of omgekeerd

Answer 8

o alreves

Question 9

houthakken

Answer 9

cortar leña

Question 10

waar dan ook

Answer 10

a donde sea

Question 11

laat me met rust

Answer 11

déjame en paz!

Question 12

ga

Answer 12

vete!

Question 13

val me niet lastig

Answer 13

no me molestas!

Question 14

het interesseert me niet

Answer 14

no me interesa nada

Question 15

het boek gaat over

Answer 15

el libro se trata de ..

Question 16

groter maken

Answer 16

alagar

Question 17

TVhet apparaat

TV (op TV)

Answer 17

televisor

television

Question 18

wc

Answer 18

aseo + los servicios

Question 19

verschil indefinido en imperfecto

Answer 19

indefinido : eenmalig + opsomming
imperfecto: duurt langer dan 1 keer + beschrijving
(“was aan het zijn” gevoel)

Question 20

Ik ben vaak in Spanje geweest

Answer 20

Yo estaba muchos años en España

Question 21

Bij “este” gebruik je

Answer 21

Perfecto (voltooide tijd) (voelbaar; je haalt het naar je toe)

Question 22

Bij ayer gebruik je

Answer 22

altijd indefinido

Question 23

Bij een opsomming gebruik je

Answer 23

indefinido, entré la casa, cogí un café etc.

Question 24

Alles delen

Answer 24

Todas las partes

Question 25

bijkeuken

Answer 25

trascocina

Question 26

vooral; | overal

Answer 26

sobre todo; | por todo, por todo la casa

Question 27

afwasmachine

Answer 27

lavaplatos

Question 28

Koffie apparaat

Answer 28

la cafetera

Question 29

Algemeen gebruik "men" | "Waar kan men"

Answer 29

Hay que comer | Hay que recoger

Question 30

Tegenwoordige tijd

Answer 30

Presente

Question 31

Verleden tijd bij gebeurtenis/handeling

Answer 31

Indefinido

Question 32

Verleden tijd bij gewoonte/achtergrond

Answer 32

Imperfecto

Question 33

Voltooide tijd Tegenwoordige tijd | hij heeft gegeten

Answer 33

Presente Perfecto

Question 34

Voltooide tijd Verleden tijd | hij had gegeten

Answer 34

Pluscuamperfecto

Question 35

Toekomende tijd

Answer 35

Futuro

Question 36

Conditional Mood / Toekomende tijd | verleden tijd: ik zou .....

Answer 36

Condicional

Question 37

Aanvoegende wijs: Kome wat komen zal; Koste wat het kost Redde wie zich redden kan; Leve de Koning! Hij/Zij ruste in vrede

Answer 37

Subjuntivo

Question 38

Tegenwoordig deelwoord | is draaiende bijv

Answer 38

Gerundio

Question 39

Gebiedende wijs

Answer 39

Imperativo

Question 40

Ik ben ontzettend moe

Answer 40

estoy hecho pulvo (muy cansada)

Question 41

ze werd ziek

Answer 41

se puso enferma

Question 42

gedurende enkele maanden

Answer 42

por unos meses

Question 43

Ik denk niet aan de viezigheid

Answer 43

No quiero pensar EN la suciedad

Question 44

pannekoeken

Answer 44

panques

Question 45

Wat deden jullie / Hoe doorgebracht

Answer 45

Cómo pasásteis? | Qué hicísteis?

Question 46

Was er een band?

Answer 46

Había una banda

Question 47

kater

Answer 47

una resaca

Question 48

geen druppel

Answer 48

ni una gota

Question 49

vuurwerk

Answer 49

fuegos artificiales

Question 50

complimentjes

Answer 50

piropos

Question 51

Schrijf het op

Answer 51

apuntalo

Question 52

wat een troep

Answer 52

Qué lio

Question 53

proefen

Answer 53

probar

Question 54

proberen

Answer 54

intentar

Question 55

geleden

Answer 55

hace

Question 56

sinds + tijdstip

Answer 56

desde

Question 57

sinds + perode

Answer 57

desde hace

Question 58

Hace desde Hace Desde

Answer 58

Hace desde vienticinco años estoy casada Hace veinticinco años me cansé con .... Desde 1989 estoy viviendo en .....

Question 59

Kreeg / Had

Answer 59

Tuve (kreeg bijv. accidente) Tenía : had Bij leeftijd altijd Tener

Question 60

in plaats van

Answer 60

en lugar

Question 61

meer dan een eeuw geleden

Answer 61

hace más de un siglo

Question 62

twee weken geleden

Answer 62

hace dos semanas

Question 63

Sinds meer dan

Answer 63

Desde hace más

Question 64

geen oog dicht doen

Answer 64

no pegar ojo

Question 65

door / gedurende

Answer 65

tras

Question 66

de voorbereidingen

Answer 66

las visperas

Question 67

Er was versus | Er vond plaats

Answer 67

Había - er was | Hubo - er vond plaats

Question 68

Ik kende | ik leerde kennen

Answer 68

Conocía | Conocí

Question 69

Had | Kreeg

Answer 69

Tenía | Tuve

Question 70

Wist | Vernam

Answer 70

Sabía | Supe

Question 71

Er was een aardbeving | Er waren 26 gewonden

Answer 71

Hubo un terremoto | Había 26 heridos

Question 72

Heb je zojuist ontbeten?

Answer 72

Acabas de desayunar?

Question 73

Na acabar de volgt

Answer 73

heel werkwoord